Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 april 2024
gepubliceerd op 18 april 2024

Koninklijk besluit betreffende de vrijwillige dienst van collectief nut

bron
ministerie van landsverdediging
numac
2024003693
pub.
18/04/2024
prom.
09/04/2024
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 APRIL 2024. - Koninklijk besluit betreffende de vrijwillige dienst van collectief nut


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 11 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/04/2003 pub. 13/05/2003 numac 2003007144 bron ministerie van landsverdediging Wet tot instelling van een vrijwillige dienst van collectief nut sluiten tot instelling van een vrijwillige dienst van collectief nut, artikel 2, § 1, zesde lid, vervangen bij de wet van 25 april 2007, artikel 5, §§ 1, 3 en 4, en de artikelen 5bis en 5ter, ingevoegd bij de wet van 25 april 2007 en gewijzigd bij de wet van 21 november 2023;

Gelet op het standaardadvies nr. 65/2023 van 24 maart 2023 betreffende de redactie van normatieve teksten van de Gegevensbeschermingsautoriteit;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 15 december 2023;

Gelet op de akkoordbevinding van de minister van Ambtenarenzaken, d.d. 12 januari 2024;

Gelet op de akkoordbevinding van de staatssecretaris voor Begroting, d.d. 7 februari 2024;

Gelet op het advies 75.700 van de Raad van State, gegeven op 18 maart 2024, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de minister van Defensie en op het advies van de in Raad vergaderde ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° "de wet": de wet van 11 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/04/2003 pub. 13/05/2003 numac 2003007144 bron ministerie van landsverdediging Wet tot instelling van een vrijwillige dienst van collectief nut sluiten tot instelling van een vrijwillige dienst van collectief nut;2° "de DCN": de vrijwillige dienst van collectief nut;3° "de aanvrager": de kandidaat voor een DCN;4° "de verrichter": de verrichter van een DCN;5° "de DCN-verantwoordelijke": de autoriteit belast met de coördinatie van de DCN binnen Defensie;6° "het diensthoofd": de autoriteit met hiërarchische voorrechten met betrekking tot de verrichter;7° "de vormingscoördinator": de autoriteit belast met de organisatie van de vorming van de verrichter;8° "de werkdag": de dag die noch een zaterdag, noch een zondag, noch een feestdag is;9° "de regionale dienst voor arbeidsbemiddeling en opleiding": de instelling van de gewesten of gemeenschappen belast met arbeidsbemiddeling en beroepsopleidingen;10° "het RIO": het reglement van inwendige orde. HOOFDSTUK II. - Administratieve bepalingen

Art. 2.De hoedanigheid van diensthoofd blijkt uit de interne organisatiestructuren van het ministerie van Landsverdediging.

Indien deze hoedanigheid niet duidelijk blijkt uit de organisatiestructuren, wordt de overheid bedoeld in het eerste lid, door de DCN-verantwoordelijke aangeduid.

Art. 3.§ 1. Om aan de voorwaarden te voldoen, bedoeld in artikel 5, § 1, van de wet, om aanvaard te worden tot een DCN en aldus de hoedanigheid van verrichter te verkrijgen, moet de aanvrager: 1° blijk geven van de onontbeerlijke morele hoedanigheden, bevestigd door een uittreksel uit het strafregister;2° het bewijs leveren van de nodige lichamelijke geschiktheid om de DCN te kunnen aanvatten, bevestigd door een arts;3° zijn schriftelijke toestemming geven voor het ondergaan van de veiligheidsverificatie bedoeld in artikel 4, 1° /3, van de wet;4° zich niet in één van de uitsluitingsgevallen bedoeld in artikel 4 bevinden. § 2. Geeft geen blijk van de onontbeerlijke morele hoedanigheden bedoeld in § 1, 1°, de aanvrager die, naargelang het geval: 1° veroordeeld werd tot een criminele straf;2° veroordeeld werd tot een correctionele straf van drie maanden of meer, met uitzondering van de volgende strafbare feiten: a) de artikelen 419 tot 422 van het Strafwetboek;b) de artikelen 29, 29bis en 29ter, van de wetten op de politie over het wegverkeer gecoördineerd op 16 maart 1968;3° ontzet werd uit een openbaar ambt of uit één van de rechten zoals bepaald in artikel 31, 1° en 6°, van het Strafwetboek, ongeacht het gepleegde misdrijf;

Art. 4.Tot de DCN mogen in geen geval worden toegelaten: 1° de personen die reeds met succes hebben deelgenomen aan een DCN, of van wie de DCN werd beëindigd overeenkomstig artikel 31, met uitzondering van de bepalingen 4° en 6° ;2° de personen die voordien de hoedanigheid van kandidaat-militair of van militair van het actief kader of van het reservekader bezaten.

Art. 5.§ 1. De duur van de DCN bedraagt 6 maanden, vorming inbegrepen. § 2. De in eerste paragraaf bedoelde termijn wordt echter van rechtswege verlengd met maximaal een maand: 1° wanneer een extern deel van de vorming om organisatorische redenen niet vóór de in artikel 17, tweede lid, 2°, bedoelde datum kon worden afgerond;2° als de verrichter die de in artikel 17, tweede lid, 2°, bedoelde datum nog niet heeft bereikt, is ingeschreven voor een wervingssessie om een ambt bij het ministerie van Landsverdediging te bekleden. Deze verlenging eindigt, naargelang het geval: 1° op het einde van het externe gedeelte van de vorming dat om organisatorische redenen niet vóór de in artikel 17, tweede lid, 2°, bedoelde datum kon worden afgerond;2° wanneer de verrichter toetreedt tot het ministerie van Landsverdediging na afloop van een wervingsprocedure;3° wanneer de wervingsprocedure van de sollicitant als kandidaat-militair definitief wordt beëindigd overeenkomstig artikel 18 van de wet van 28 februari 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/02/2007 pub. 10/04/2007 numac 2007007077 bron ministerie van landsverdediging Wet tot vaststelling van het statuut van de militairen van het actief kader van de Krijgsmacht sluiten tot vaststelling van het statuut van de militairen en van kandidaat-militairen van het actief kader van de Krijgsmacht;4° wanneer de wervingsprocedure als rijkspersoneel bij het ministerie van Landsverdediging definitief wordt beëindigd overeenkomstig deel III, titel I, hoofdstuk I van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel;5° wanneer de wervingsprocedure als contractueel personeelslid bij het ministerie van Landsverdediging definitief wordt beëindigd.

Art. 6.De verrichter bevindt zich in één van de volgende standen: 1° "in dienst";2° "in gewettigde afwezigheid";3° "in niet gewettigde afwezigheid".

Art. 7.De stand "in dienst" is de stand van de verrichter die zich noch "in gewettigde afwezigheid" overeenkomstig artikel 8, noch "in niet gewettigde afwezigheid" overeenkomstig artikel 9, eerste lid, bevindt.

Art. 8.De stand "in gewettigde afwezigheid" is de stand van de verrichter: 1° die een verlof of een dienstvrijstelling heeft gekregen;2° die afwezig is om gezondheidsredenen;3° die op een specifiek verzoek van de regionale dienst voor arbeidsbemiddeling en opleiding moet ingaan.

Art. 9.De stand "in niet gewettigde afwezigheid" is de stand van de verrichter die afwezig is zonder toelating, noch rechtvaardiging.

De zaterdag, zondag of feestdagen die twee perioden "in niet gewettigde afwezigheid" onderbreken, worden ook als perioden van niet gewettigde afwezigheid beschouwd, behalve als de verrichter op één van deze dagen prestaties heeft uitgevoerd.

De periode tijdens dewelke de verrichter zich in de stand "in niet gewettigde afwezigheid" bevindt, wordt omgezet in een periode van "in gewettigde afwezigheid" wanneer de niet gewettigde afwezigheid door een geval van overmacht gerechtvaardigd wordt. Deze beslissing wordt genomen door de DCN-verantwoordelijke op basis van de schriftelijke of mondelinge rechtvaardigingen van de verrichter.

Art. 10.De verrichter die zich gedurende meer dan 10 kalenderdagen, al dan niet opeenvolgend, in de stand "in niet gewettigde afwezigheid" bevindt, verliest van ambtswege de hoedanigheid van verrichter. De DCN-verantwoordelijke betekent schriftelijk aan de betrokkene het verlies van de hoedanigheid van verrichter en informeert de regionale dienst voor arbeidsbemiddeling en opleiding.

De verrichter behoudt evenwel de hoedanigheid van verrichter wanneer de dagen tijdens dewelke hij zich in de stand "in niet gewettigde afwezigheid" bevond, geheel of gedeeltelijk in een periode van gewettigde afwezigheid worden omgezet, overeenkomstig artikel 9, derde lid.

Art. 11.Voorafgaand aan elke toelatingssessie voor de DCN wordt een aankondiging van toelating gepubliceerd op de internetpagina van Defensie waarop de vacatures staan vermeld, en verspreid via alle nodige kanalen om kenbaarheid te geven op de arbeidsmarkt. In de aankondiging van toelating worden de volgende gegevens vermeld: 1° het aantal vacatures;2° de bijzonderheden van de vacatures;3° de begin- en einddatum van de DCN;4° de inschrijvingsmodaliteiten en de overheid aan wie de verrichter zijn aanvraag tot toelating moet richten;5° de in artikel 4 van de wet, en in de artikelen 3 en 4 van dit besluit bedoelde toelatings- en uitsluitingsvoorwaarden;6° het principe van het toewijzen van de vacatures op basis van de chronologische volgorde waarin de inschrijvingen zijn ingediend en de voorkeuren die de aanvrager heeft aangegeven voor de verschillende vacatures.

Art. 12.In voorkomend geval meldt de DCN-verantwoordelijke aan de aanvrager dat hij een negatief veiligheidsadvies heeft bekomen, en dat hij de mogelijkheid heeft om een beroep aan te tekenen bij de beroepsinstantie overeenkomstig de procedures die zijn vastgelegd in de wet van 11 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/12/1998 pub. 03/02/1999 numac 1999009051 bron ministerie van justitie Wet tot omzetting van de richtlijn 95/46/EG van 24 oktober 1995 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrij verkeer van die gegevens sluiten tot instelling van een beroepsinstantie.

Art. 13.De DCN-verantwoordelijke beëindigt van ambtswege de toelatingsprocedure en meldt het de aanvrager die: 1° op basis van een negatief veiligheidsadvies, geen beroep heeft aangetekend bij de beroepsinstantie overeenkomstig de procedures die zijn vastgelegd in de wet van 11 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/12/1998 pub. 03/02/1999 numac 1999009051 bron ministerie van justitie Wet tot omzetting van de richtlijn 95/46/EG van 24 oktober 1995 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrij verkeer van die gegevens sluiten tot instelling van een beroepsinstantie;2° geen positief veiligheidsadvies heeft gekregen van de beroepsinstantie na het indienen van een beroep.

Art. 14.Na het verkrijgen van een positief veiligheidsadvies, verstuurt de DCN-verantwoordelijke een oproeping aan de aanvrager, met vermelding van de datum en de plaats waar hij zich moet aanmelden met het oog op zijn toelating tot de DCN.

Art. 15.Bij zijn toelating ondergaat de aanvrager, in het bezit van een kopie van het in artikel 3, § 1, 2°, bedoelde medisch attest, een medisch onderzoek bij de arbeidsgeneeskundige dienst.

De toelatingsprocedure wordt van ambtswege wegens lichamelijke ongeschiktheid beëindigd door de DCN-verantwoordelijke als de aanvrager geen gunstig advies krijgt van de arbeidsgeneeskundige dienst.

Art. 16.De regionale dienst voor arbeidsbemiddeling en opleiding wordt door de DCN-verantwoordelijke in kennis gesteld van de toelating van de aanvrager of, in voorkomend geval, van de gemotiveerde afwijzing van zijn verzoek tot deelname aan een DCN.

Art. 17.De toelating van de aanvrager wordt geformaliseerd in een toelatingsakte opgemaakt volgens het model in bijlage A bij dit besluit. De toelatingsakte wordt door de aanvrager en door de DCN-verantwoordelijke ondertekend. De aanvrager ontvangt een exemplaar van zijn toelatingsakte en een kopie van het RIO zoals opgenomen in bijlage B bij dit besluit. Door de ondertekening van de toelatingsakte verwerft de aanvrager de hoedanigheid van verrichter.

De toelatingsakte vermeldt met name: 1° de datum van toelating;2° de voorziene einddatum van de prestaties;3° dat de verrichter erkent dat hij kennis heeft genomen van het RIO, en dat hij verklaart zich tijdens zijn DCN vrijwillig daaraan te onderwerpen.

Art. 18.De aanvrager kan op elk ogenblik en tot aan de toelating schriftelijk aan zijn aanvraag tot deelname aan een DCN verzaken bij de DCN-verantwoordelijke die de regionale dienst voor arbeidsbemiddeling en opleiding daarvan inlicht.

Art. 19.De vormingscoördinator, aangeduid door de DCN-verantwoordelijke, bepaalt: 1° de uitvoeringsmodaliteiten van de vorming;2° de duur van de vorming;3° de inhoud van de vorming.

Art. 20.De vorming bestaat onder meer uit: 1° een gemeenschappelijke basis voor alle verrichters, met name met betrekking tot de opdrachten van het ministerie van Landsverdediging, haar organisatie en haar beroepen, de waarden en normen van het ministerie van Landsverdediging, de plicht om te herdenken en het beoefenen van sport;2° een specifiek deel betreffende de veiligheid op het werk, indien de post van de verrichter het vereist;3° een deel betreffende de taken die eigen zijn aan de functie die door de verrichter wordt bekleed. De vorming maakt integraal deel uit van de DCN en is derhalve verplicht. Elke opzettelijke weigering om deel te nemen aan de vorming kan, in voorkomend geval, van ambtswege, leiden tot het verlies van de hoedanigheid van verrichter.

Art. 21.Een deel van de vorming kan, in voorkomend geval: 1° door een externe vormingspartner aan het ministerie van Landsverdediging worden georganiseerd en gegeven;2° buiten de normale diensturen, tijdens de weekends of de wettelijke en reglementaire feestdagen plaatsvinden;3° dienstverplaatsingen van verschillende dagen vergen. De regeling van 38 uur per week is niet van toepassing indien een vorming een dienstverplaatsing, met of zonder overnachting op de plaats van de vorming, noodzaakt.

Art. 22.De verrichter voert prestaties uit in de niet-operationele domeinen.

Art. 23.De prestaties worden uitgevoerd tijdens de normale diensturen en op het nationaal grondgebied, op basis van een regeling van 38 uren per week van maandag tot en met vrijdag.

Evenwel kunnen prestaties uitgevoerd worden buiten de normale diensturen, op zaterdag, op zondag of op feestdagen.

Art. 24.Tijdens zijn DCN wordt de verrichter begeleid door personeel van het ministerie van Landsverdediging.

Het doel van deze begeleiding is om de uitvoering van de prestaties van de verrichter en zijn sociale integratie op een constructieve manier te coördineren en te superviseren.

Art. 25.De verrichter die zich in het kader van de werkloosheidsreglementering of de reglementering betreffende de maatschappelijke integratie tijdens zijn prestaties bij een burgerlijke overheid of een werkgever moet aanmelden, heeft daarvoor recht tot de nodige dienstvrijstellingen.

Art. 26.De verrichter die al 30 kalenderdagen prestaties heeft verricht, heeft vanaf dat moment recht op twee dagen vakantieverlof per maand. De vakantieverloven worden door het diensthoofd toegekend aan de verrichter die deze heeft aangevraagd.

Art. 27.Behoudens in geval van overmacht dient de verrichter zijn diensthoofd te verwittigen in de voormiddag van de eerste werkdag waar hij afwezig is om gezondheidsredenen.

De afwezigheid om gezondheidsredenen wordt gerechtvaardigd door een medisch attest afgeleverd door een arts, overeenkomstig de geldende bepalingen voor het burgerpersoneel van het ministerie van Landsverdediging.

Art. 28.Wanneer de verrichter van een DCN op een specifiek verzoek van de regionale dienst voor arbeidsbemiddeling en opleiding moet ingaan, moet hij zijn diensthoofd hiervan op voorhand op de hoogte brengen.

Gedurende de tijd die nodig is om op het in het eerste lid bedoelde verzoek in te gaan, wordt de verrichter verondersteld prestaties te hebben verricht binnen het kader van zijn DCN.

Art. 29.De DCN-verantwoordelijke stelt de regionale dienst voor arbeidsbemiddeling en opleiding in kennis van de beëindiging van een DCN, ongeacht de reden.

Art. 30.De DCN eindigt van ambtswege: 1° op de datum bedoeld in artikel 17, tweede lid, 2° ;2° aan het einde van de verlengingsperiode bedoeld in artikel 5, tweede paragraaf, eerste lid.

Art. 31.Mits een schriftelijke opzeg van drie dagen kan de DCN-verantwoordelijke om één van volgende redenen een einde stellen aan de DCN van een verrichter: 1° die dit aanvraagt;2° die, na door het diensthoofd te zijn gehoord, het RIO duidelijk niet respecteert waardoor elke samenwerking tussen de verrichter en het ministerie van Landsverdediging onmogelijk wordt;3° die niet meer beschikt over de morele hoedanigheden bedoeld in artikel 3, § 2;4° die niet meer beschikt over de nodige lichamelijke geschiktheid om zijn DCN verder te zetten, geattesteerd door de arbeidsgeneeskundige dienst;5° die geen positief veiligheidsadvies meer heeft;6° die meer dan 20 opeenvolgende kalenderdagen afwezig is om gezondheidsredenen;7° die een voorlopige hechtenis of een vrijheidsstraf uitzit.

Art. 32.Aan het einde van de DCN geeft de DCN-verantwoordelijke aan de verrichter een certificaat van deelname aan een DCN. Dit certificaat wordt bepaald in de RIO zoals opgenomen in bijlage B bij dit besluit. HOOFDSTUK III. - Geldelijke bepalingen

Art. 33.§ 1. De verrichter ontvangt een maandelijkse vergoeding van 275 euro, betaald na vervallen termijn op een bankrekening geopend op naam van de verrichter, pro rata het aantal dagen "in dienst" en "in gewettigde afwezigheid".

Evenwel mag het totale bedrag van de in het eerste lid bedoelde vergoeding en in voorkomend geval, het leefloon of de werkloosheiduitkeringen niet meer bedragen dan het gewaarborgd gemiddeld minimummaandinkomen zoals vastgesteld door de collectieve arbeidsovereenkomst nr 43.

Het bedrag van de vergoeding wordt gekoppeld aan de mobiliteitsregeling toepasselijk op de wedden van het personeel der ministeries. Het is gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.

Het bedrag van de maandelijkse vergoeding kan gewijzigd worden door de minister van Defensie en na overleg in de Ministerraad.

De verrichter ontvangt evenwel geen vergoeding terwijl hij in voorarrest zit, een vrijheidsstraf ondergaat of "in ongewettigde afwezigheid" is. § 2. Onverminderd artikelen 34 en 35, ontvangt de verrichter geen enkele andere financiële verloning, toelage of vergoeding als bezoldiging of compensatie.

Art. 34.Wordt aan de verrichter gratis verstrekt: 1° het ontbijt wanneer zijn vorming of zijn prestaties aanvangen voor 06.00 uur en eindigen na 08.00 uur; 2° het middagmaal wanneer zijn vorming of zijn prestaties aanvangen voor 12.00 uur en eindigen na 14.00 uur; 3° het avondmaal wanneer zijn prestaties aanvangen voor 18.00 uur en eindigen na 20.00 uur.

Indien gratis maaltijden onder de in het eerste lid genoemde voorwaarden niet kunnen worden verstrekt, geniet de verrichter op dezelfde wijze als een militair van de terugbetaling van de gemaakte kosten binnen de grenzen en onder de voorwaarden bepaald in artikel 4 van het koninklijk besluit van 21 oktober 1975 tot vaststelling van het vergoedingsstelsel toepasselijk op de militair die in België verplicht wordt bepaalde werkelijke lasten te dragen.

Art. 35.De verrichter wordt op zijn vraag gratis gehuisvest wanneer hij door het feit van de vorming of van zijn prestaties niet de mogelijkheid heeft dagelijks zijn woonplaats te vervoegen.

Indien gratis huisvesting onder de in het eerste lid genoemde voorwaarden niet kan worden verstrekt, geniet de verrichter op dezelfde wijze als een militair van de terugbetaling van de gemaakte kosten binnen de grenzen en onder de voorwaarden bepaald in artikel 5, § 1, van het voornoemde koninklijk besluit van 21 oktober 1975.

Art. 36.§ 1. Indien de aard van de prestaties zulks vereist, verkrijgt de verrichter kosteloos het materiaal en de uitrusting die nodig zijn om zijn veiligheid en lichamelijke integriteit tijdens de DCN te waarborgen. § 2. Het overeenkomstig § 1 ontvangen materiaal of uitrusting, wordt op het einde van de DCN teruggegeven.

Indien het diensthoofd vaststelt dat het materiaal of de uitrusting abnormale slijtage of schade heeft opgelopen als gevolg van onvoorzichtigheid, gebrek aan aandacht of kwaad opzet uit hoofde van de verrichter of dit ontbreekt, stelt hij de DCN-verantwoordelijke hiervan in kennis.

De verrichter betaalt het in het tweede lid bedoelde materiaal of uitrusting terug. § 3. Indien de verrichter het in § 2, tweede lid, bedoelde materiaal niet kan of wil vergoeden, kan het ministerie van Landsverdediging de vergoeding voor de lopende maand verminderen met het bedrag van het geleden verlies. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 37.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2024.

Art. 38.De minister bevoegd voor Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 9 april 2024.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Defensie L. DEDONDER

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^