Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 april 2024
gepubliceerd op 25 april 2024

Koninklijk besluit tot wijziging van titel 6 betreffende laboratoria van boek II van de codex over het welzijn op het werk

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2024201844
pub.
25/04/2024
prom.
09/04/2024
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 APRIL 2024. - Koninklijk besluit tot wijziging van titel 6 betreffende laboratoria van boek II van de codex over het welzijn op het werk (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 sluiten betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, artikel 4, § 1, genummerd bij de wet van 7 april 1999 en gewijzigd bij de wetten van 10 januari 2007, 28 februari 2014 en 20 december 2020 en artikel 40, § 3, gewijzigd bij de wetten van 27 december 2004 en 27 november 2015;

Gelet op de codex over het welzijn op het werk, boek II, titel 6;

Gelet op de adviezen nr. 243 en 258 van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk, respectievelijk gegeven op 25 februari 2022 en 21 april 2023;

Gelet op het advies nr. 73.704/1 van de Raad van State, gegeven op 28 juni 2023, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel II.6-1 van de codex over het welzijn op het werk worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt: "1° laboratorium: de laboratoria en diensten bedoeld in artikel l48decies1, § 6, tweede lid, van het ARAB en in artikel 64nonies, tweede lid, van het besluit van de Regent van 25 september l947 houdende algemeen reglement betreffende de maatregelen op gebied van hygiëne en gezondheid der werknemers in de mijnen, ondergrondse groeven en graverijen;"; b) in de bepaling onder 4° wordt in de Nederlandse tekst het woord "registrering" vervangen door het woord "registratie".

Art. 2.In artikel II.6-2 van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid vervangen als volgt: "De laboratoria worden door de Minister erkend overeenkomstig de bij deze titel vastgelegde voorwaarden.". 2° het artikel wordt aangevuld met een lid luidende: "De erkenning kan worden gevraagd voor één of meer van de volgende verrichtingen: 1° de meting van de verontreiniging van de atmosfeer van de arbeidsplaatsen met opsomming van de stoffen of groepen van stoffen;2° de analyse van industriële producten met opsomming van de stoffen of groepen van stoffen; 3° de meting van fysische agentia met opsomming van die agentia."

Art. 3.Artikel II.6-3 van dezelfde codex wordt vervangen als volgt: "Art. II.6-3.- De erkenningsaanvraag, evenals de erbij horende stukken, worden gericht aan de Minister aan de hand van het formulier dat op de website van de FOD Werkgelegenheid ter beschikking wordt gesteld."

Art. 4.Artikel II.6-5 van dezelfde codex wordt vervangen als volgt: "Art. II.6-5.- Elke wijziging die gedurende de erkenningsperiode wordt aangebracht aan de volgende inlichtingen verstrekt in de aanvraag wordt binnen vier kalenderdagen meegedeeld aan de Minister of aan de leidend ambtenaar HUA: 1° de identificatie van het laboratorium;2° de beschrijving van de lokalen, de uitrusting en de aanwezige wetenschappelijke appartuur;3° de samenstelling, de competentie en de functies van het personeel; 4° elke intrekking, schorsing of wijziging van de in artikel II.6-11, § 6 bedoelde accreditatie."

Art. 5.Artikel II.6-6 van dezelfde codex wordt vervangen als volgt: "Art. II.6-6.- De eerste erkenning wordt verleend voor een duur van maximum drie jaar. Indien tijdens deze periode wordt vastgesteld dat het laboratorium de bepalingen van deze titel niet naleeft en niet de nodige maatregelen heeft genomen om zich in regel te stellen met deze bepalingen, wordt de aanvraag tot vernieuwing van de erkenning ambtshalve geweigerd.

De aanvraag tot hernieuwing van de erkenning wordt ingediend ten laatste zes maanden voor het verstrijken van de termijn van de eerste erkenning, overeenkomstig de bepalingen van artikel II.6-3. Deze nieuwe erkenning wordt verleend voor een onbepaalde duur.

Bij de aanvraag tot hernieuwing van de erkenning moeten de stukken die werden gevoegd bij het formulier bedoeld in artikel II.6-3 niet meer voorgelegd worden voor zover er zich betreffende deze stukken geen wijzigingen hebben voorgedaan.".

Art. 6.Artikel II.6-7 van dezelfde codex wordt vervangen als volgt: "Art. II.6-7.- De erkenning wordt slechts verleend aan het laboratorium, indien het management zich ertoe verbindt om zijn volledige medewerking te verlenen aan de met het toezicht belaste ambtenaren die dit toezicht uitoefenen overeenkomstig de bepalingen van het Sociaal Strafwetboek.

In uitvoering van het eerste lid, en mits naleving van het Sociaal Strafwetboek, en in het bijzonder de artikelen 23, 25, 28 en 29 van dit wetboek, verbindt het management zich ertoe om de volgende verplichtingen na te komen: 1° toegang tot het laboratorium verlenen aan de met het toezicht belaste ambtenaren;2° de met het toezicht belaste ambtenaren alle documenten en nuttige gegevens die getuigen van het nakomen van de erkenningsvoorwaarden en de uitrustings- en werkingsvoorwaarden vastgesteld door deze titel, laten opvragen en nakijken;3° de met het toezicht belaste ambtenaren alle documenten en nuttige gegevens bezorgen die getuigen van de naleving van de regels die voortvloeien uit de omzetting van de kaderrichtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk en de bijzondere richtlijnen die in uitvoering van deze kaderrichtlijn zijn vastgesteld;4° aan de met het toezicht belaste ambtenaren de documenten overhandigen die de controle mogelijk moeten maken;5° de met het toezicht belaste ambtenaren toelaten de uitvoering van de opdrachten die aan het laboratorium in uitvoering van deze titel zijn toevertrouwd, te verifiëren;6° aan de met het toezicht belaste ambtenaren alle inlichtingen mededelen betreffende de technieken en uitslagen van de toegepaste werkmethoden, alsmede de conclusies van de verrichte analyses en controles; 7° de schriftelijke instructies naleven die hun door de leidend ambtenaar HUA of TWW worden gegeven voor het uitvoeren van de verrichtingen waarvoor de erkenning wordt gevraagd.".

Art. 7.Artikel II.6-10 van dezelfde codex wordt vervangen als volgt: "Art. II.6-10. - § 1. De laboratoria die de erkenning vragen, moeten beantwoorden aan de uitrustings- en werkingscriteria vermeld in § 2 tot § 6. § 2. Het laboratorium voert zijn activiteiten in volledige onafhankelijkheid uit ten opzichte van de werkgevers die een beroep doen op het laboratorium. § 3. Het laboratorium beschikt over: 1° een management dat de algehele verantwoordelijkheid draagt voor het laboratorium;2° personeel dat instaat voor het implementeren, onderhouden en verbeteren van het managementsysteem en de daaraan verbonden taken en verantwoordelijkheden in de zin van de norm NBN EN ISO/IEC 17025, indien dit verschillend is van het management;3° personeel dat leiding geeft aan de werkzaamheden die van invloed zijn op de resultaten van laboratoriumactiviteiten en dat hiertoe over de nodige wetenschappelijke en technische bekwaamheden beschikt;4° wetenschappelijk en technisch personeel dat werkzaamheden uitvoert die van invloed zijn op de resultaten van laboratoriumactiviteiten die onder de erkenning vallen. Het personeel is voldoende in aantal, om de taken die hen worden toevertrouwd naar behoren te vervullen.

Het laboratorium heeft met het personeel waarop het een beroep doet een contractuele relatie die voldoende garanties biedt op een duurzame samenwerking.

De duurzame samenwerking wordt vermoed aanwezig te zijn, indien het personeel van het laboratorium wordt tewerkgesteld met toepassing van een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur of indien de rechtspositie van het personeel eenzijdig is geregeld door de overheid.

Het laboratorium mag de haar toevertrouwde opdrachten en taken niet laten uitvoeren door een ander laboratorium, zelfs niet wanneer dit erkend is overeenkomstig de bepalingen van deze titel.

Het management en het personeel zijn volledig onafhankelijk ten opzichte van de werkgevers bij wie het laboratorium moet optreden en zij mogen rechtstreeks noch onrechtstreeks belangen hebben in de instellingen van de werkgevers voor wie zij hun activiteiten uitvoeren.

Het management en het personeel zijn strikt gebonden door het beroepsgeheim, zelfs na het beëindigen van hun functies, wat de vertrouwelijke gegevens betreft die zij moeten inwinnen betreffende de industriële installaties, de fabricageprocédés, de samenstelling van de aangewende, gebruikte of gefabriceerde producten en betreffende alle andere aangelegenheden in verband met de organisatie of de toestand van de werkgevers bij wie zij opdrachten uitvoerden. § 4. Het laboratorium beschikt over de nodige lokalen, waarover het een exclusief en duurzaam beschikkings- of gebruiksrecht heeft, die aangepast zijn aan de activiteiten waarvoor het erkend werd en die ingericht zijn overeenkomstig de van kracht zijnde reglementaire bepalingen betreffende veiligheid en hygiëne van het werk en bescherming van het leefmilieu, en waarvan de toegangsmodaliteiten worden bepaald door het laboratorium. Deze lokalen worden, in voorkomend geval, aangevuld met mobiele voorzieningen, waarover het laboratorium een exclusief en duurzaam beschikkings- of gebruiksrecht heeft. § 5. Het laboratorium is uitgerust met de nodige wetenschappelijke apparatuur, waarover het een exclusief en duurzaam beschikkings- of gebruiksrecht heeft. § 6. Het laboratorium beschikt over adequate wetenschappelijke en technische documentatie, die actueel is en aangepast aan de evolutie van wetenschap en techniek.".

Art. 8.In artikel II.6-11 van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragrafen 2 en 3 wordt het woord "klant" telkens vervangen door de woorden "werkgever die een beroep doet op het laboratorium";2° paragraaf 5 wordt vervangen als volgt: " § 5.Met het oog op het aanvragen van een erkenning, stemt het laboratorium ermee in zich te onderwerpen aan de in § 4 bedoelde externe controle telkens wanneer de Minister of de leidend ambtenaar HUA dit eist."; 3° paragraaf 6 wordt vervangen als volgt: " § 6.Het laboratorium past de norm NBN EN ISO/IEC 17025 toe op alle activiteiten waarvoor het een erkenning aanvraagt, en is geaccrediteerd volgens deze norm voor minstens één activiteit naar keuze, gerelateerd aan arbeidsplaatsmetingen.". 4° paragraaf 7 wordt vervangen als volgt: " § 7.Het laboratorium stelt elk jaar een verslag op over de geleverde prestaties dat minstens de gegevens bevat die zijn opgenomen in het model dat op de website van de FOD Werkgelegenheid ter beschikking wordt gesteld.".

Het jaarverslag wordt naar de algemene directie TWW gestuurd ten laatste op 1 maart van het jaar dat volgt op dat waarop het betrekking heeft.".

Art. 9.In artikel II.6-12 van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2 wordt het woord "gevalideerde" ingevoegd tussen de woorden "genormaliseerde methoden en" en de woorden "methoden die gepubliceerd worden";2° in paragraaf 3, tweede lid wordt in de Nederlandse tekst het woord "aangezien" vervangen door het woord "beschouwd";3° in paragraaf 5, eerste lid wordt het woord "klant" vervangen door de woorden "werkgever die een beroep doet op het laboratorium";4° in paragraaf 5, eerste lid, b), tweede streepje worden de woorden "de naam, de voornaam en" ingevoegd tussen de woorden "persoonlijke monsterneming: " en de woorden "de functie van de bemonsterde werknemer";5° in paragraaf 5, tweede lid wordt het woord "klant" vervangen door de woorden "werkgever die een beroep doet op het laboratorium".

Art. 10.In artikel II.6-13 van dezelfde codex worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2 wordt het woord "gevalideerde" ingevoegd tussen de woorden "genormaliseerde methoden en" en de woorden "methoden die gepubliceerd worden";2° in paragraaf 3 wordt in de Nederlandse tekst het woord "registrering" vervangen door het woord "registratie";3° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt: " § 4.Het laboratorium levert aan de werkgever die een beroep doet op het laboratorium een verslag af dat op zijn minst de volgende gegevens bevat: a) de naam en de hoedanigheid van de persoon die de metingen heeft gedaan;b) in geval van stationaire registratie: de plaats;in geval van individuele monsterneming: de naam, de voornaam en de functie van de bemonsterde werknemer; c) de omstandigheden waaronder de metingen werden verricht en het aanvangs- en eindtijdstip van de metingen; d) de gebruikte gevalideerde methode en de resultaten van de metingen en, indien nodig, bijkomende inlichtingen die een correcte interpretatie van de metingen toelaten.".

Art. 11.Artikel II.6-14 van dezelfde codex wordt vervangen als volgt: "Art. II.6-14.- § 1. De erkenning vervalt ambtshalve indien de accreditatie bedoeld in artikel II.6-11, § 6 werd ingetrokken of niet werd vernieuwd. § 2. De Minister kan de aan een laboratorium verleende erkenning intrekken: 1° wanneer herhaaldelijk fouten worden vastgesteld in de metingen en analyses verricht op vraag van de werkgevers of bij externe controles: met name onvoldoende toezicht tijdens de metingen;het niet voldoen van het meetverslag aan de minimale vereisten van deze titel en, indien van toepassing, van bijlage VI.1-1 punt D van deze codex; het uitvoeren van niet-representatieve metingen door foutieve keuze van de duur van de monsterneming of van het aangezogen volume lucht, door tijdens de metingen geen rekening te houden met de rustpauzes wanneer de meettijd minder dan acht uur bedraagt of door te meten wanneer de werkzaamheden in kwestie niet plaatsvinden; het gebruik van niet gekalibreerde apparatuur; het ontbreken van een monsternemingsstrategie en gevalideerde methodes of het onvoldoende opvolgen ervan; 2° wanneer het laboratorium, bij het verstrijken van de door de met het toezicht belaste ambtenaar gestelde termijn om zich te schikken naar de in artikel II.6-10 bedoelde uitrustings- en werkingscriteria, nog steeds niet voldoet aan die criteria; 3° wanneer het laboratorium, in zijn hoedanigheid van erkend laboratorium metingen, monsternemingen en analyses uitvoert waarvoor het niet werd erkend en dit niet expliciet vermeldt in het verslag aan de werkgever die een beroep doet op het laboratorium. De beslissing tot intrekking van de erkenning wordt met redenen omkleed. Ze wordt slechts genomen nadat het betrokken laboratorium is gehoord, minstens behoorlijk opgeroepen. De beslissing wordt aan het laboratorium meegedeeld bij aangetekende zending. De intrekking heeft uitwerking op de laatste dag van de maand volgend op de datum van ontvangst van de beslissing. § 3. Indien het laboratorium een nieuwe erkenningsaanvraag indient, dient het aan te tonen dat het de nodige maatregelen heeft getroffen om ervoor te zorgen dat de redenen die aanleiding hebben gegeven tot de intrekking van de erkenning zonder voorwerp zijn geworden. In dat geval wordt de erkenning verleend overeenkomstig artikel II.6-6.".

Art. 12.In dezelfde codex wordt een artikel II.6-15 ingevoegd, luidende: "Art. II.6-15.- § 1. De erkenning is ambtshalve geschorst: 1° wanneer de accreditatie bedoeld in artikel II.6-11, § 6 werd geschorst; 2° wanneer de met het toezicht belaste ambtenaar vaststelt dat de verplichtingen bedoeld in artikel II.6-7 niet worden nageleefd; 3° wanneer het jaarverslag bedoeld in artikel II.6-11, § 7 niet naar de algemene directie TWW wordt gestuurd ten laatste op 1 maart van het jaar dat volgt op dat waarop het betrekking heeft.

De beslissing tot schorsing wordt aan het laboratorium meegedeeld bij aangetekende zending.".

Art. 13.In dezelfde codex wordt een artikel II.6-16 ingevoegd, luidende: "Art. II.6-16.- In het kader van de behandeling van de erkenningsaanvragen zoals beschreven in deze titel en in het kader van het jaarverslag opgesteld in toepassing van artikel II.6-11, § 7 wordt de FOD Werkgelegenheid als de verwerkingsverantwoordelijke beschouwd.

De documenten die aan de FOD Werkgelegenheid worden bezorgd, worden er bijgehouden, gedurende een periode van 10 jaar na de indiening ervan.".

Art. 14.Een laboratorium dat, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, reeds erkend is of dat een aanvraag tot erkenning heeft ingediend, in toepassing van boek II, titel 6 van de codex over het welzijn op het werk, moet binnen een termijn van drie jaar vanaf de inwerkingtreding van dit besluit beschikken over de accreditatie bedoeld in artikel II.6-11, § 6 van dezelfde codex.

Een laboratorium dat, op de datum van inwerkingtreding van dit besluit beschikt over een erkenning, dient bij het verstrijken van de termijn waarvoor de erkenning werd verleend, de hernieuwing van de erkenning te vragen, overeenkomstig artikel II.6-6, tweede lid van de codex over het welzijn op het werk.

Art. 15.Dit besluit treedt in werking op 1 juni 2024.

Art. 16.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 9 april 2024.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad: Wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 type wet prom. 04/08/1996 pub. 08/06/2005 numac 2005015073 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Gabon tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 14 januari 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 sluiten, Belgisch Staatsblad van 18 september 1996. Codex over het welzijn op het werk, Belgisch Staatsblad van 2 juni 2017.

^