Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 januari 2006
gepubliceerd op 08 februari 2006

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten

bron
federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2006000073
pub.
08/02/2006
prom.
09/01/2006
ELI
eli/besluit/2006/01/09/2006000073/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 JANUARI 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 121 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, zoals vervangen door de wet van 26 april 2002;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten;

Gelet op het protocol nr. 103 van 11 juni 2003 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 17 maart 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 31 maart 2005;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 22 oktober 2004;

Gelet op het advies van de adviesraad van burgemeesters van 6 oktober 2004;

Gelet op het advies 39.247/2 van de Raad van State, gegeven op 26 oktober 2005;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In deel XI, titel IV, hoofdstuk VII, afdeling 4, van het RPPol, wordt een onderafdeling 4bis ingevoegd, luidende : « Onderafdeling 4bis. - Bijzondere bepalingen betreffende de grensoverschrijdende gewone plaats van het werk Art. XI.IV.65bis. Voor de toepassing van deze onderafdeling, 1° wordt verstaan onder "grensoverschrijdende gewone plaats van het werk", de gewone plaats van het werk gelegen buiten het Rijk binnen een afstand van 50 kilometer van de grens; 2° gebeurt het vaststellen van de afstand van 50 kilometer volgens de bepalingen bedoeld in artikel XI.IV.18; 3° wordt de tewerkstelling in een grensoverschrijdende gewone plaats van het werk niet beschouwd als een vaste dienst noch als een tijdelijke opdracht buiten het Rijk;4° worden, indien de personeelsleden die tewerkgesteld zijn in een grensoverschrijdende gewone plaats van het werk, een dienstverplaatsing uitvoeren naar België of binnen deze afstand van 50 kilometer, zij vergoed op basis van de bepalingen die van toepassing zijn voor de dienstverplaatsingen in België. Art. XI.IV.65ter. Het personeelslid dat een grensoverschrijdende gewone plaats van het werk heeft, geniet : 1° een forfaitaire vergoeding van 20,00 EUR per effectieve prestatiedag van minimum zes uren.Deze vergoeding wordt geacht alle maaltijdkosten en geringe onkosten, zowel in de grensoverschrijdende gewone plaats van het werk als tijdens de in artikel XI.IV.65bis, 4°, bedoelde dienstverplaatsing, te dekken; 2° indien het verklaart zijn privé-voertuig dagelijks werkelijk te gebruiken om zich naar de werkplaats te begeven, een maandelijkse forfaitaire vergoeding gelijk aan het bedrag van een maandelijks treinabonnement tweede klasse tussen de woonplaats of een tussenstation en de werkplaats, in plaats van de tegemoetkoming bedoeld in artikel XI.V.1.

Indien het gebruik maakt van één of meerdere middelen van openbaar vervoer zonder dat het over een kaart vrij vervoer beschikt en in plaats van de tegemoetkoming bedoeld in artikel XI.V.1, heeft het, op voorlegging van zijn vervoersbewijzen, recht op de terugbetaling van de reisonkosten, beperkt tot de tweede klasse tussen de woonplaats of een tussenstation en de werkplaats en omgekeerd. »

Art. 2.Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand volgend op zijn bekendmaking.

Art. 3.Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 9 januari 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

^