gepubliceerd op 29 maart 2010
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 augustus 1991 tot uitvoering van de artikelen 8, 8bis en 9 van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen
8 MAART 2010. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 augustus 1991 tot uitvoering van de artikelen 8, 8bis en 9 van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat we de eer hebben aan Uwe Majesteit voor te leggen, strekt ertoe het koninklijk besluit van 5 augustus 1991 te wijzigen en een systeem van jaarlijkse definitieve betaling in te voeren.
Het koninklijk besluit van 5 augustus 1991 behandelt de burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor lichamelijke en materiële schade die wordt veroorzaakt aan derden door een brand of ontploffing.
Elke inrichting die voor het publiek is opengesteld moet gedekt zijn door een verzekering die is afgesloten bij een erkende verzekeringsonderneming. Momenteel betaalt de verzekeringsmaatschappij elk trimester 3 % van het totaal van de premies die betrekking hebben op dit risico, aan de staat. De periodiciteit van deze betaling blijkt ondoeltreffend. De storting zal voortaan op jaarlijkse wijze plaatsvinden.
Het ontwerp werd voor advies voorgelegd aan de Commissie voor Verzekeringen en de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen (CBFA).
Het advies van de Raad van State werd volledig gevolgd, met uitzondering van twee opmerkingen. In de eerste plaats stelt de Raad van State dat de adviezen van de CBFA en de Commissie voor Verzekeringen niet verplicht zijn. Artikel 8, laatste lid, van de wet van 30 juli 1979 verplicht deze adviezen echter wel. In de tweede plaats stelt de Raad van State dat de Minister van Economische Zaken ook bevoegd is voor de aangelegenheden waarop het besluit betrekking heeft. De wet van 30 juli 1979 vermeldt inderdaad de Minister van Economische Zaken als minister die bevoegd was voor verzekeringsaangelegenheden. Deze bevoegdheid werd bij het koninklijk besluit van 17 april 2008 tot vaststelling van bepaalde ministeriële bevoegdheden echter toegewezen aan de Minister van Financiën.
De artikelen van het ontwerp vereisen geen verdere commentaar.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. A. TURTELBOOM De Minister van Financiën, D. REYNDERS
8 MARS 2010. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 augustus 1991 tot uitvoering van de artikelen 8, 8bis en 9 van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen, inzonderheid op artikel 9;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 augustus 1991 tot uitvoering van de artikelen 8, 8bis en 9 van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen;
Gelet op het advies van de Commissie voor Verzekeringen, gegeven op 1 juli 2009;
Gelet op het advies van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, gegeven op 9 juli 2009;
Gelet op het advies nr. 47.342/2 van de Raad van State, gegeven op 23 november 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en van de Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 9, tweede lid, van het koninklijk besluit van 5 augustus 1991 tot uitvoering van de artikelen 8, 8bis en 9 van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen, worden de woorden « de Schatkist » vervangen door de woorden « het veiligheidsfonds voor preventie en bestrijding tegen brand en ontploffing bedoeld in artikel 6, § 2, van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen ».
Art. 2.Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Art 10. De verzekeringsonderneming voert een jaarlijkse definitieve betaling uit van 3 % van het totaal der handelspremies, vrij van gehele of gedeeltelijke vernietigingen en van ristorno's, door haar gedurende het laatste afgesloten boekjaar uitgegeven.
De storting gebeurt ten laatste op 30 juni van elk jaar als bijdrage voor het laatst afgelopen boekjaar. »
Art. 3.Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 11.§ 1. De verzekeringsondernemingen die niet zijn overgegaan tot de storting binnen de termijn die voorzien is in artikel 10, worden binnen de 30 kalenderdagen aangemaand om de storting alsnog te voldoen. § 2. Vanaf de verzendingsdatum van aanmaning is de wettelijke interest verschuldigd, overeenkomstig artikel 1153 van het Burgerlijk Wetboek. § 3. De verzekeringsonderneming die niet tot de betaling kon overgaan door een geval van overmacht brengt de Minister van Binnenlandse Zaken of zijn afgevaardigde hiervan schriftelijk op de hoogte binnen de 14 dagen na de termijn voorzien in artikel 10. § 4. De Minister van Binnenlandse Zaken of zijn afgevaardigde kan aan de onderneming vragen om hem bijkomende informatie te verstrekken teneinde zich te verzekeren van de wezenlijkheid van de ingeroepen overmacht. Hij beslist vervolgens of deze al dan niet gegrond wordt verklaard. § 5. Indien de Minister van Binnenlandse Zaken of zijn afgevaardigde beslist dat de overmacht gegrond wordt verklaard, dan deelt hij de onderneming de bijkomende termijn mee die toegekend wordt om de betaling uit te voeren.
Art. 4.Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art. 5.In artikel 13 van hetzelfde besluit, worden de woorden « de Controledienst voor de Verzekeringen » vervangen door de woorden « de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen », worden de woorden « het Fonds voor beveiliging tegen brand en ontploffing » vervangen door de woorden « het Veiligheidsfonds voor preventie en bestrijding tegen brand en ontploffing » en worden de woorden « deze Controledienst » vervangen door de woorden « deze Commissie ».
Art. 6.In artikel 13 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid, luidend als volgt, ingevoegd : « De Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen maakt een definitieve lijst met de door de verzekeringsondernemingen verschuldigde bedragen voor het laatste afgesloten boekjaar en verschaft die aan de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken en dit ten laatste op 1 juni van elk jaar. »
Art. 7.In hetzelfde besluit wordt een artikel 13bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 13bis.Als de verzekeringsovereenkomst bedoeld in dit besluit onderschreven wordt bij een verzekeringsonderneming naar buitenlands recht, moeten de verplichtingen vermeld in de artikelen 9 tot en met 13 van dit besluit nagekomen worden : 1° door het bijkantoor, het agentschap, de onder artikel 178 van het Wetboek diverse rechten en taksen bedoelde aansprakelijke vertegenwoordiger of de zetel van verrichting, gelegen in België;2° door de makelaar of elke andere in België verblijvende tussenpersoon, voor de overeenkomsten onderschreven door zijn tussenkomst met niet in België gevestigde verzekeraars die in België de onder artikel 178 Wetboek diverse rechten en taksen bedoelde aansprakelijke vertegenwoordiger niet hebben;3° door de niet in België gevestigde verzekeringsondernemingen die in België geen aansprakelijke vertegenwoordiger hebben en die verzekeringsovereenkomsten sluiten waarvan het risico in België ligt zonder beroep te doen op in België verblijvende tussenpersonen.»
Art. 8.De verzekeringsondernemingen waken erover dat de regularisaties van de in 2009 voorlopig gestorte bedragen worden uitgevoerd. Deze moeten ten laatste op 30 juni 2010 worden betaald.
Art. 9.Dit besluit heeft uitwerking vanaf 1 januari 2010.
Art. 10.De Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 8 maart 2010.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. A. TURTELBOOM De Minister van Financiën, D. REYNDERS