gepubliceerd op 06 juni 2003
Koninklijk besluit inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer
9 APRIL 2003. - Koninklijk besluit inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, inzonderheid op artikel 5;
Gelet op de wet van 28 juli 1981 houdende goedkeuring van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten en van de bijlagen, opgemaakt te Washington op 3 maart 1973, alsmede van de wijziging van de Overeenkomst, aangenomen te Bonn op 22 juni 1979, gewijzigd bij de programmawet (I) van 24 december 2002;
Gelet op verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer, gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2724/2000 van de Commissie van 30 november 2000, verordening (EG) nr. 1579/2001 van de Commissie van 1 augustus 2001 en verordening (EG) nr. 2476/2001 van 17 december 2001;
Gelet op verordening (EG) nr. 1808/2001 van de Commissie van 30 augustus 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van de verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer;
Gelet op het koninklijk besluit van 20 december 1983 houdende toepassing van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 februari 1990;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 april 1985 houdende toekenning van afwijkingen in toepassing van artikel 4 van de wet van 28 juli 1981 houdende goedkeuring van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten, en van de Bijlagen;
Gelet op het ministerieel besluit van 18 april 1990 betreffende de inventaris van de stocks van ivoor van de Afrikaanse olifant;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 27 september 2000;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 27 november 2000;
Gelet op het akkoord van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 20 maart 2001;
Gelet op het advies van de Raad van State nr. 31.846/3, gegeven op 1 oktober 2002;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door het in werking treden op 3 maart 1997 van verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer en meer speciaal van haar bijlagen A , B , C en D , sindsdien gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2724 van de Commissie van 30 november 2000, bij verordening (EG) nr. 1579 van de Commissie van 1 augustus 2001 en bij verordening (EG) nr. 2476 van de Commissie van 17 december 2001;
Gelet op het advies van de Raad van State nr. 35.054/3, gegeven op 17 maart 2003 in toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Buiten de definities vermeld in de Verordening van de Raad, wordt, voor de toepassing van dit besluit, verstaan onder : 1° Wet : de wet van 28 juli 1981 houdende goedkeuring van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten, en van de Bijlagen, opgemaakt te Washington op 3 maart 1973, alsmede van de Wijziging van de Overeenkomst aangenomen te Bonn op 22 juni 1979;2° Raadsverordening : de Verordening (EG) nr.338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer; 3° Commissieverordening : de verordening (EG) nr.1808/2001 van de Commissie van 30 augustus 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer; 4° Specimen van Bijlage A , B , C of D : specimen van een soort respectievelijk ingeschreven op Bijlage A , B , C of D van de Raadsverordening;5° Specimen van Bijlage I, II of III : specimen van een soort respectievelijk ingeschreven op Bijlage I, II of III van de Overeenkomst;6° CITES certificaat : certificaat overeenkomstig het model vastgesteld door de verordening (EG) nr.3418/83 van de Commissie van 28 november 1983 houdende bepalingen voor de eenvormige afgifte en gebruik van documenten die vereist zijn voor de toepassing in de Gemeenschap van de Overeenkomst; 7° Gemeenschap : Europese Gemeenschap;8° De Dienst : de CITES dienst van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;9° Minister : De Minister of Staatssecretaris die de Overeenkomst onder zijn bevoegdheden heeft. HOOFDSTUK II. - Houden van dierlijke en plantaardige specimens van Bijlage I
Art. 2.De afwijking bedoeld in artikel 4 van de wet wordt verleend aan elke natuurlijke of rechtspersoon die één of meerdere specimens van Bijlage I houdt wanneer het gaat om dierlijke specimens die ofwel : 1° verworven zijn vóór 1 januari 1984 of vóór de opname van de soort op Bijlage I en die vermeld zijn op een inventaris ingediend overeenkomstig de artikelen 2, § 1 of 4 § 2 van het koninklijk besluit van 20 december 1983 houdende toepassing van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten of overeenkomstig het ministerieel besluit van 18 april 1990 betreffende de inventaris van de stocks van ivoor van de Afrikaanse olifant en op voorwaarde dat het bijwerken van hoger bedoelde inventaris uitgevoerd wordt overeenkomstig artikel 5 en binnen de 60 dagen na het in werking treden van het huidig besluit;2° verworven zijn na het inwerkingtreden van het huidig besluit, overeenkomstig de bepalingen van de Raads- en de Commissieverordeningen en die vermeld zijn op een inventaris ingediend overeenkomstig artikel 5;3° gedekt zijn door een CITES certificaat afgeleverd wanneer de soort reeds op Bijlage I ingeschreven stond;4° gedekt zijn door een certificaat of door een invoervergunning afgeleverd overeenkomstig de bepalingen van de Raads- en de Commissieverordeningen;5° gehouden worden als persoonlijke bezittingen of huisraad zoals gedefinieerd in artikel 2, j ), van de Raadsverordening;6° geboren en opgekweekt zijn in gevangenschap overeenkomstig artikel 24 van de Commissieverordening, zich nog steeds bij de fokker bevinden en diens eigendom zijn;7° opgenomen zijn in Bijlage VIII van de Commissieverordening;8° bewerkte specimens zijn die beantwoorden aan definitie w) van artikel 2 van de Raadsverordening;9° deel uitmaken van meubelen, gebruiksvoorwerpen, muziekinstrumenten en andere voorwerpen maar er niet het belangrijkste onderdeel van uitmaken;10° in beslag genomen zijn en hen toevertrouwd werden door een overheid bedoeld in artikel 7 van de wet;11° gehouden worden door een persoon waarmee de Minister een contract gesloten heeft overeenkomstig artikel 19 van het huidige besluit;12° museumstukken zijn, gehouden in wetenschappelijke instellingen, geregistreerd op de Dienst.
Art. 3.Wanneer het gaat om levende dierlijke specimens van Bijlage I moet de persoon die beschikt over een afwijking overeenkomstig artikel 2, 1°, 2°, 3°, 4°, 6°, 10° of 11° elke wijziging van de inventaris door geboorte, sterfte, ontsnapping of soortgelijke omstandigheden binnen de acht dagen melden aan de Dienst. Deze melding moet niet gebeuren voor begunstigden van een afwijking voor specimens bedoeld in artikel 2, 7°.
Art. 4.De afwijking bedoeld in artikel 4 van de wet wordt verleend aan elk natuurlijke of rechtspersoon die één of meerdere plantenspecimens van Bijlage I houdt wanneer deze verworven zijn vóór het in werking treden van het huidige besluit overeenkomstig de bepalingen van de reglementering van de Gemeenschap die op hen van toepassing was op dat ogenblik;
Art. 5.§ 1. In geval van wijziging van Bijlage I bij de Overeenkomst door toevoeging van soorten, moeten de natuurlijke of rechtspersonen die specimens van deze soorten houden, de inventaris opstellen overeenkomstig het model in Bijlage I en deze per aangetekende zending sturen naar de Dienst, binnen de 60 dagen na de publicatie in het Officieel Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen van de Commissieverordening waarmee genoemde wijziging van Bijlage I in het gemeenschapsrecht wordt opgenomen.
De Dienst stuurt een geviseerde en gedateerde kopie van de inventaris terug aan de belanghebbende. Deze kopie geldt als bewijs voor het indienen van de inventaris bedoeld in het eerste lid. § 2. De § 1 is niet van toepassing voor specimens zoals deze, vermeld in artikel 2, 5°, 8°, 9°, 10°, 11° of 12°. HOOFDSTUK III. - De documenten
Art. 6.De documenten, bedoeld in artikel 2 van de Commissieverordening moeten worden aangevraagd met behulp van de voorgedrukte aanvraagformulieren waarvan het model door de Dienst ter beschikking gesteld wordt.
Art. 7.Voor de plantenspecimens, kunstmatig gekweekt uit soorten, opgenomen in Bijlagen B en C en uit hybriden, kunstmatig gekweekt uit niet geannoteerde soorten opgenomen in Bijlage A , kan een fytosanitair certificaat, gelijkvormig aan het voorbeeld opgenomen in het koninklijk besluit van 3 mei 1994 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen, gebruikt worden in plaats van een uitvoervergunning of een weder-uitvoercertificaat.
Art. 8.De Dienst kan eisen dat de documenten, voorgelegd ter ondersteuning van een aanvraag voor een vergunning of een certificaat, die niet in één van de nationale talen zijn opgesteld, vergezeld zijn van een officieel gewaarmerkte vertaling.
Art. 9.§ 1. Elke aanvraag voor een certificaat voor dierlijke specimens is onderworpen aan de betaling van een heffing van 12,50 EURO per soort. Op dezelfde wijze is elke aanvraag voor een invoer- of uitvoervergunning of voor een wederuitvoercertificaat voor dierlijke specimens onderworpen aan de betaling van een heffing van 25 EURO per soort, dit bedrag aan een maximum gebonden zijnde van 125 EURO per aanvraag. § 2. Elke aanvraag voor een certificaat voor plantaardige specimens is onderworpen aan de betaling van een heffing van 12,50 EURO per genus.
Op dezelfde wijze is elke aanvraag voor een invoer- of uitvoervergunning of voor een weder-uitvoercertificaat voor plantaardige specimens onderworpen aan de betaling van een heffing van 25 EURO per genus, dit bedrag aan een maximum gebonden zijnde van 125 EURO per aanvraag. § 3. Deze bedragen moeten, op straffe van nietigheid, gekweten worden onder de vorm van fiscale zegels, te kleven op de aanvraag en door de aanvrager te annuleren. § 4. Zijn vrijgesteld van de heffingen, vastgesteld in §§ 1 en 2, - de wetenschappelijke instellingen, geregistreerd bij de Dienst, overeenkomstig artikel 7.4 van de Raadsverordening; - de instellingen of verenigingen, bedoeld in artikel 19 van het huidige besluit; - de universitaire inrichtingen, in het kader van onderzoekprogramma's betreffende bescherming van de soorten; - de diensten en organismen die afhangen van ministeriële departementen; - de aanvragen betreffende soorten die niet zijn opgenomen in één van de Bijlagen van de Overeenkomst.
Art. 10.§ 1. De belanghebbenden moeten de hen afgeleverde, maar niet gebruikte, invoer- of uitvoervergunningen en weder-uitvoercertificaten ten laatste binnen de vijftien dagen na hun laatste dag van geldigheid aan de betrokken Dienst terugzenden. § 2. De vergunningen en certificaten kunnen steeds door de Dienst worden ingetrokken wanneer de toepassing van de Overeenkomst of van de Raads- of de Commissieverordeningen dit vereist. HOOFDSTUK IV. - Maatregelen bij controle
Art. 11.§ 1. Indien bij een controle, een autoriteit, bedoeld in artikel 7 van de wet, moeilijkheden ondervindt bij de identificatie van de specimens of twijfelt aan de authenticiteit of de geldigheid van de aanwezige documenten, verwittigt zij zonder verwijl de Dienst die het nodige zal doen om een onderzoek te laten instellen door één van haar ambtenaren of door een deskundige. § 2. Indien, op het ogenblik van het binnenbrengen van specimens in de Gemeenschap, bijzondere omstandigheden beletten op het douanekantoor over te gaan tot alle gewenste controles, kan de douane de zending onder verzegeling ter bestemming in België laten vervoeren. De douane verwittigt hiervan zo spoedig mogelijk de Dienst die de nodige schikkingen treft om de controle ter bestemming te laten uitvoeren. De specimens moeten rechtstreeks ter bestemming vervoerd worden en onder verzegeling worden gehouden tot de komst van de deskundige of de ambtenaar. HOOFDSTUK V. - Register voor handel en voor kweek
Art. 12.§ 1. Elk natuurlijke of rechtspersoon die, met overwegend commerciële doeleinden, dierlijke specimens van Bijlage A of B uitvoert, weder-uitvoert, invoert, vanuit de zee aanvoert, kweekt, houdt, afstaat, ruilt, te koop aanbiedt, verkoopt, koopt of gebruikt, moet een register van binnenkomst en een register van vertrek bijhouden overeenkomstig de modellen bepaald in Bijlage 2 en Bijlage 3. § 2. De registers bedoeld in § 1 moeten niet bijgehouden worden voor : 1° in gevangenschap geboren en opgekweekte specimens van de in bijlage 4 van het huidige besluit genoemde diersoorten en de hybriden van deze soorten;2° de specimens die beantwoorden aan de definitie w ) van artikel 2 van de Raadsverordening;3° afgewerkte producten gemaakt van vellen, haren of pluimen van Bijlage B specimens;4° delen of producten van Bijlage B specimens, bestemd voor de voeding, behalve deze aangeduid door de Minister;5° meubels, gebruiksvoorwerpen, muziekinstrumenten, juwelen en andere voorwerpen die delen of producten bevatten van Bijlage A of B specimens maar er niet het belangrijkste onderdeel van uitmaken. § 3. De specimens, bijgehouden door een persoon bedoeld in § 1 op het ogenblik van het in werking treden van dit besluit, moeten in het register van binnenkomst opgenomen worden. § 4. De registers moeten bewaard worden op de plaats waar de specimens zich bevinden. Ze moeten voorgelegd worden op elk verzoek van de autoriteiten bedoeld in artikel 7 van de wet. De registers moeten tot 5 jaar na de laatste inschrijving bewaard worden. § 5. De Minister mag voor sommige categorieën specimens of voor bepaalde types van verhandeling registermodellen vaststellen die verschillen van de modellen in Bijlage 2 en Bijlage 3 of beslissen dat de bepalingen van § 1 er niet op van toepassing zijn. § 6. De registers, gehouden overeenkomstig artikel 10, § 1, van het koninklijk besluit van 20 december 1983, moeten gedurende drie jaren bewaard blijven. HOOFDSTUK VI. - Identificatie
Art. 13.De Minister kan voor de uitvoering van dit besluit maatregelen voor de identificatie van specimens voorschrijven. Hij stelt de methodes en modaliteiten van identificatie vast met inbegrip van de modellen en kleuren van de hiertoe gebruikte merken, zegels, stempels, tatoeages, ringen en microchips.
De Minister kan eveneens de voorwaarden voor registratie en verdeling van voornoemde identificatiemiddelen vaststellen. HOOFDSTUK VII. - Wetenschappelijk Comité, deskundigen en "Toezichtgroep"
Art. 14.§ 1. De Minister richt een Wetenschappelijk Comité op dat de wetenschappelijke overheid uitmaakt in de zin van artikel IX, 1, b van de Overeenkomst en van artikel 13, § 2, van de Raadsverordening. § 2. Het Wetenschappelijk Comité is samengesteld uit ten hoogste 20 leden die aangewezen worden op grond van hun kennis op gebied van dierkunde of plantkunde.
De leden worden benoemd voor een periode van 5 jaar, hernieuwbaar. Ze kunnen door de Minister afgezet worden.
De leden van het Wetenschappelijk Comité kiezen onder de leden een voorzitter en een vice-voorzitter. § 3. Het Comité is gelast advies te verlenen in alle gevallen voorzien in de Raads- en de Commissieverordeningen en over alle vragen betreffende de Overeenkomst die hem door de Minister of de Dienst worden voorgelegd. Het Comité mag ook voorstellen formuleren betreffende voornoemde wetgeving en haar toepassing. § 4. Het Comité stelt zijn reglement van inwendige orde op binnen de twee maanden na de benoeming van zijn leden en legt het ter goedkeuring aan de Minister voor. § 5. Het Comité vergadert op uitnodiging van haar Voorzitter, overeenkomstig de bepalingen van het reglement van inwendige orde, vermeld in § 4. § 6. Het secretariaat wordt verzorgd door de Dienst.
Art. 15.De Minister stelt op advies van het Wetenschappelijk Comité een lijst van deskundigen op die kunnen worden geraadpleegd telkens de uitvoering van het huidige besluit of van de Raads- of Commissieverordeningen het vereist.
Art. 16.§ 1. Het mandaat van lid van het Wetenschappelijk Comité is niet bezoldigd. § 2. De personen die zetelen in het Wetenschappelijk Comité alsook de, bij artikel 14, aangewezen deskundigen hebben recht op de terugbetaling van hun reis- en verblijfskosten onder de voorwaarden van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten en van het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoeding van de verblijfkosten van de leden van het personeel van de ministeries. Voor de toepassing van die bepaling worden de personen van het Wetenschappelijk Comité en de deskundigen die niet tot de administratie behoren, gelijkgesteld met de ambtenaren van rang 13. § 3. Voor hun tussenkomsten in toepassing van dit besluit hebben de plaatsvervangende inspecteur-dierenartsen en de controledierenartsen recht op dezelfde vergoedingen en toelagen als deze die hun worden toegekend in toepassing van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 houdende organiek reglement van de Veterinaire diensten.
Art. 17.§ 1. De Minister richt een "Toezichtgroep" op, samengesteld uit vertegenwoordigers van de overheden, bedoeld in artikel 7 van de wet, die belast zijn met de controle op de toepassing van de Overeenkomst. Hij wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Dienst. De vertegenwoordigers van de verschillende overheden worden beschouwd als contactpersonen tussen de groep en hun respectievelijke dienst. § 2. De "Toezichtgroep" onderzoekt alle technische vraagstukken betreffende de toepassing van dit besluit en van de Raads- of de Commissieverordeningen, voorgelegd door de voorzitter hetzij op zijn eigen initiatief hetzij op verzoek van een lid van de groep. § 3. De groep mag beroep doen op externe adviseurs en op andere ambtenaren bedoeld in artikel 7 van de wet. § 4. De groep duidt zijn vertegenwoordigers aan in de "Toezichtgroep" bedoeld in artikel 14. 3 van de Raadsverordening.
Art. 18.§ 1. Teneinde de controlemogelijkheden op het handelsverkeer van Bijlage A, B, C of D specimens te versterken werkt de Toezichtgroep, bedoeld in artikel 17, § 1, in naleving van de wettelijke bepalingen terzake, een raadplegingsprocedure uit van de gegevensbanken, opgesteld in het toepassingskader van het huidige besluit en die, meer bepaald, de informatie bevatten over de, door de Dienst afgeleverde vergunningen en certificaten, alsook over de vastgestelde inbreuken. § 2. In toepassing van § 1 mogen deze gegevens vrij geraadpleegd worden door elke ambtenaar van de overheden, bedoeld in artikel 7 van de wet, belast met de controles. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen
Art. 19.De Minister kan een contract afsluiten met één of meer instellingen of verenigingen teneinde de huisvesting en de verzorging van in beslag genomen levende specimens te verzekeren.
Art. 20.Overtredingen van de bepalingen van dit besluit en van de Raads- en de Commissieverordeningen worden gestraft overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van de wet en artikel 44 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud.
Art. 21.Opgeheven worden : 1° het koninklijk besluit van 20 december 1983 houdende toepassing van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 februari 1990;2° het koninklijk besluit van 19 april 1985 houdende toekenning van afwijkingen in toepassing van artikel 4 van de wet van 28 juli 1981 houdende goedkeuring van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten, en van de Bijlagen;3° het ministerieel besluit van 18 april 1990 betreffende de inventaris van de stocks van ivoor van de Afrikaanse olifant.
Art. 22.Onze Minister van Financiën en onze Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, zijn ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 9 april 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, J. TAVERNIER
Bijlage 1 van het koninklijk besluit van 9 april 2003 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer Model van inventaris van de specimens van soorten die in bijlage I van CITES zijn opgenomen, bedoeld in artikel 5 van het koninklijk besluit van 9 april 2003 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 9 april 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, J. TAVERNIER
Bijlage 2 van het koninklijk besluit van 9 april 2003 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer Model van register van BINNENKOMST, bedoeld in artikel 12 van het koninklijk besluit van 9 april 2003 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 9 april 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, J. TAVERNIER
Bijlage 3 van het koninklijk besluit van 9 april 2003 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer Model van register van VERTREK bedoeld in artikel 12 van het koninklijk besluit van 9 april 2003 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 9 april 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, J. TAVERNIER
Bijlage 4 van het koninklijk besluit van 9 april 2003 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer Lijst van de soorten bedoeld in artikel 12, § 2, 1°, van het koninklijk besluit van 9 april 2003 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons koninklijk besluit van 9 april 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, J. TAVERNIER