gepubliceerd op 26 mei 2020
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 2019, gesloten in het Aanvullend Paritair Comité voor de bedienden, betreffende de koopkracht in het kader van het koninklijk besluit van 19 april 2019 tot uitvoering van artikel 7, § 1 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen
9 APRIL 2020. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 2019, gesloten in het Aanvullend Paritair Comité voor de bedienden, betreffende de koopkracht in het kader van het koninklijk besluit van 19 april 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2019 pub. 24/04/2019 numac 2019011989 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister en federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 7, § 1, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen sluiten tot uitvoering van artikel 7, § 1 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Aanvullend Paritair Comité voor de bedienden;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 2019, gesloten in het Aanvullend Paritair Comité voor de bedienden, betreffende de koopkracht in het kader van het koninklijk besluit van 19 april 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2019 pub. 24/04/2019 numac 2019011989 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister en federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 7, § 1, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen sluiten tot uitvoering van artikel 7, § 1 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen.
Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 9 april 2020.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, N. MUYLLE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Aanvullend Paritair Comité voor de bedienden Collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 2019 Koopkracht in het kader van het koninklijk besluit van 19 april 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2019 pub. 24/04/2019 numac 2019011989 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister en federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 7, § 1, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen sluiten tot uitvoering van artikel 7, § 1 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (Overeenkomst geregistreerd op 24 juli 2019 onder het nummer 152849/CO/200) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de bedienden van de ondernemingen die tot de bevoegdheid behoren van het Aanvullend Paritair Comité voor de bedienden.
Onder "bedienden" wordt verstaan : mannelijke en vrouwelijke bedienden.
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten rekening houdend met het gemeenschappelijk advies van de Nationale Arbeidsraad van 12 februari 2014 met betrekking tot de geleidelijke opheffing van de verschillen in behandeling die berusten op het onderscheid tussen arbeiders en bedienden en het koninklijk besluit van 19 april 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2019 pub. 24/04/2019 numac 2019011989 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister en federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 7, § 1, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen sluiten tot uitvoering van artikel 7, § 1 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen.
In toepassing hiervan, wordt vooropgesteld om de koopkrachtverhoging voorzien in deze collectieve arbeidsovereenkomst te gebruiken om bestaande verschillen in behandeling tussen bedienden en arbeiders in het kader van de aanvullende pensioenen (geleidelijk) weg te werken in de zin van artikel 14 en volgende van de wet betreffende de aanvullende pensioenen van 23 april 2003 (hierna WAP).
Hoofdstuk II bevat de algemene regeling. Hoofdstuk III beoogt uitvoering te geven aan artikel 14 en volgende van de WAP en bepaalt de bijzondere regeling. HOOFDSTUK II. - Algemene regeling
Art. 3.§ 1. Met ingang van 1 september 2019 worden de sectorale minimumloonschalen verhoogd met 1,1 pct.. § 2. Met ingang van 1 september 2019 worden de reële bruto maandlonen verhoogd met 1,1 pct. voor de bedienden van de werkgevers die niet vallen onder het toepassingsgebied van hoofdstuk III van deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 3. De in § 2 vermelde verhoging van de reële maandlonen is niet van toepassing op de bedienden die in de periode 2019-2020 volgens de modaliteiten eigen aan de onderneming effectieve loonsverhogingen en/of andere voordelen in koopkracht toegekend krijgen die gelijkwaardig zijn.
Eénmalige premies kunnen worden aangerekend voor zover zij toegekend zijn in de periode 2019-2020. De bruto loonsverhoging van 1,1 pct. of het gelijkwaardig voordeel moet recurrent zijn vanaf uiterlijk 1 januari 2021. § 4. De verhogingen van het loon en/of voordelen in koopkracht van welke aard ook zijn per bediende voor hun totale kost aan te rekenen op de loonkost (bruto + patronale RSZ-bijdragen) van de in § 2 vermelde verhoging van de reële maandlonen. § 5. Jaarlijkse loonsverhogingen die automatisch voortvloeien uit de toepassing van de op beroepservaring gebaseerde minimumloonschalen zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juni 2016 betreffende de sectorale minimumloonschalen of uit loonschalen op ondernemingsvlak gebaseerd op beroepservaring en/of anciënniteit worden niet aangerekend op de in § 2 vermelde verhoging van de reële maandlonen. § 6. In de ondernemingen met een syndicale afvaardiging gebeurt de toepassing van het gelijkwaardig voordeel mits bedrijfsakkoord tegen uiterlijk de loonbetaling van september 2019. Het overleg heeft enkel betrekking op de toepassing van het gelijkwaardig voordeel.
In de ondernemingen zonder syndicale afvaardiging informeert de werkgever de bediende schriftelijk en individueel omtrent de toepassing van het gelijkwaardig voordeel op het ogenblik van de betaling van het loon van september 2019. HOOFDSTUK III. - Bijzondere regeling Afdeling I. - Toepassingsgebied
Art. 4.De bijzondere regeling van hoofdstuk III is van toepassing op de bedienden van de werkgevers die zowel bedienden als arbeiders tewerkstellen in dezelfde ondernemingsactiviteit (hierna OA) in de zin van artikel 14/4 van de WAP, (i) waarbij de arbeiders genieten van een aanvullende pensioenregeling die hetzij ingericht is op sectoraal niveau (in het spiegel paritair (sub)comité), hetzij ingericht is op ondernemingsvlak op grond van een opting-out van het sectoraal pensioenstelsel of op basis van een zogenaamd buiten toepassingsgebied van de betrokken sectorale collectieve arbeidsovereenkomst tot inrichting van een aanvullend pensioenstelsel voor de arbeiders (ii) en die bovendien geen of een minder gunstige aanvullende pensioenregeling hebben voor de bedienden dan de pensioenregeling die van toepassing is op hun arbeiders in dezelfde OA. Daar de regeling bepaald in artikel 3 uitwerking heeft vanaf 1 september 2019, wordt op die datum bepaald onder welk hoofdstuk de werkgever op dat ogenblik valt.
De bijlage van deze collectieve arbeidsovereenkomst kan gebruikt worden om uit te maken of de werkgever valt onder de situatie bedoeld onder (i). Afdeling II. - Tijdelijke jaarpremie
Art. 5.§ 1. Een tijdelijke jaarpremie gelijkwaardig aan de loonsverhoging zoals voorzien in artikel 3, § 2, ten belope van het bruto maandloon (november refertejaar) x 15,31 pct. (1,1 pct. x 13,92), wordt toegekend aan de bedienden in dienst op 1 september 2019 met een volledige referteperiode.
Het tijdelijk karakter van deze premie wordt verantwoord door de bedoeling om aan de sociale partners van de betrokken ondernemingsactiviteiten (OA) de tijd te geven tot 31 december 2022 om een akkoord te vinden om het budget van de tijdelijke jaarpremie aan te wenden voor een aanvullende pensioenregeling voor de bedienden, die er op gericht is de bestaande verschillen ten nadele van de bedienden van de betrokken OA weg te werken (tegen uiterlijk 1 januari 2025) in het kader van de WAP. De referteperiode start op 1 januari en eindigt op 31 december.
De tijdelijke jaarpremie wordt toegekend vanaf het jaar 2020 en uitbetaald met het loon van december. § 2. Een éénmalige premie ten belope van het bruto maandloon (november 2019) x 5,5 pct.(1,1 pct. x 5 maanden) wordt toegekend aan de bedienden in dienst op 1 september 2019 met het loon van december 2019 pro rata van de prestaties geleverd gedurende de referteperiode 1 september 2019 - 31 december 2019. § 3. 1° Het bedrag van de tijdelijke jaarpremie en de éénmalige premie vermeld onder § 1 en § 2 wordt berekend in verhouding tot de effectieve en gelijkgestelde dagen tijdens de referteperiode.
Met "effectieve en gelijkgestelde dagen" worden bedoeld : de dagen effectieve prestaties en schorsingen van de arbeidsovereenkomst waarvoor loon is betaald, vermeerderd met de dagen vaderschapsverlof en moederschapsverlof. 2° De pro rata regeling zoals bepaald in § 3, 1° geldt eveneens voor de bedienden welke in de loop van de referteperiode vóór de uitbetaling van de premie uit dienst zijn gegaan. § 4. De bepalingen van artikel 3, § 3 tot en met § 6 zijn eveneens van toepassing op de tijdelijke jaarpremie en de éénmalige premie.
In geval de werkgever, bedoeld in artikel 4, bij prioriteit het bestaande verschil in aanvullende pensioenen tussen zijn arbeiders en bedienden op ondernemingsvlak wenst weg te werken in de zin van artikel 14 van de WAP, is de datum conform artikel 3, § 6 niet van toepassing. De datum van artikel 3, § 6 wordt in onderhavig geval december van elk refertejaar.
Bovendien doen de bepalingen van artikel 3 geen afbreuk aan de verplichting van de WAP om tegen uiterlijk 1 januari 2025 verschillen tussen arbeiders en bedienden in het kader van het aanvullend pensioen weg te werken overeenkomstig de bepalingen van de WAP. § 5. De tijdelijke jaarpremie en de éénmalige premie zijn niet van toepassing voor de bedienden die op 31 augustus 2019 worden betaald aan het minimumbarema.
Voor bedienden die op 31 augustus 2019 minder dan 1,1 pct. boven het minimumbarema worden betaald, wordt op 1 september 2019 het brutoloon verhoogd tot het minimumbarema van toepassing na de verhoging voorzien in artikel 3, § 1. Deze bedienden ontvangen tevens de tijdelijke jaarpremie en de éénmalige premie bedoeld in de § 1 en § 2, met dien verstande dat voor hen deze premies gelijk zijn aan respectievelijk : - 13,92 x het percentage betaald boven het minimumbarema op 31 augustus 2019 x het bruto maandloon van november van het refertejaar, wat betreft de tijdelijke jaarpremie; - 5 x het percentage betaald boven het minimumbarema op 31 augustus 2019 x het bruto maandloon van november 2019, wat betreft de éénmalige premie. § 6. In de ondernemingen met een syndicale afvaardiging zal de werkgever de syndicale delegatie tegen uiterlijk de loonbetaling van september 2019 de nodige toelichting verschaffen in geval hoofdstuk III op de onderneming van toepassing is.
In de ondernemingen zonder syndicale afvaardiging informeert de werkgever de bedienden schriftelijk en individueel in geval hoofdstuk III op de onderneming van toepassing is, op het ogenblik van de betaling van het loon van september 2019. Afdeling III. - Aanvullend pensioen bedienden voor de
ondernemingsactiviteit (OA)
Art. 6.§ 1. Aan de sociale partners van de ondernemingsactiviteiten (OA) bedoeld in artikel 4, wordt aanbevolen om zo snel mogelijk een aanvullende pensioenregeling uit te werken in het kader van artikel 14 en volgende van de WAP. Dit gebeurt door middel van het sluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst in het Aanvullend Paritair Comité voor de bedienden die van toepassing zal zijn op de werkgevers voorzien in artikel 4 en hun bedienden die behoren tot de betrokken OA. Het is de bedoeling om daartoe vanaf 1 januari 2021 het budget, bepaald conform artikel 3, § 4, van de tijdelijke jaarpremie aan te wenden voor een aanvullend pensioenstelsel dat van toepassing zal zijn op de bedienden van de betrokken OA en dat beoogt het verschil weg te werken met de aanvullende pensioenregeling van de arbeiders van de betrokken OA (ingericht op sectoraal niveau in het spiegel (sub)comité of op ondernemingsvlak op basis van een opting-out of een buiten toepassing). § 2. Eind 2020 zullen de sociale partners van het Aanvullend Paritair Comité voor de bedienden nagaan voor welke OA in het Aanvullend Paritair Comité voor de bedienden maatregelen genomen werden om uitvoering te geven aan artikel 14/4 van de WAP en de situatie evalueren. § 3. Vanaf de datum van de inwerkingtreding van een aanvullende pensioenregeling op de bedienden van de betrokken OA, stopt de betaling van de tijdelijke jaarpremie bepaald in artikel 5 indien het volledige budget van de tijdelijke jaarpremie daarvoor wordt aangewend.
Indien slechts een deel van het budget van de tijdelijke jaarpremie moet worden aangewend om het volledige verschil met het sectoraal aanvullend pensioen van de arbeiders in het kader van artikel 14 van de WAP weg te werken, waarbij dit deel éénduidig bepaald wordt in de tekst van het pensioenreglement, blijft het resterende saldo verder bestaan als tijdelijke jaarpremie of kan het desgevallend een gelijkwaardig voordeel worden in de zin van artikel 3, § 3 tot en met § 6.
Zulk eventueel saldo wordt bepaald (i) op het ogenblik van de inrichting van het aanvullend pensioen (ii) door de sociale partners van de betrokken OA, of in het kader van ondernemingspensioenstelsels volgens de procedure bedoeld in artikel 3, § 6. § 4. Indien op 31 december 2022 wordt vastgesteld dat voor de betrokken OA geen collectieve arbeidsovereenkomst gesloten werd in het Aanvullend Paritair Comité voor de bedienden, met uiterlijk uitwerking op 1 januari 2025, om een aanvullende pensioenregeling toe te passen op de bedienden bedoeld in artikel 4 : (i) vervalt voor de werkgever bedoeld in artikel 4 de verplichting om de tijdelijke jaarpremie te betalen vanaf 1 januari 2025; (ii) en wendt de werkgever het budget, conform artikel 3, § 4, van de tijdelijke jaarpremie aan in het kader van een aanvullende pensioenregeling om het alsdan nog bestaande verschil tussen zijn arbeiders en bedienden inzake aanvullende pensioenen weg te werken op een wijze die conform is met de WAP, indien het volledige budget van de tijdelijke jaarpremie daarvoor wordt aangewend.
Indien slechts een deel van het budget van de tijdelijke jaarpremie moet worden aangewend om het volledige verschil met het sectoraal aanvullend pensioen van de arbeiders in het kader van artikel 14 van de WAP weg te werken, blijft het resterende saldo verder bestaan als tijdelijke jaarpremie of desgevallend een gelijkwaardig voordeel worden in de zin van artikel 3, § 3 tot en met § 6.
Art. 7.De volgende kaderrichtlijnen zijn van toepassing op de collectieve arbeidsovereenkomsten die in het Aanvullend Paritair Comité voor de bedienden gesloten worden in uitvoering van dit hoofdstuk : 1° De sociale partners van de betrokken OA kunnen opteren voor : (i) de inrichting van een sectoraal pensioenstelsel op het niveau van hun OA binnen het Aanvullend Paritair Comité voor de bedienden, hierna een "SAP OA" genoemd;of (ii) voor de naleving van artikel 14 van de WAP op ondernemingsvlak; 2° De sociale partners van de betrokken OA bepalen in nauw overleg met het Aanvullend Paritair Comité voor de bedienden het toepassingsgebied van de te sluiten collectieve arbeidsovereenkomst voor de betrokken OA. Hierbij wordt vooropgesteld om uit te gaan van de RSZ-identificatiegegevens van de werkgevers, bedienden en arbeiders van de betrokken OA. Bovendien moet in dit verband op afdoende wijze aandacht besteed worden aan de problematiek van werkgevers die onder het toepassingsgebied vallen van meerdere paritaire (sub)comités; 3° Wanneer de sociale partners van de betrokken OA opteren voor de inrichting van een SAP OA voor de bedienden van de betrokken OA, moet de collectieve arbeidsovereenkomst onder meer het volgende bepalen : (i) de inrichter : De inrichter wordt aangeduid door de sociale partners van de betrokken OA en bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst, met dien verstande dat een instelling of orgaan van het Aanvullend Paritair Comité voor de bedienden niet zal optreden als inrichter. De inrichter van het SAP OA voor de bedienden is in principe dezelfde als de inrichter van het sectoraal aanvullend pensioenstelsel van de arbeiders; (ii) de pensioeninstelling : De pensioeninstelling wordt aangeduid door de sociale partners van de betrokken OA en bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst, met dien verstande dat een instelling of orgaan van het Aanvullend Paritair Comité voor de bedienden niet zal optreden als pensioeninstelling; (iii) de mogelijkheid voor werkgevers van de OA om buiten de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst te vallen of om gebruik te maken van de opting-out en het SAP OA op ondernemingsniveau uit te voeren.
De collectieve arbeidsovereenkomst die voor de betrokken OA een SAP OA inricht, moet de werkgevers van de betrokken OA toelaten om hetzij buiten de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst te vallen, hetzij via de opting-out het SAP OA uit te voeren op ondernemingsniveau; (iv) de inhoud van de pensioentoezegging : De sociale partners zien er op toe dat het SAP OA de bestaande verschillen, bedoeld in artikel 4, beogen weg te werken conform de WAP. HOOFDSTUK IV. - Sociale vrede
Art. 8.De in het Aanvullend Paritair Comité voor de bedienden vertegenwoordigde vakorganisaties verbinden zich ertoe om tijdens de geldigheidsduur van deze overeenkomst geen bijkomende eisen te stellen op het niveau van het paritair comité en van de ondernemingen in verband met de materies die in deze overeenkomst zijn vervat. HOOFDSTUK V. - Duur
Art. 9.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor onbepaalde duur met ingang van 1 januari 2019.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst kan door één van de partijen opgezegd worden mits een opzegging van 3 maanden gericht bij aangetekende brief aan de voorzitter van het Aanvullend Paritair Comité voor de bedienden en aan de ondertekenden organisaties.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 9 april 2020.
De Minister van Werk, N. MUYLLE
Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 2019, gesloten in het Aanvullend Paritair Comité voor de bedienden, betreffende de koopkracht in het kader van het koninklijk besluit van 19 april 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/04/2019 pub. 24/04/2019 numac 2019011989 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister en federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 7, § 1, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen sluiten tot uitvoering van artikel 7, § 1 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen Bijlage bij artikel 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst : De lijst van de spiegel paritaire (sub)comités met een sectoraal pensioenstelsel voor arbeiders : 102.01, 102.03, 102.06, 102.07, 102.09, 106.02, 112, 113, 113.04, 114, 116 (betreffende groothandel in geneesmiddelen), 121, 124, 126, 127, 130, 132, 139, 140.01, 140.05, 142.01, 143, 144, 145, 149.01, 149.02, 149.03, 149.04. (Bron : Nationale Arbeidsraad - Rapport nr. 110 van 26 juni 2018 - Harmonisering statuut arbeider/bedienden - Aanvullende pensioenen - Artikel 14/4, § 2 van de WAP - Evaluatie : Bijlage I "Aanvullende pensioenen - overzicht overlappende paritaire comités").
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 9 april 2020.
De Minister van Werk, N. MUYLLE