gepubliceerd op 11 april 2007
Koninklijk besluit houdende uitvoering van de verordening nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad
9 APRIL 2007. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van de verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij U ter ondertekening voorleggen, heeft tot doel de praktische modaliteiten van de inwerkingtreding van verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 vast te leggen.
Dit koninklijk besluit zou in werking moeten treden op dezelfde datum als de verordening, 11 april 2007. Anders zouden geen sancties kunnen worden getroffen tegen inbreuken op de bepalingen van de verordening.
Overwegende dat er een rechtsvacuüm zou bestaan wat betreft de bepalingen van de verordening, met name inzake de afwijkingen waartoe de lidstaten kunnen besluiten, ook al verschillen ze van de afwijkingen bepaald in de ingetrokken verordening nr. 3820/85, daar de intrekking van deze laatste de intrekking van de van kracht zijnde afwijkingen tot gevolg heeft.
Gelet op de behoefte aan een alsmaar specifiekere opleiding en scholing van de bestuurders en op de vermenigvuldiging van de schoolopleidingen en systemen van deeltijds studeren en werken vanaf de leeftijd van 16 jaar.
Daarnaast dient overwogen dat bepaalde transporten, die worden uitgevoerd in het kader van de beroepsactiviteiten van de bestuurder en die alleen beperkte dagelijkse rijtijden of zeer korte trajecten omvatten, geen afbreuk doen aan de objectieven vermeld in artikel 1 van de verordening.
Bespreking van de artikelen.
Artikel 2 past de bepalingen van artikel 19 van de verordening aangaande de sancties toe, ook wanneer de inbreuken op de verordening zijn begaan op het grondgebied van een andere lidstaat of van een derde land en in België worden vastgesteld.
Artikel 3 wijst de personen belast met het opsporen en het vaststellen van de inbreuken op de verordening en op het besluit aan.
Artikel 4 staat toe dat een voertuig wordt stilgelegd zoals bedoeld in artikel 21 van de verordening, wanneer een inbreuk wordt vastgesteld en tot het ogenblik waarop een einde is gemaakt aan de oorzaak van de inbreuk.
Artikel 5 verlaagt de leeftijd van bijrijders in het kader van beroepsopleidingen tot 16 jaar.
Artikel 6 stelt de lijst van de in België toegelaten afwijkingen bedoeld in artikel 13 van de verordening vast.
Artikel 7 brengt enkele wijzigingen aan in het koninklijk besluit van 15 juli 2005 houdende uitvoering van de verordening (EEG) nr. 3821/85 van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer.
Het 1° staat toe dat voertuigen gebruikt voor vervoer bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit afwijken van de verplichting om de tachograaf te installeren en te gebruiken.
Het 2° laat toe een bestuurderskaart af te leveren aan titularissen van een voorlopig rijbewijs geldig voor de categorie C en C + E of de subcategorie C1 en C1 + E. Het 3° breidt de sanctiemogelijkheden bepaald in artikel 2 van het koninklijk besluit tegen inbreuken op verordening nr. 3821/85 en op het koninklijk besluit van 15 juli 2005 uit.
Het 4° past het koninklijk besluit aan aan de bepalingen van artikel 19 van de verordening.
Het 5° beoogt het attest conform aan de beslissing van de commissie C(2007)1470.
Het 6° past het koninklijk besluit van 15 juli 2005 aan, teneinde rekening te houden met het verschil tussen de bepalingen van de AETR-overeenkomst en van verordening nr. 561/2006 die niet bestonden toen verordening nr. 3820/85 van kracht was.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en getrouwe dienaar.
Voor de Minister van Mobiliteit, afwezig : De Minister van Werk en Informatisering, P. VANVELTHOVEN
9 APRIL 2007. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van de verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, ondertekend te Rome op 25 maart 1957 en goedgekeurd bij de wet van 2 december 1957, inzonderheid op artikel 75;
Gelet op verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1985 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer;
Gelet op verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer;
Gelet op verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad;
Gelet op richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen;
Gelet op richtlijn (EEG) 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering van de verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en tot intrekking van richtlijn 88/599/EEG van de Raad;
Gelet op de beslissing van de Commissie C(2007)1470 over het formulier betreffende de sociale wetgeving inzake wegvervoer;
Gelet op de wet van 18 februari 1969 betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over de weg, de spoorweg of de waterweg, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de wetten van 6 mei 1985, 21 juni 1985 en 28 juli 1987;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 mei 1987 houdende uitvoering van de verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1985 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer;
Gelet op het koninklijk besluit van 14 juli 2005 houdende uitvoering van de verordening (EEG) nr. 3821/85 van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 12 februari 2007;
Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;
Gelet op het advies van de Ministerraad van 1 maart 2007;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de verordening in werking treedt op 11 april 2007 en dat de uitvoeringsmaatregelen op die datum in werking moeten treden, anders zou het onmogelijk zijn de vastgestelde inbreuken te sanctioneren, wat zeer nadelig zou zijn voor de verkeersveiligheid;
Anderzijds zou er een juridisch vacuüm bestaan dat nadelig zou zijn voor de betrokken ondernemingen. De geldende uitzonderingen verdwijnen immers met de opheffing van verordening 3820/85, die ze toeliet;
Gelet op advies 42 582/4 van de Raad van State, gegeven op 29 maart 2007 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : De verordening : verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad. HOOFDSTUK II. - Opsporing en vaststelling van de inbreuken
Art. 2.De inbreuken op de verordening en op dit besluit, vastgesteld in België of aangegeven door de bevoegde overheid van een andere lidstaat of van een derde land, worden bestraft overeenkomstig de artikelen 2 en 2bis van de bovengemelde wet van 18 februari 1969, ook als de inbreuk is begaan op het grondgebied van een andere lidstaat of van een derde land.
Art. 3.Met het opsporen en vaststellen van de inbreuken op de verordening en op dit besluit en met het immobiliseren zoals bepaald in artikel 4 van dit besluit worden belast; 1° het personeel van het operationele kader van de federale politie en van de lokale politie;2° de ambtenaren van het Directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid en van het Directoraat-generaal Vervoer te Land, belast met een mandaat van gerechtelijke politie;3° de ambtenaren van de Administratie der Douane en Accijnzen;4° de sociaal inspecteurs en de sociaal controleurs van de Inspectie van de sociale wetten van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;5° de sociaal inspecteurs en de sociaal controleurs van de Sociale Inspectie van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid;6° de sociaal inspecteurs en de sociaal controleurs van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
Art. 4.Het voertuig bestuurd door de dader van één of meer inbreuken op de artikelen 6, 7 en 8 van de verordening of op dit besluit kan op kosten en risico van de dader van de inbreuk geïmmobiliseerd worden tot de oorzaak van de inbreuk wordt verholpen, met name ten einde de bestuurder te verplichten een dagelijkse rusttijd te nemen. HOOFDSTUK III. - Leeftijd van de bijrijders
Art. 5.Voor nationaal vervoer binnen een straal van 50 kilometer van de standplaats van het voertuig, met inbegrip van de gemeenten waarvan het centrum binnen die straal ligt, is de minimumleeftijd van de bijrijders teruggebracht tot 16 jaar, op voorwaarde dat zulks geschiedt met het oog op de beroepsopleiding en binnen de grenzen van de nationale arbeidswetgeving. HOOFDSTUK IV. - Afwijkingen
Art. 6.Niet onderworpen aan de artikelen 5 tot 9 van de verordening is het vervoer door de volgende voertuigen : a) voertuigen van, of zonder bestuurder gehuurd door, de overheid voor het verrichten van wegvervoer dat de particuliere vervoersondernemingen niet beconcurreert;b) voertuigen voor goederenvervoer van, of zonder bestuurder gehuurd door landbouw-, tuinbouw-, bosbouw-, veeteelt- of visserijbedrijven die in het kader van hun eigen beroepsactiviteit worden gebruikt voor ritten binnen een straal van 100 km rond de vestigingsplaats van het bedrijf;c) land- en bosbouwtrekkers die worden gebruikt voor land- of bosbouwwerkzaamheden, binnen een straal van 100 km rond de vestigingsplaats van het bedrijf dat het voertuig bezit, huurt of least;d) voertuigen of combinaties van voertuigen met een toegestane maximummassa van ten hoogste 7,5 ton, die worden gebruikt : - door leveranciers van de universele dienst als gedefinieerd in artikel 2, punt 13, van richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst, om zendingen te leveren in het kader van de universele dienst;of - voor het vervoer van materiaal, apparatuur of machines die de bestuurder beroepshalve gebruikt.
Deze voertuigen mogen alleen binnen een straal van 50 km rond de vestigingsplaats van het bedrijf worden gebruikt en op voorwaarde dat dit vervoer niet de hoofdactiviteit van de bestuurder is; e) voertuigen die worden gebruikt voor autorijlessen en -examens met het oog op het behalen van een rijbewijs of een getuigschrift van vakbekwaamheid, voorzover ze niet worden gebruikt voor het commerciële goederen- of personenvervoer;f) voertuigen die worden gebruikt in verband met de rioleringsdienst, diensten ter bescherming tegen overstromingen, diensten met betrekking tot de water-, gas of elektriciteitsvoorziening, het onderhoud van en het toezicht op wegen, de huis-aan-huisophaling en verwijdering van huishoudelijk afval, diensten van telegrafie en telefonie, radio- en televisie-uitzendingen, evenals voor de opsporing van zend- of ontvangstapparatuur voor radio en televisie;g) voertuigen met 10 tot 17 zitplaatsen die uitsluitend worden gebruikt voor niet-commercieel personenvervoer;h) speciaal voor het vervoer van circus- of kermismateriaal uitgeruste voertuigen;i) speciaal uitgeruste voertuigen voor mobiele projecten, die in stilstand voornamelijk als educatieve inrichting bedoeld zijn;j) voertuigen voor het ophalen van melk op de boerderijen en het terugbrengen van melkbussen of zuivelproducten voor de veevoeding naar de boerderijen;k) speciaal voor geld- en/of waardetransporten uitgeruste voertuigen;l) voertuigen gebruikt voor het vervoer van niet voor menselijke consumptie bestemde geslachte dieren of slachtafval;m) voertuigen die uitsluitend gebruikt worden op wegen binnen hubfaciliteiten, zoals havens, intermodale overslaghavens en spoorwegterminals;n) voertuigen voor het vervoer van levende dieren van de boerderijen naar de plaatselijke markten en omgekeerd, of van de markten naar de plaatselijke slachthuizen binnen een straal van 50 km. HOOFDSTUK V. - Wijzigings-, opheffings-, overgangs- en slotbepalingen
Art. 7.In het koninklijk besluit van 14 juli 2005 houdende uitvoering van de verordening (EEG) nr. 3821/85 van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In artikel 1, eerste lid, wordt het volgende zijnsdeel geschapt ", gewijzigd bij de verordening (EEG) nr.2135/98 van de Raad van 24 september 1998 en aangepast aan de vooruitgang van de techniek bij de verordening (EEG) nr. 1360/2002 van de Commissie van 13 juni 2000". 2° In artikel 2, tweede lid, wordt het volgende zinsdeel toegevoegd : "en op de voertuigen bedoeld opgesomd in artikel 6 van het koninklijk besluit van 9 april 2007 ».3° In artikel 16, § 4, tweede streepje, wordt het volgende zinsdeel toegevoegd « , of een voorlopig rijbewijs geldig voor de categorie C en C+E of voor de subcategorie C1 en C1 + E.». 4° § 1 van artikel 18 wordt geschrapt en vervangen door : "§ 1.De inbreuken op de verordening en op dit besluit, vastgesteld in België of aangegeven door de bevoegde overheid van een andere lidstaat of van een derde land, worden bestraft overeenkomstig de artikelen 2 en 2bis van de bovengemelde wet van 18 februari 1969 of artikel 4 van de wet van 21 juni 1985, ook als de inbreuk is begaan op het grondgebied van een andere lidstaat of van een derde land, al naar gelang zij betrekking hebben op het gebruik van het controleapparaat of op zijn technische kenmerken." 5° Artikel 20.De tekst van artikel 20 wordt geschrapt en vervangen door : « indien een bestuurder geen voertuig heeft kunnen besturen ingevolge ziekte of verlof, of indien hij een voertuig heeft bestuurd dat niet onder het toepassingsgebied van de verordening valt en hij geen registratiebladen of prestaties op zijn bestuurderkaart kan voorleggen, kan hij op het ogenblik van de controle zijn afwezigheden rechtvaardigen bij middel van een origineel attest van zijn werkgever.
Het attest is van het model bedoeld in de bijlage van de beslissing van de Commissie van C(2007)1470, over het formulier betreffende de sociale wetgeving inzake wegvervoer. » 6° In bijlage I : a) de tekst van de titel wordt geschrapt en vervangen door de volgende tekst : "Voertuigen waarin de tachograaf niet gebruikt moet worden of waarin hij niet geïnstalleerd moet zijn in het geval van vervoer bedoeld in artikel 2, punt 3 van verordening (EG) nr.561/2006 en tot de overeenstemming bedoeld in punt 3 van hetzelfde artikel van de verordening bereikt is"; b) de zin "A.Voertuigen gebruikt voor binnenlands of internationaal vervoer" wordt geschrapt. c) punt B."Voertuigen uitsluitend gebruikt voor binnenlands vervoer" wordt geschrapt.
Art. 8.Het koninklijk besluit van 13 mei 1987 houdende uitvoering van de verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1985 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van Sociale aard van het wegvervoer, wordt opgeheven.
Niettemin blijft artikel 1 van toepassing tot de data bepaald in artikel 28 van de verordening.
Art. 9.In het koninklijk besluit van 19 juli 2000 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige overtredingen inzake het vervoer over de weg worden de verwijzingen naar de verordening (EEG) nr. 3820/85 beschouwd als verwijzingen naar de verordening.
Art. 10.Dit besluit treedt in werking op 11 april 2007.
Art. 11.Onze Minister van Mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 9 april 2007.
ALBERT Van Koningswege : Voor de Minister van Mobiliteit, afwezig : De Minister van Werk en Informatisering, P. VANVELTHOVEN