gepubliceerd op 29 oktober 1998
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor de zagerijen en aanverwante nijverheden, betreffende het brugpensioen op 58 jaar
8 OKTOBER 1998. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor de zagerijen en aanverwante nijverheden, betreffende het brugpensioen op 58 jaar (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling, inzonderheid op artikel 10, § 2;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst nr 17, gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers, indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de zagerijen en aanverwante nijverheden;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor de zagerijen en aanverwante nijverheden, betreffende het brugpensioen op 58 jaar.
Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 8 oktober 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Wet van 3 april 1995, Belgisch Staatsblad van 22 april 1995.
Koninklijk besluit van 16 januari 1975, Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975.
Bijlage Paritair Subcomité voor de zagerijen en aanverwante nijverheden Collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1997 Brugpensioen op 58 jaar (Overeenkomst geregistreerd op 16 september 1997 onder het nummer 44985/CO/125.02) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die onder het Paritair Subcomité voor de zagerijen en aanverwante nijverheden ressorteren alsook op hun werklieden.
Onder "werklieden", worden de werklieden en werksters bedoeld. HOOFDSTUK II. - Juridisch kader en doeleinden
Art. 2.Overeenkomstig het artikel 10, § 2 van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling, wordt de leeftijd van het brugpensioen voor de werklieden vastgesteld op 58 jaar.
Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft de volgende doeleinden : - de verlenging van het stelsel van het brugpensioen met compenserende aanwervingen teneinde de tewerkstelling van jongere werklieden aan te moedigen; - de omschrijving van de oudere werklieden die kunnen genieten van dit brugpensioenstelsel; - de omschrijving van de tussenkomst van het Fonds voor bestaanszekerheid van de zagerijen en aanverwante nijverheden in de kostprijs van het brugpensioen. HOOFDSTUK III. - Toekenningsvoorwaarden van de bijkomende vergoeding van het brugpensioen
Art. 4.Om aanspraak te kunnen maken op de bijkomende vergoeding van het brugpensioen geregeld bij deze collectieve arbeidsovereenkomst, moet de afgedankte oudere werkman de volgende voorwaarden vervullen : - tenminste 58 jaar oud zijn op de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst die hem met een werkgever bedoeld onder artikel 1 bindt; - afgedankt zijn, behalve om dringende redenen, door een werkgever bedoeld onder artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst; - van de werkloosheidsvergoedingen genieten; - van het bij koninklijk besluit bepaald statuut van bruggepensioneerde genieten; - iedere door de reglementering betreffende het brugpensioen niet toegelaten beroepsactiviteit te hebben stopgezet; - voor de oudere werklieden die geen zestig jaar zijn op de datum van de beëindiging van hun arbeidsovereenkomst : a) een tewerkstelling bewijzen van minstens tien jaren bij één of meerdere werkgevers die ressorteren onder een van de paritaire subcomités van het Paritair Comité voor de houtnijverheid;b) minstens zeven sociale voordelen, toegekend door een van de fondsen voor bestaanszekerheid opgericht door een van de paritaire subcomités van het Paritair Comité voor de houtnijverheid, hebben ontvangen in de loop van de tien jaren die hun intrede in het brugpensioen voorafgaan. HOOFDSTUK IV. - Bedrag van de bijkomende vergoeding van het brugpensioen
Art. 5.De werkgever die een werkman afdankt die aan de criteria bepaald onder artikel 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst beantwoordt is er toe gehouden hem de bijkomende vergoeding van het brugpensioen vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr17 gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad te betalen. Deze bijkomende vergoeding mag niet lager zijn dan het bedrag bepaald door artikel 7 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
In de gevallen waarin het Fonds voor bestaanszekerheid van de zagerijen en aanverwante nijverheden tussen komt om het geheel of een gedeelte van de bijkomende vergoeding van het brugpensioen ten laste te nemen, betaalt de werkgever enkel het verschil tussen de bij toepassing van het eerste lid van dit artikel verschuldigde bedrag en de tussenkomst van het fonds voor bestaanszekerheid.
Art. 6.De bijkomende vergoeding van het brugpensioen vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst evolueert overeenkomstig de bepalingen van artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad. HOOFDSTUK V. - Tussenkomst van het fonds voor bestaanszekerheid
Art. 7.Op voorwaarde dat de oudere werkman minstens tien jaar beroepsactiviteit in de sector in de hoedanigheid van loontrekkende bij één of meerdere werkgevers ressorterend onder een paritair subcomité van het Paritair Comité voor de houtnijverheid bewijst en hij minstens zeven sociale voordelen in de loop van de tien jaren voorafgaand aan de intrede in het brugpensioen heeft ontvangen, komt het Fonds voor bestaanszekerheid van de zagerijen en aanverwante nijverheden tussen in de betaling van de bijkomende vergoeding van het brugpensioen verschuldigd krachtens de artikelen 5 en 6 van deze collectieve arbeidsovereenkomst a rato van een maandelijks forfaitair bedrag vastgesteld op : - voor de werknemers die intreden in het stelsel van het brugpensioen vanaf 1 januari 1997 wordt de aanvullende vergoeding, uitbetaald door het fonds voor bestaanszekerheid, vastgesteld op 4.000 F per maand, en dit vanaf de leeftijd van 58 jaar tot en met de leeftijd van het wettelijk pensioen. - voor de werknemers die reeds de voordelen van het brugpensioen genieten voor de inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt de vergoeding als volgt vastgesteld : - vanaf 1 juli 1997 : - tot het ogenblik dat de werkman nog geen 60 jaar oud is : 4.300 F; - vanaf het ogenblik dat de werkman 60 jaar wordt : 3.500 F.
Art. 8.Voor de werknemers die in het stelsel van het brugpensioen getreden zijn tussen 1 januari 1996 en 31 december 1998 neemt het Fonds voor bestaanszekerheid van de zagerijen en aanverwante nijverheden de hoofdelijke bijdrage voortvloeiend uit het brugpensioen en verschuldigd aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en aan de Rijksdienst voor Pensioenen ten laste. HOOFDSTUK VI. - Procedure en algemene bepalingen
Art. 9.De aanvragen tot tussenkomst moeten aan het fonds voor bestaanszekerheid door toedoen van een vakbond of rechtstreeks door de werkman worden overgemaakt.
Ze moeten vergezeld zijn van alle bewijsstukken omtrent het recht op de bijkomende vergoeding van het brugpensioen.
Art. 10.De bijzondere gevallen, die niet beantwoorden aan één van de toekenningscriteria, en die niet overeenkomstig de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst kunnen opgelost worden, worden door de meeste gerede partij aan het beheerscomité van het fonds voor bestaanszekerheid voorgelegd.
Art. 11.De forfaitaire vergoeding die aan de werkman door het fonds voor bestaanszekerheid wordt toegekend is onderworpen aan de afhouding wegens administratieve onkosten zoals bepaald door de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1997 betreffende de bijkomende sociale voordelen toegekend door het Fonds voor bestaanszekerheid van de zagerijen en aanverwante nijverheden. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen
Art. 12.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1997 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1998.
De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn eveneens van toepassing op de oudere afgedankte werklieden die van de bijkomende vergoeding "brugpensioen" verschuldigd krachtens vorige collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Subcomité voor de zagerijen en aanverwante nijverheden.
De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst blijven van kracht na 31 december 1998 ten aanzien van de werklieden die op die datum van deze overeenkomst genieten.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 8 oktober 1998.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET