Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 08 september 1997
gepubliceerd op 09 oktober 1997

Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 63, 88.05, 200, 207.05, 252 tot 258, 260, 266.04 en 268 van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties

bron
ministerie van economische zaken
numac
1997011348
pub.
09/10/1997
prom.
08/09/1997
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 SEPTEMBER 1997. Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 63, 88.05, 200, 207.05, 252 tot 258, 260, 266.04 en 268 van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties


Albert II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 10 maart 1925 op de elektriciteitsvoorziening, inzonderheid op artikel 21, 1°;

Gelet op de wet van 10 juni 1952 betreffende de gezondheid en de veiligheid van de werknemers alsmede de salubriteit van het werk en van de werkplaatsen, inzonderheid op artikel 1, § 1, gewijzigd bij de wetten van 17 juli 1957 en 16 maart 1971;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 maart 1981 waarbij het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties voor de huishoudelijke installaties en sommige lijnen van transport en verdeling van elektrische energie bindend wordt verklaard en op het koninklijk besluit van 2 september 1981 houdende wijziging van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties en houdende bindendverklaring ervan op de elektrische installaties in inrichtingen gerangschikt als gevaarlijk, ongezond of hinderlijk en in inrichtingen beoogd bij artikel 28 van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 mei 1985, 7 april 1986 en 30 maart 1993;

Gelet op het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 maart 1981, inzonderheid de artikelen 63, 88.05, 200, 207.05, 252 tot 258, 260, 266.04 en 268;

Gelet op het advies van het Vast Elektrotechnisch Comité, gegeven op 21 oktober 1994;

Gelet op het advies van de Hoge Raad voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen, gegeven op 21 april 1995;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de in dit besluit opgenomen voorschriften verbeteringen uitmaken van de reglementering die, om voor de veiligheid te zorgen, zonder uitstel dienen verplichtend gemaakt te worden;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet onder Reglement worden verstaan het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties, dat het voorwerp is van het koninklijk besluit van 10 maart 1981 waarbij het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties voor de huishoudelijke installaties en sommige lijnen van transport en verdeling van elektrische energie bindend wordt verklaard en van het koninklijk besluit van 2 september 1981 houdende wijziging van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties en houdende bindendverklaring ervan op de elektrische installaties in inrichtingen gerangschikt als gevaarlijk, ongezond of hinderlijk en in inrichtingen beoogd bij artikel 28 van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 mei 1985, 7 april 1986 en 30 maart 1993.

Art. 2.Artikel 63 van het Reglement wordt vervangen door volgende bepalingen : «

Art. 63.Industriële accumulatorenbatterijen. 01. Toepassingsgebied. Dit artikel is van toepassing op : - de accumulatorenbatterijen waarvan de nominale capaciteit groter is dan of gelijk is aan 300 Wh bij een ontladingstijd van 5 uren; - de accumulatorenbatterijen waarvan de nominale spanning groter is dan 120 V; - de laadinrichtingen waarvan het nominaal vermogen groter is dan of gelijk is aan 200 VA; - de gehelen omvattende één of meerdere van de hoger genoemde elementen.

Dit artikel is niet van toepassing op de accumulatoren en hun laadinrichtingen, gebruikt in huishoudelijke installaties. 02. Bepalingen. Accumulator : elektrochemisch systeem dat de toegevoerde elektrische energie opstapelt onder chemische vorm en deze terug kan geven door omgekeerde werking.

Cel : een geheel van elektroden en elektrolyt dat de basiseenheid vormt van een accumulator.

Accumulatorenbatterij : twee of meerdere met elkaar verbonden cellen die gebruikt worden als energiebron.

Accumulatorenbatterij met open cellen of cellen met ontluchting : accumulatorenbatterij waarvan de cellen een deksel hebben dat voorzien is van een opening waarlangs de ontstane gassen kunnen ontsnappen.

Deze opening kan voorzien zijn van een ontluchtingsdop.

Accumulatorenbatterij met dichte cellen met regelventiel : accumulatorenbatterij waarvan de cellen onder normale omstandigheden gesloten zijn, doch voorzien zijn van een inrichting die het ontsnappen van gassen toelaat wanneer de inwendige druk een vooraf ingestelde waarde overtreft. Aan het elektrolyt van de cellen kan normaal geen toevoeging gebeuren.

Accumulatorenbatterij met gasdichte cellen : accumulatorenbatterij die bij normale werking noch gassen noch vloeistoffen laat ontsnappen voor zover ze gebruikt wordt binnen de door de constructeur voorgeschreven belastings- en temperatuurgrenzen.

De cellen kunnen voorzien zijn van een beveiligingsinrichting bestemd om gevaarlijk hoge inwendige druk te vermijden.

Bijvulling van elektrolyt is niet noodzakelijk en de cel is ontworpen om gedurende haar levensduur te werken in de oorspronkelijke dichtheidstoestand.

Accumulatorenbatterij met hermetisch gesloten cellen : accumulatorenbatterij met gasdichte cellen zonder beveiligingsinrichting tegen gasontsnapping.

Vaste accumulatorenbatterij : accumulatorenbatterij die ondergebracht is in een daartoe voorbehouden en geschikte standplaats en permanent verbonden is aan een laad- en ontlaadinrichting.

Verplaatsbare accumulatorenbatterij : accumulatorenbatterij die geen vaste accumulatorenbatterij is.

Ruimte voor vaste accumulatorenbatterijen : een ruimte voorbehouden tot de werking (laden en ontladen) van vaste accumulatorenbatterijen, eventueel tezamen met hun laadinrichting.

Batterijkast : een kast waarin één of meerdere vaste gelijkstroomproductie-eenheden, eventueel tezamen met hun laadinrichting, zijn opgesteld.

Batterijtrog : een trog met volle wanden die meerdere accumulatorenbatterijen kan bevatten.

Laadruimte voor verplaatsbare accumulatorenbatterijen : een ruimte uitsluitend bestemd voor het laden van verplaatsbare accumulatorenbatterijen.

Gelijkstroomproductie-eenheid : de gelijkstroomproductie-eenheid, in de zin van dit artikel, omvat de voedingsstroombaan van de accumulatorenbatterijen, de accumulatorenbatterijen en de gelijkstroombanen, aangesloten op deze accumulatorenbatterijen tot aan de algemene beveiligingsinrichting(en).

Voedingsstroombaan : de voedingsstroombaan omvat de eventuele secundaire wikkeling van de transformator, de eventuele gelijkrichter en hun aansluitingen tot op de accumulatorenbatterijen. 03. Voorschriften.a. Algemeenheden. a.1. De gegroepeerde vaste gelijkstroomproductie-eenheden met een totale energieinhoud van meer dan 20 000 VAh moeten zijn opgesteld in batterijkasten of in exclusieve ruimten van de elektrische dienst, uitsluitend voor deze doeleinden bestemd. a.2. De accumulatorenbatterijen zijn elektrisch geïsoleerd van de vloer en/of van de wanden van hun opstellingsplaats. Deze isolatie is onder andere bestand tegen de corrosieve inwerking van het elektrolyt. a.3. De ladingsstroombaan voor het laden van verplaatsbare accumulatorenbatterijen is gevoed door : - hetzij een stroombaan op zeer lage veiligheidsspanning; - hetzij een veilig gescheiden stroombaan. a.4. De aansluitinrichtingen in de gelijkstroombanen voor verplaatsbare accumulatorenbatterijen : - mogen niet voorzien zijn van beschermingscontacten; - verhinderen de omwisseling van polariteit, en ze verhinderen de koppeling en de ontkoppeling van de stroombaan onder belasting; - laten geen verwarring toe tussen de verschillende nominale spanningen. a.5. In de ruimten voor vaste accumulatorenbatterijen en in de laadruimten voor verplaatsbare accumulatorenbatterijen mogen zich geen andere voorwerpen bevinden dan die welke voor het laden, de bediening, de controle en het onderhoud van de accumulatorenbatterijen nodig zijn. a.6. De opstelling van de vaste of verplaatsbare gelijkstroomproductie-eenheden moet hun toezicht, hun vervanging, hun onderhoud en hun herstelling in alle veiligheid toelaten. a.7. Wanneer vaste accumulatorenbatterijen opgesteld zijn in een batterijruimte of in een batterijkast, zijn op de toegangen duidelijke, goed zichtbare en onuitwisbare aanduidingen aangebracht, met vermelding van : - de nominale spanning van de accumulatorenbatterijen; - het toegangsverbod voor niet-gemachtigde personen; - de elektrische gevaren, aangebracht onder de vorm van een waarschuwingsbord, zoals bepaald in artikel 261. a.8. De vaste accumulatorenbatterijen, geplaatst in gewone lokalen toegankelijk voor het publiek, zijn ondergebracht in omhulsels die een beschermingsgraad van tenminste IP 2X hebben en gesloten kunnen worden door middel van een veiligheidssleutel. a.9. De ruimte voorbehouden voor het laden van verplaatsbare accumulatorenbatterijen is duidelijk afgebakend. Daartoe zijn materiële inrichtingen van voldoende mechanische weerstand (veiligheidsrails, in de grond verankerde drempels,...) geplaatst om elke beschadiging te voorkomen van zowel de accumulatorenbatterijen als van hun laadinrichting. a.10. Het personeel dat instaat voor de behandeling, het toezicht, het onderhoud en de herstelling is uitgerust met de persoonlijke beschermingsmiddelen (handschoenen, gezichtsscherm,...) tegen elektrische gevaren overeenkomstig de reglementaire bepalingen ter zake. a.11. Wanneer in een ruimte voor vaste accumulatorenbatterijen of een laadruimte voor verplaatsbare accumulatorenbatterijen, accumulatorenbatterijen met een verschillend elektrolyt zijn gevuld, zijn voorzorgsmaatregelen genomen om beschadiging van deze accumulatorenbatterijen te voorkomen omwille van hun verschil. b. Bijzondere voorschriften voor gelijkstroomproductie-eenheden, waarvan de nominale spanning kleiner is dan of gelijk is aan 60 V. b.1. De aansluitinrichtingen en de verbindingen van de gelijkstroomproductie-eenheden, waarvan de nominale spanning kleiner is dan of gelijk is aan 60 V, mogen blank blijven op voorwaarde dat : - hetzij, de voorschriften van de zeer lage veiligheidsspanning zijn nageleefd; - hetzij, zij geplaatst zijn in een uitsluitend hiervoor bestemde, afgebakende ruimte; deze afbakening bevindt zich tenminste op 0,50 m, horizontaal gemeten, van de rand van die eenheden. b.2. Door het toepassen van één van de voorschriften van het punt b.1. wordt eveneens verondersteld dat de bescherming tegen elektrische schokken bij onrechtstreekse aanraking wordt verzekerd. c. Bijzondere voorschriften voor gelijkstroomproductie-eenheden waarvan de nominale spanning groter is dan 60 V en kleiner is dan of gelijk aan 120 V c.1. De gelijkstroomproductie-eenheden, waarvan de nominale spanning groter is dan 60 V en kleiner is dan of gelijk aan 120 V, bieden een bescherming tegen elektrische schokken bij rechtstreekse aanraking door : - hetzij door middel van een omhulsel (art. 34); - hetzij door isolatie (art. 35); - hetzij door de verwijdering van de actieve delen (art. 36); - hetzij door de afscherming van de actieve delen door hindernissen (art. 37). c.2. Door het toepassen van één van de beschermingstechnieken van punt c.1. wordt eveneens verondersteld dat de bescherming tegen elektrische schokken bij onrechtstreekse aanraking wordt verzekerd. c.3. De voorschriften van de punten c.1. en c.2. zijn niet van toepassing op de gelijkstroomproductie-eenheden, indien ze geplaatst zijn in een exclusieve ruimte van de elektrische dienst (art. 51). d. Bijzondere voorschriften voor gelijkstroomproductie-eenheden waarvan de nominale spanning groter is dan 120 V en kleiner is dan of gelijk aan 750 V. d.1 De gelijkstroomproductie-eenheden, waarvan de nominale spanning groter is dan 120 V en kleiner is dan of gelijk aan 750 V, bieden een bescherming tegen elektrische schokken bij rechtstreekse aanraking : - hetzij door middel van een omhulsel (art. 34); - hetzij door isolatie (art. 35); - hetzij door de verwijdering van de actieve delen (art. 36); - hetzij door de afscherming van de actieve delen door hindernissen (art. 37). d.2. De bescherming tegen elektrische schokken bij onrechtstreekse aanraking voor diezelfde gelijkstroomproductie-eenheden wordt verzekerd : - hetzij door het gebruik van een bijkomende of versterkte isolatie (art. 75); - hetzij door het gebruik van gescheiden stroombanen (art. 76) waarbij de limietspanning nochtans op 750 V wordt gebracht voor deze toepassing; - hetzij door het gebruik van een werkvlak op een zwevend potentiaal (art. 77); - hetzij door de automatische verwittiging bij een isolatiefout (art. 80 tot en met 82) en hun snelle opheffing. d.3. De vaste gelijkstroomproductie-eenheden mogen enkel in gewone lokalen zijn ondergebracht in omhulsels welke een beschermingsgraad van tenminste IP 2X hebben en gesloten kunnen worden door middel van een veiligheidssleutel. d.4. In de exclusieve ruimten van de elektrische dienst (art. 51) kan afgeweken worden van de voorschriften in punt d.1. op voorwaarde dat de afstand, tussen twee genaakbare naakte delen met een potentiaalverschil dat gelijk is aan of groter is dan 120 V, gelijk is aan of groter is dan 1,25 m. e. Bijzondere voorschriften voor gelijkstroomproductie-eenheden waarvan de nominale spanning groter is dan 750 V. e.1. De gelijkstroomproductie-eenheden, waarvan de nominale spanning groter is dan 750 V, zijn ondergebracht in exclusieve ruimten van de elektrische dienst. e.2. De Ministers die respectievelijk Energie en Arbeidsveiligheid onder hun bevoegdheid hebben kunnen ieder wat hem betreft, bij besluit, de installatievoorwaarden vastleggen voor de gelijkstroomproductie-eenheden waarvan de nominale spanning hoger is dan 750 V. 04. Bijkomende voorschriften. De Ministers die respectievelijk Energie en Arbeidsveiligheid onder hun bevoegdheid hebben kunnen ieder wat hem betreft, bij besluit, bijkomende veiligheidsvoorschriften opleggen voor de elektrische laadinstallaties van de gelijkstroomproductie-eenheden voor elektrische wegvoertuigen. »

Art. 3.In artikel 88 van het Reglement wordt de rubriek 05 vervangen door de volgende rubriek : « 05. Stortbadzalen. a. Bepalingen. Stortbadcel : door wanden afgesloten ruimte, al dan niet uit twee afzonderlijke ruimten samengesteld. Beide voormelde ruimten zijn gedeeltelijk gescheiden door een scheidingswand. De ene ruimte omvat het stortbad, stortbadruimte genoemd; de andere eventuele ruimte wordt kleedruimte genoemd.

Stortbadzaal : lokaal waarin meerdere stortbaden, al dan niet gescheiden door wanden zijn ondergebracht. Voor de bepaling van volumes dient onderscheid te worden gemaakt tussen : 1. een stortbadzaal met individuele stortbadcellen omvattende een stortbadruimte met een hiervan gedeeltelijk gescheiden aangrenzende individuele kleedruimte. - Volumes 0, 1 en 2 : volumes begrensd in overeenstemming met de bepalingen van artikel 86, punt 10.a. - Volume 3 : volume buiten het volume 2 en begrensd door de afbakeningselementen van de stortbadcel en door dezelfde horizontale vlakken als gedefinieerd voor het volume 1. 2. een stortbadzaal met individuele stortbadcellen omvattende enkel een stortbadruimte. - Volumes 0 en 1 : volumes begrensd in overeenstemming met de bepalingen van artikel 86, punt 10.a. - Volume 2 : volume buiten de volumes 0 en 1, begrensd door het vertikaal cilindrisch oppervlak op een afstand van 3 m van volumes 0 en 1 en door dezelfde horizontale vlakken als gedefinieerd voor het volume 1. - Volume 3 : volume buiten het volume 2 en begrensd door de afbakeningselementen van de stortbadzaal en door dezelfde horizontale vlakken als gedefinieerd voor het volume 1. 3. een stortbadzaal met een gemeenschappelijke stortbadruimte. - Volumes 0 en 1 : volumes begrensd in overeenstemming met de bepalingen van artikel 86, punt 10.a. De stortbadkuip wordt bepaald door de afvloeiingszone van het sproeiwater. - Volume 2 : volume buiten de volumes 0 en 1, begrensd door het vertikaal cilindrisch oppervlak op een afstand van 3 m van de volumes 0 en 1 en door dezelfde horizontale vlakken als gedefinieerd voor het volume 1. - Volume 3 : volume buiten het volume 2 en begrensd door de afbakeningselementen van de stortbadzaal en door dezelfde horizontale vlakken als gedefinieerd voor het volume 1. b. Elektrische machines en toestellen. In functie van hun aanwezigheid in de volumes, zijn de voorschriften van artikel 86, punt 10.d tot en met h van toepassing. c. Elektrische leidingen. In functie van hun aanwezigheid in de volumes, zijn de voorschriften van artikel 86, punt 10.i van toepassing.

Evenwel is het, voor doorgaande elektrische leidingen, toegelaten dat ze een pantsering omvatten voor zover zij bekleed zijn met isolerend materiaal over hun gehele traject in de stortbadruimte. d. Bijkomende equipotentiaalverbinding. De voorschriften van artikel 86, punt 10.j zijn van toepassing. e. Verwarmingsweerstanden verzonken in de vloer. De voorschriften van artikel 86, punt 10.k zijn van toepassing. »

Art. 4.In artikel 200 van het Reglement wordt het lid 2 vervangen door het volgend lid : « Zij moeten, met uitzondering van de vlamverspreidende thermoplastische buizen, conform de door de Koning gehomologeerde of door het B.I.N. geregistreerde normen zijn, of een veiligheidsniveau bieden dat tenminste gelijkwaardig is aan hetgeen in deze normen wordt bepaald. »

Art. 5.De subrubriek e. van artikel 207.05 van het Reglement wordt afgeschaft.

Art. 6.Artikel 252 van het Reglement wordt vervangen door volgende bepalingen : « 01. Toepassingsgebied.

De voorschriften van dit artikel zijn niet van toepassing op elektrische installaties ondergebracht in huishoudelijke lokalen of plaatsen. 02. Bepalingen. - Laagspanningsschakelmaterieelcombinatie : Combinatie van één of meerdere laagspanningsverbindingstoestellen met bijbehorend materieel voor sturing, meting, signalering, beveiliging, regeling, enz..., volledig samengebracht, met al hun inwendige elektrische en mechanische verbindingen en hun bouwelementen, onder de verantwoordelijkheid van de fabrikant. - Typebeproefde laagspanningsschakelmaterieelcombinatie (TSC) : Laagspanningsschakelmaterieelcombinatie conform aan een welbepaald type zonder er op zodanige wijze van af te wijken dat de kenmerken zouden kunnen beïnvloed worden in verhouding tot deze van een typecombinatie, waarvan de overeenstemming met de normen werd gecontroleerd. - Partieel typebeproefde laagspanningsschakelmaterieelcombinatie (PTSC) : Laagspanningsschakelmaterieelcombinatie, zowel met typegoedkeuringsvoorzieningen als zonder typegoedkeuringsvoorzieningen, voor zover laatstvermelde voorzieningen afgeleid zijn (b.v. door berekening) van typegoedkeuringsvoorzieningen die aan de desbetreffende proeven hebben voldaan. 03. Algemene voorschriften. De typebeproefde laagspanningsschakelmaterieelcombinaties (TSC) en de partieel typebeproefde schakelmaterieelcombinaties (PTSC) zijn conform de door de Koning gehomologeerde of door het B.I.N. geregistreerde normen, of bieden een veiligheidsniveau dat tenminste gelijkwaardig is aan hetgeen in deze normen wordt bepaald.

De laagspanningsschakelmaterieelcombinaties worden beschouwd als veilig wanneer : - voor de typebeproefde combinaties, een conformiteitsattest afgeleverd werd door een bevoegd testlaboratorium, waarin de conformiteit met de typeproeven verklaard werd; - voor de partieel typebeproefde combinaties : . voor de eenheden die aan typeproeven onderworpen werden, een conformiteitsattest, waarin de conformiteit met voormelde proeven verklaard werd, door een bevoegd testlaboratorium werd afgegeven; . voor de eenheden die niet aan typeproeven onderworpen werden, de eenheden en de er op uitgevoerde controles (b.v. door berekening) de waarborg bieden van een veiligheidsniveau dat evenwaardig is aan dit voorzien door de norm. »

Art. 7.De artikelen 253, 254, 255, 256 en 257 van het Reglement worden geschrapt.

Art. 8.In artikel 258, derde lid, van het Reglement, worden de woorden "de artikels 253 tot 258. » vervangen door de woorden "het artikel 252. »

Art. 9.In artikel 260 van het Reglement worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het derde lid van rubriek 01 wordt het woord "meettransformatoren" vervangen door het woord "hoogspanningsmeettransformatoren";2° de titel van rubriek 02 "Circuits de mesure de courant" wordt in de Franse versie vervangen door "Circuits de mesure de tension".

Art. 10.In artikel 266, rubriek 04, van het Reglement worden de leden 4 en 5 vervangen door de volgende leden : « Het bedienen, door rechtstreekse actie op actieve delen, van scheidingsschakelaars en smeltveiligheden voor hoogspanning en laagspanning van tweede categorie mag slechts gebeuren mits gebruik van bedieningsmiddelen waarvan het geheel minstens twee isolerende elementen in serie bevat, die elk op zichzelf een voldoende isolatie bieden, geschikt voor de nominale spanning van het net. Een schakel- stok met een equivalente isolatiegraad als het hiervoor genoemd geheel mag hiertoe worden gebruikt.

Het vaststellen van de aan- of afwezigheid van spanning, van de overeenkomst der fazen,... door middel van een draagbaar toestel in hoogspanning en in laagspanning van tweede categorie mag slechts gebeuren indien het genoemd toestel een voldoende isolatie biedt, aangepast aan de nominale netspanning. »

Art. 11.In artikel 268, punt 4, van het Reglement, wordt rubriek b vervangen door de volgende rubriek : « b. het dossier van de elektrische installatie, bevattende : 1. de schema's van de elektrische installatie waarvan sprake in artikelen 16 en 17; 2. voor de laagspanningsschakelmaterieelcombinaties de conformiteitsattesten, elementen en controles vermeld in de 2e alinea van het artikel 252.03; 3. het proces-verbaal van het conformiteitsonderzoek, het laatste en voorlaatste controleverslag van de elektrische installatie.»

Art. 12.In artikel 3, punt 1, rubriek a), van het ministerieel besluit van 27 juli 1981 waarbij verschillende normen bindend worden verklaard, de toelaatbare stroom in de elektrische leidingen wordt bepaald en de te volgen regels voor de keuze van de elektrische leidingen worden vastgesteld in uitvoering van de artikelen 11, 117 en 198 van het Reglement, wordt het woord "plastieken" geschrapt.

Art. 13.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 14.Onze Minister van Economie en Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 8 september 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

^