Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 april 2003
gepubliceerd op 12 mei 2003

Koninklijk besluit betreffende de politionele onderzoekstechnieken

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2003009348
pub.
12/05/2003
prom.
09/04/2003
ELI
eli/besluit/2003/04/09/2003009348/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 APRIL 2003. - Koninklijk besluit betreffende de politionele onderzoekstechnieken


ADVIES 35.115/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling Wetgeving, tweede kamer, op 19 maart 2003 door de Minister van Justitie verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "betreffende de politionele onderzoekstechnieken", heeft op 24 maart 2003 het volgende advies gegeven : Overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

In een aanvullende brief die op 20 maart 2003 toegezonden is, legt de Minister als volgt uit waarom in de brief met de adviesaanvraag om spoedbehandeling wordt verzocht : « Bij de inwerkingtreding van de wet van 6 januari 2003 betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere methoden van onderzoek, vervangt deze wet de ministerièle circulaires van 1990 en 1992 inzake de bijzondere politietechnieken. De wet voorziet in de algemene regels voor de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden.

Inzake de infiltratie voorziet de wet niettemin een koninklijk besluit dat de politionele onderzoekstechnieken bepaalt die in het kader van een infiltratieoperatie aangewend kunnen worden. Gezien de wet reeds aangenomen is, is het van het grootste belang dat de mensen uit de praktijk, met name de magistraten belast met de controle op de bijzondere opsporingsmethoden en de leden van de federale en lokale politie belast met de uitvoering ervan, precieze regels hebben waaraan de uitvoering van een infiltratie moet voldoen. Anders dreigt een vacuüm te ontstaan in de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden en dit kan nefast uitdraaien voor de continue strijd tegen de georganiseerde criminaliteit. De wet legt immers slechts de basisvoorwaarden en het algemene kader vast voor deze methoden.

Vandaar de noodzakelijkheid om een snelle opsomming van de verschillende politionele onderzoekstechnieken te hebben, teneinde zowel de politieambtenaren die als undercoveragent optreden in bepaalde dossiers, als de magistraten die toezicht houden op de toepassing van infiltratieoperaties, een regelgevend kader te geven waarin zij zich beschermd voelen en weten waaraan zich te houden.

Het is dan ook noodzakelijk om een snel advies van de Raad van State te kunnen verkrijgen, teneinde de onzekerheid in de praktijk zo snel mogelijk weg te nemen. » Deze nieuwe motivering dient te worden overgenomen in de aanhef van het ontworpen besluit.

De Raad van State, afdeling Wetgeving, beperkt zich, overeenkomstig artikel 84, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, tot het onderzoek van de rechtsgrond, van de bevoegdheid van de steller van de handeling en van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan.

Gelet op de zeer korte termijn die de Raad van State is toegemeten en op het grote aantal zaken dat hem met verzoek om spoedbehandeling is voorgelegd, beperkt hij zich tot het maken van de volgende opmerkingen.

Rechtsgrond 1. Het ontwerp geeft hoofdzakelijk uitvoering aan artikel 47octies , § 2, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering, zoals het ingevoegd is bij de wet van 6 januari 2003 betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden (1).Krachtens dit artikel bepaalt de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voordracht van de Minister van Justitie en op advies van het college van procureurs-generaal, de politionele onderzoekstechnieken die bij infiltratie kunnen worden aangewend.

Met recht kan men zich evenwel afvragen of artikel 2 van het ontwerp ook niet uitvoering geeft aan artikel 47ter , § 1, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering (2), wat infiltratie betreft, in zoverre bij dat artikel de politiediensten "orden aangewezen die gemachtigd zijn om deze politionele onderzoekstechnieken aan te wenden, namelijk de speciale eenheden (van de algemene directie operationele ondersteuning) van de federale politie. In het verslag aan de Koning wordt deze bepaling overigens uitdrukkelijk vermeld (3) Bijgevolg kan de aanhef van het ontworpen besluit in die zin worden aangevuld. 2. Volgens artikel 2 van het ontwerp kunnen de politionele onderzoekstechnieken worden aangewend "in samenwerking met buitenlandse speciaal daartoe opgeleide en bevoegde ambtenaren". Het Verslag aan de Koning handelt uitgebreid over deze samenwerking met de buitenlandse politiediensten en vermeldt daarbij inzonderheid de internationale rechtsinstrumenten waarbij de aanwending van bepaalde politionele onderzoeksmethoden wordt voorgestaan, zoals artikel 73 van de Overeenkomst van 19 juni 1990 ter uitvoering van het tussen de Regeringen van de Staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland, en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, alsmede de artikelen 12 en 17 van de Europese Overeenkomst van 29 mei 2000 betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lid-Staten van de Europese Unie (4) Uit het Verslag aan de Koning blijkt dat deze samenwerking met de buitenlandse politiediensten impliceert dat : « ... de buitenlandse ambtenaren op dat ogenblik in ons land optreden onder het gezag, leiding en toezicht van de bevoegde Belgische autoriteiten en (dat) alle vigerende wetsbepalingen en regelgevingen, waardoor ook de Belgische politiediensten gebonden zijn, ook onverkort op hen van toepassing zijn" (5).

De vraag die evenwel rijst is of artikel 47octies , § 2, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering kan dienen als rechtsgrond voor de organisatie van deze samenwerking en of niet in de voormelde wet zelf van 6 januari 2003 de voorwaarden voor deze samenwerking hadden moeten worden uiteengezet.

Gelet op artikel 73 van de Schengen-Overeenkomst verbinden de lid-Staten zich ertoe, dat de gecontroleerde aflevering bij illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen kan worden toegepast, en dat de leiding en de bevoegdheid tot ingrijpen berust bij de lid-Staat op wier grondgebied de actie plaatsheeft.

Bovendien kan krachtens artikel 40, lid 3, van dezelfde overeenkomst de "Observatie" door de buitenlandse politie worden voortgezet op het grondgebied van een andere overeenkomstsluitende partij, mits verschillende voorwaarden worden nagekomen waaronder die van de naleving van het recht van het land op het grondgebied waarvan ze optreedt.

Dit internationaal rechtsinstrument machtigt weliswaar buitenlandse politiediensten om op het Belgische grondgebied opdrachten uit te voeren, maar dit neemt niet weg dat deze opdrachten door het Belgische recht dienen te worden geregeld.

Zo heeft de afdeling Wetgeving in haar advies 29.04312 van 26 mei 1999 (6) reeds op het volgende gewezen : « ... taken van gerechtelijke politie zoals die welke zijn genoemd in de artikelen 40 en 41 van de Schengen-Overeenkomst (brengen) een beperking mee van de rechten en vrijheden van de individuen. Krachtens de artikelen 12, tweede lid, en 22 van de Grondwet staat het bijgevolg aan de wetgever categorieën van ambtenaren te machtigen om zulke taken te vervullen op het Belgische grondgebied en de wetgever zal in voorkomend geval de voorwaarden, beperkingen en uitzonderingen moeten in acht nemen die in die twee artikelen worden geformuleerd. » Gelet op hetgeen voorafgaat, is voor artikel 2 van het ontwerp, voorzover het voorziet in samenwerking met buitenlandse ambtenaren bij de aanwending van politionele onderzoekstechnieken, geen toereikende rechtsgrond te vinden in artikel 47octies , § 2, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering. Bij ontstentenis van een andere toereikende rechtsgrond die de interventie van buitenlandse politieambtenaren op het Belgisch grondgebied in het kader van een politionele onderzoekstechniek wettigt (7), zal die bepaling dan ook niet kunnen worden uitgevoerd. 3. De bespreking van artikel 3 van het ontwerp in het verslag aan de Koning bevat de volgende passage (8) : « De vertrouwenskoop en de testkoop geven wel aanleiding tot een voltrokken eigendomsoverdracht.De door de criminelen aangeboden goederen worden daadwerkelijk in het bezit gesteld van de politiediensten. Dit is uiteraard inherent aan deze politionele onderzoekstechniek (...) De magistraat beslist vervolgens over de verdere bestemming van deze goederen (vernietiging, neerlegging ervan ter griffie met het oog op een latere verbeurdverklaring, enz.). » In de ontworpen bepaling wordt evenwel niet gezegd wat naderhand moet gebeuren met de goederen die aldus door de Belgische Staat zijn verworven. Aangezien de verwerving van die goederen het gevolg is van een echte aankoop, kan er geen sprake van zijn de bepalingen betreffende aangeslagen en verbeurd verklaarde goederen mutatis mutandis op die goederen van toepassing te verklaren, aangezien die goederen in principe voortaan tot het vermogen van de Staat behoren.

Bijgevolg is het de vraag wat met die goederen zal gebeuren, inzonderheid uit strafrechtelijk oogpunt. 4. Volgens de Nederlandse tekst van artikel 5 van het ontwerp is de gecontroleerde aflevering een techniek "aangewend door een politiedienst, waarbij een illegaal transport van goederen of personen (...) doorgelaten wordt onder de permanente controle van de politiediensten", terwijl in de Franse tekst van die bepaling alleen sprake van illegaal transport van goederen. Zowel in het Verslag aan de Koning als in artikel 8 en het ontwerp wordt evenwel aangegeven dat de gecontroleerde aflevering betrekking kan hebben op illegaal transport van personen. Bijgevolg dient ervoor te worden gezorgd dat de beide teksten overeenstemmen.

Gelet op het gevaar dat deze techniek kan inhouden voor het leven van de personen die illegaal getransporteerd worden, staat in het Verslag aan de Koning eveneens te lezen binnen welke perken die techniek kan worden toegepast. Blijkbaar kan die techniek in het kader van een illegaal transport van personen worden toegepast wanneer een interventie van de politiediensten mogelijk is tijdens het transport of uiterlijk wanneer de eindbestemming wordt bereikt, wanneer de politiediensten, door de informatie die ze in het raam van de infiltratie hebben verkregen, in staat zijn te beoordelen in welke omstandigheden en op welke voorwaarden het transport zal worden uitgevoerd, en, ten slotte, wanneer de politiediensten zelf het transport uitvoeren, wat hun de mogelijkheid biedt het transport vroegtijdig af te breken "indien zulks noodzakelijk voorkomt omwille van de fysieke veiligheid van de vervoerde personen (bijvoorbeeld een acute gevaarssituatie, mensonwaardige omstandigheden, enz.) (9)".

Gelet op deze preciseringen zou uit de ontworpen bepaling moeten blijken binnen welke grenzen die politionele onderzoekstechniek kan worden toegepast, van het ogenblik af dat het leven van bepaalde personen in gevaar kan komen. 5. Zoals de gemachtigde ambtenaar heeft uitgelegd, is de uitdrukking "fictieve bedrijven", die in artikel 7 van het ontwerp wordt gebruikt, niet correct.Die bedrijven zullen worden opgericht, inzonderheid met naleving van de wetgeving betreffende de handelsvennootschappen, maar hun bedrijvigheid zelf zal fictief zijn. Het verdient aanbeveling deze bepaling in die zin aan te passen. 6. Artikel 8 van het ontwerp bepaalt dat voor bepaalde politionele onderzoekstechnieken het voorafgaand schriftelijk akkoord van de federale procureur vereist is.Dat is het geval wanneer de bevoegde politiedienst een gecontroleerde aflevering van personen, een gecontroleerde doorlevering of een "frontstore" wenst te verrichten.

Krachtens artikel 47octies , § 2, van het Wetboek van strafvordering is evenwel de procureur des Konings bevoegd om de politiedienst te machtigen die politionele onderzoekstechnieken aan te wenden. Onder voorbehoud van de eigen bevoegdheden van de federale procureur is in de wet dus duidelijk geopteerd voor de verantwoordelijkheid van de procureur des Konings, die overigens als enige gemachtigd is om te beslissen een infiltratie te laten uitvoeren. Volgens artikel 47ter , § 2, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering heeft de procureur des Konings jegens de federale procureur alleen de verplichting om hem alle inlichtingen te verstrekken betreffende de bijzondere opsporingsmethodes die in zijn arrondissement worden toegepast.

Artikel 8 van het ontwerp gaat dan ook niet samen met het voormelde artikel 47octies .

Slotopmerkingen 1. Aangezien het hier om een ontwerp van koninklijk besluit gaat, moet het ontwerp worden aangevuld met een artikel houdende aanwijzing van de minister of de ministers belast met de uitvoering van het ontwerp.2. De Franse tekst van het ontwerp bevat vele tikfouten en taalfouten. Zo bijvoorbeeld : - moet in artikel 2 worden geschreven "moyennant l'accord préalable" in plaats van "à condition d'un accord préalable" en "formés pour ce faire" in plaats van "à cela"; - rijst, wat betreft artikel 3, derde lid, de vraag wat moet worden verstaan onder de "véracité" (in het Nederlands "waarachtigheid") van het aangeboden goed. Misschien is het beter "l'authenticité" (in het Nederlands "authenticiteit") te schrijven ?; - staat in artikel 4, tweede lid, "de gagner la confiance du vendeur ou de récolter des informations complémentaires", terwijl in de Nederlandse tekst sprake is van "het vertrouwen van de koper te winnen en bijkomende informatie te verzamelen"; - wordt in de artikelen 5 en 6ter vertaling van het woord "hulp" nu eens "support" gebezigd en dan weer "appui"; - .... 3. Ook de Nederlandse tekst van het ontwerp is vatbaar voor verbetering.bijvoorbeeld, schrijve men : - in de aanhef "Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door... » in plaats van "Gezien de hoogdringendheid"; - in artikel 2 "... en, in voorkomend geval, mits de federale procureur er vooraf mee instemt, in..." in plaats van "... en desgevallend, mits voorafgaand akkoord van de federale procureur, in..." .

De kamer was samengesteld uit : de heren : Y. Kreins, kamervoorzitter;

J. Jaumotte, Mevr. M. Baguet, staatsraden;

J. van Compernolle, B. Glansdorff, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. B. Vigneron, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door Mevr. P. Vandernacht, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld door de heer M. Joassart, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte.

De griffier, De voorzitter, B. Vigneron. Y. Kreins. _______ Nota (1) Op heden is deze wet nog niet bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad , maar volgens de gemachtigde ambtenaar is ze reeds door de Koning bekrachtigd.Het is dus op basis van de wettekst aangenomen in plenaire vergadering van de Kamer van volksvertegenwoordigers dat de Raad van State het ontwerp heeft onderzocht (Gedr. St. Kamer, zittingsperiode 2001-2002, nr. 1688/15). (2) Volgens deze bepaling staat liet aan de Minister van Justitie de politiediensten aan te wezen die de bijzondere onderzoeksmethoden mogen aanwenden, waaronder infiltratie.(3) Zie in deze zin bladzijde 10 van liet verslag aan de Koning.(4) Zoals de gemachtigde ambtenaar heeft aangegeven, is deze laatste overeenkomst nog niet door Belgiè bekrachtigd.(5) Zie in deze zin bladzijde 10 van het verslag aan de Koning.(6) gegeven over een ontwerp van wet "houdende instemming met de volgende internationale akten : 1.Protocol betreffende de toetreding van de Regering van het Koninkrijk Denemarken tot het Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 14 juni 1985; 2. Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken tot de Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, en Slotakte;3. Protocol betreffende de toetreding van de Regering van de Republiek Finland tot het Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 14 juni 1985;4. Overeenkomst betreffende de toetreding van de Republiek Finland tot de Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, en Slotakte;5. Protocol betreffende de toetreding van de Regering van het Koninkrijk Zweden tot het Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 14 juni 1985;6. Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Zweden tot de Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, ondertekend te Schengen op 19 juni 1990, en Slotakte;7. Samenwerkingsovereenkomst tussen het Koninkrijk Belgiè, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Portugese Republiek, de Helleense Republiek, de Republiek Oostenrijk, het Koninkrijk Denemarken, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, partijen bij het Akkoord en bij de Overeenkomst van Schengen, en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen, betreffende de afschaffing van de personencontroles aan de gemeenschappelijke grenzen, Bijlage, en verklaring, gedaan te Luxemburg op 19 december 1996.(7) In het verslag aan de Koning staat in dit verband het volgende te lezen (blz.10) : « Ofschoon... enkel de Belgische politiediensten, in de zin van artikel 2 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, met de uitvoering van de bijzondere opsporingsmethoden kuiulen worden belast, is het uiteraard niet uitgesloten dat, in toepassing van de desbetreffende internationale verdragen, dit zou gebeuren in samenwerking met buitenlandse rechthandhavingsdiensten, bijvoorbeeld in het kader van een grensoverschrijdende of internationale operatie. » (8) blz.12. (9) Verslag aan de Koning, blz.19.

9 APRIL 2003. - Koninklijk besluit betreffende de politionele onderzoekstechnieken ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 6 januari 2003 betreffende de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden;

Gelet op artikel 47octies , § 2, van het Wetboek van Strafvordering;

Gelet op het advies van het College van Procureurs-generaal, gegeven op 4 februari 2003;

Gelet op het advies van de federale procureur, gegeven op 5 februari 2003;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 12 februari 2003, Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 13 maart 2003;

Geiet op het advies 35.115/2 van de Raad van State, gegeven op 19 maart 2003, Gezien de hoogdringendheid;

Overwegende dat de bepaling van precieze regels waaraan de uitvoering van een infiltratie moet voldoen en een opsomming van de politionele onderzoekstechnieken uiterst belangrijk is om een goede toepassing van de wet van 6 januari 2003 te verzekeren en de infiltratie, voorzien door artikel 47octies van voormelde wet, mogelijk te maken;

Overwegende dat een regelgevend kader de nodige rechtszekerheid garandeert voor de magistraten belast met de controle op de bijzondere opsporingsmethoden en voor de leden van de federale politie belast met de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De politionele onderzoekstechnieken, bedoeld in artikel 47octies , § 2, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering, zijn de pseudo-koop, de vertrouwenskoop, de testkoop, de pseudo-verkoop, de vertrouwensverkoop, de gecontroleerde aflevering, de gecontroleerde doorlevering en de frontstore.

Art. 2.De politionele onderzoekstechnieken kunnen slechts worden aangewend door leden van de directie van de speciale eenheden van de federale politie, en desgevallend, mits voorafgaand akkoord van de federale procureur, in samenwerking met buitenlandse speciaal daartoe opgeleide en bevoegde ambtenaren.

Pseudo-koop, vertrouwenskoop en testkoop

Art. 3.De pseudo-koop is de techniek, aangewend door een politiedienst, waarbij men zich aan een persoon voorstelt of wordt voorgesteld als een potentiële koper van een dienstverlening of van een goed, bedoeld in artikel 42, 1° tot en met 3° van het Strafwetboek, en waarvan deze persoon de eigendom wenst over te dragen voor eigen rekening of voor rekening van een ander.

De vertrouwenskoop is de techniek, aangewend door een politiedienst, waarbij men zich aan een persoon voorstelt of wordt voorgesteld als een potentiële koper van een dienstverlening of van een goed, bedoeld in artikel 42, 1° tot en met 3°, van het Strafwetboek, en waarvan deze persoon de eigendom wenst over te dragen voor eigen rekening of voor rekening van een ander, en waarbij de eigendom effectief overgedragen wordt, teneinde het vertrouwen van de verkoper te winnen en bijkomende informatie te verzamelen.

De testkoop is de techniek, aangewend door een politiedienst, waarbij men zich aan een persoon voorstelt of wordt voorgesteld als een potentiële koper van een dienstverlening of van een goed, bedoeld in artikel 42, 1 ° tot en met 3°, van het Strafwetboek, en waarvan deze persoon de eigendom wenst over te dragen voor eigen rekening of voor rekening van een ander, en waarbij de eigendom effectief overgedragen wordt, teneinde de beweringen van de verkoper en de waarachtigheid van het aangeboden goed te controleren.

Pseudo-verkoop en vertrouwensverkoop

Art. 4.De pseudo-verkoop is de techniek, aangewend door een politiedienst, waarbij men zich aan een persoon voorstelt of wordt voorgesteld als een potentiële verkoper van een dienstverlening of van een goed.

De vertrouwensverkoop is de techniek, aangewend door een politiedienst, waarbij men zich aan een persoon voorstelt of wordt voorgesteld als een potentiële verkoper van een dienstverlening of van een goed, en waarbij de eigendom effectief overgedragen wordt, teneinde het vertrouwen van de koper te winnen en bijkomende informatie te verzamelen.

De gecontroleerde aflevering

Art. 5.De gecontroleerde aflevering is de techniek, aangewend door een politiedienst, waarbij een illegaal transport van goederen of personen, waarvan de politiediensten op de hoogte zijn en politieambtenaren zelf het illegaal transport uitvoeren en afleveren, of daartoe hulp verschaffen, doorgelaten wordt onder de permanente controle van de politiediensten, en waarbij de politionele tussenkomst wordt uitgesteld uiterlijk tot op de eindbestemming, in België of in het buitenland.

De gecontroleerde doorlevering

Art. 6.De gecontroleerde doorlevering is de techniek, aangewend door een politiedienst, waarbij een illegaal transport van goederen, waarvan de politiediensten op de hoogte zijn en politieambtenaren zelf het illegaal transport uitvoeren en afleveren, of daartoe hulp verschaffen, doorgelaten wordt onder de permanente controle van de politiediensten, zonder een politionele tussenkomst uiterlijk op de eindbestemming.

De gecontroleerde doorlevering van personen is niet toegestaan.

De frontstore

Art. 7.De frontstore is de techniek waarbij door of vanwege de politiediensten één of meerdere bedrijven, desgevallend aan de hand van fictieve gegevens, daadwerkelijk worden opgericht of uitgebaat, door middel waarvan ondersteuning in de vorm van goederen of diensten aan het criminele milieu kan worden aangeboden.

Art. 8.De politionele onderzoekstechnieken van de gecontroleerde aflevering van personen, van de gecontroleerde doorlevering en van de frontstore vereisen het voorafgaand en schriftelijk akkoord van de federale procureur.

In geval van een gecontroleerde aflevering van personen en van een gecontroleerde doorlevering kan, in dringende omstandigheden, dit akkoord mondeling worden verstrekt. Het akkoord wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk bevestigd.

Het akkoord wordt gevoegd in het vertrouwelijk dossier, bedoeld in artikel 47novies , § 1, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering.

Art. 9.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 9 april 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN.

^