gepubliceerd op 31 mei 2001
Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 28, derde lid van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
9 MEI 2001. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 28, derde lid van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, inzonderheid op artikel 28, derde lid;
Gelet op het advies van de Minister van Binnenlandse Zaken gegeven op 15 september 2000;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 13 november 2000;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 4 januari 2001;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Zodra de beschermingsofficier een persoon zijn vrijheid heeft benomen en die persoon ter beschikking heeft gesteld van een politieambtenaar, overeenkomstig artikel 28 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, stelt hij een formulier op naar het hierbijgevoegde model. Dit formulier wordt ter ondertekening voorgelegd aan de betrokkene. Indien hij weigert te tekenen, wordt daarvan melding gemaakt.
Art. 2.Het formulier neemt artikel 28 van de voormelde wet van 30 november 1998 over en bevat bovendien de volgende inlichtingen : 1° de zo volledig mogelijke identiteit van de vastgehouden persoon;2° de datum en het precieze tijdstip van de vrijheidsbeneming;3° de plaats, omstandigheden en de redenen van de vrijheidsbeneming;4° het precieze tijdstip waarop de van zijn vrijheid beroofde persoon ter beschikking is gesteld van de politieambtenaar;5° de naam en hoedanigheid van de politieambtenaar bedoeld in 4°. Het formulier wordt in drie exemplaren opgesteld, een origineel en twee kopieën.
Het origineel is bestemd voor de politieambtenaar die beschikt over de vastgehouden persoon.
Een kopie wordt toegezonden aan de persoon die het voorwerp uitmaakt van de vrijheidsbeneming.
De tweede kopie wordt bewaard door de officier van de Buitendiensten van de Veiligheid van de Staat die belast is met de leiding van de beschermingsofficieren en melding ervan wordt gemaakt in een speciaal daartoe bijgehouden register.
Art. 3.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 4.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 9 mei 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN
Bijlage bij het koninklijk besluit van 9 mei 2001 Model van het formulier dat moet worden ingevuld in geval van vrijheidsbeneming met toepassing van artikel 28 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
MINISTERIE VAN JUSTITIE VEILIGHEID VAN DE STAAT Koning Albert II-laan 6, bus 2, 1000 BRUSSEL VRIJHEIDSBENEMING (Koninklijk besluit van 9 mei 2001 tot uitvoering van artikel 28, lid 3, van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten) Op ....................... om ................. uur (1), wordt de genaamde . . . . . geboren op ............................. te . . . . . gedomicilieerd te . . . . . vastgehouden overeenkomstig artikel 28 van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten : « Bij het vervullen van hun opdrachten kunnen de beschermingsofficieren, in geval van volstrekte noodzaak, overgaan tot het vasthouden van een persoon, ten aanzien van wie er op grond van zijn gedragingen, van materiële aanwijzingen of van de omstandigheden, redelijke gronden zijn om te denken dat hij voorbereidingen treft om een misdrijf te plegen, of die een misdrijf pleegt dat het leven of de fysieke integriteit van de te beschermen persoon ernstig in gevaar brengt, met als doel hem te beletten een dergelijk misdrijf te plegen of teneinde dit misdrijf te doen ophouden en hem ter beschikking te stellen van een politieambtenaar die zal overgaan tot de bestuurlijke aanhouding, overeenkomstig de artikelen 31 tot 33 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.
De door de beschermingsofficier verrichte vrijheidsbeneming mag nooit langer duren dan de tijd vereist door de omstandigheden die haar rechtvaardigen en mag in geen geval zes uur te boven gaan. Deze termijn gaat in vanaf het ogenblik waarop de betrokken persoon als gevolg van het optreden van een beschermingsofficier, niet meer beschikt over de vrijheid van komen en gaan. .......
Als de vrijheidsbeneming wordt gevolgd door een bestuurlijke aanhouding, overeenkomstig de artikelen 31 tot 33 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, wordt de maximale duur van de bestuurlijke aanhouding met een overeenkomstige periode verminderd. » Plaats, omstandigheden en redenen van de vrijheidsbeneming : Om ........................ uur (1), wordt de betrokkene ter beschikking gesteld van (2) ............................
De betrokkene, De beschermingsofficier, De politieambtenaar, _______________ (1) Precies tijdstip (2) Naam en hoedanigheid van de politieambtenaar Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 9 mei 2001 tot uitvoering van artikel 28, lid 3, van de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN