gepubliceerd op 15 juni 2007
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven betreffende het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking
8 JUNI 2007. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven betreffende het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, inzonderheid op artikel op 103quater, ingevoegd bij de wet van 10 augustus 2001 en vervangen bij de wet van 27 december 2006;
Gelet op de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I), inzonderheid op artikel 218;
Gelet op het koninklijk besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven betreffende het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, gewijzigd bij koninklijk besluit van 16 april 2002 en het koninklijk besluit van 15 juni 2005;
Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, gegeven op 1 maart 2007;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 23 februari 2007;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 11 april 2007 Gelet op het advies nr. 1.599 van de Nationale Arbeidsraad, gegeven op 30 maart 2007;
Gelet op het advies 42.905/1. van de Raad van State, gegeven 3 mei 2007 met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid van de gecoördineerde wetten op de Raad van State.
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 4 van het koninklijk besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven betreffende het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, wordt § 3 vervangen door de volgende bepaling : « § 3. Het recht op onderbrekingsuitkeringen voor de in § 1 van dit artikel bedoelde werknemers wordt beperkt tot maximum 12 maanden gedurende de volledige beroepsloopbaan.
Dit recht kan uitgeoefend worden voor zover de maximale onderbrekingstermijn van 60 maanden nog niet is uitgeput, zonder een overschrijding van dit maximum van 60 maanden ten gevolge te kunnen hebben.
Voor het berekenen van de duur van 12 maanden wordt rekening gehouden met de periodes van volledige loopbaanonderbreking met uitkeringen die zijn aangevangen vanaf 1 juni 2007 krachtens om het even welke wettelijke of reglementaire bepaling genomen in uitvoering van de herstelwet, met uitzondering van de specifieke vormen, evenwel zonder dat de totale duur van de volledige schorsing gedurende de volledige beroepsloopbaan 60 maanden overschrijdt.
Het recht op onderbrekingsuitkeringen voor de in § 2 van dit artikel bedoelde werknemers is beperkt tot maximum 60 maanden gedurende de volledige beroepsloopbaan.
De periodes van onderbreking van de werknemers bedoeld in § 1 en § 2 kunnen over de ganse loopbaan de 60 maanden niet overschrijden.
Voor het berekenen van de duur van 60 maanden wordt rekening gehouden met de periodes van volledige en halftijdse loopbaanonderbreking die de werknemer reeds heeft genoten krachtens om het even welke wettelijke of reglementaire bepaling genomen in uitvoering van de herstelwet, met uitzondering van de specifieke vormen.
In afwijking van het eerste lid wordt het recht op onderbrekingsuitkeringen beperkt tot maximum 60 maanden voor : a) de werknemers die hun arbeidsprestaties volledig schorsen om voor hun kind te zorgen tot de leeftijd van 8 jaar;ingeval van adoptie kan de schorsing van de arbeidsprestaties aanvangen vanaf de inschrijving in het bevolkings- of het vreemdelingenregister van de gemeente waar de werknemer zijn woonplaats heeft.
De periode waarvoor de schorsing van de arbeidsprestaties werd gevraagd of de periode van verlenging moet aanvangen voor het tijdstip waarop het kind acht jaar wordt; b) de werknemers die hun arbeidsprestaties volledig schorsen voor het verlenen van palliatieve verzorging, zoals gedefinieerd in artikel 100bis, § 2 van de herstelwet. De behandelende geneesheer van de persoon die palliatieve verzorging behoeft, bevestigt op het bij artikel 14 voorziene aanvraagformulier dat de werknemer zich bereid heeft verklaard deze palliatieve verzorging te verlenen, zonder dat hierbij de identiteit van de patiënt wordt vermeld; c) de werknemers die hun arbeidsprestaties volledig schorsen voor het verlenen van bijstand of verzorging aan een zwaar ziek gezins- of familielid zoals gedefinieerd in de artikelen 3 en 4 van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid. De behandelende geneesheer van de persoon die medische bijstand behoeft, bevestigt op het bij artikel 14 voorziene aanvraagformulier dat de werknemer zich bereid heeft verklaard aan de zwaar zieke persoon bijstand of verzorging te verlenen; d) onverminderd hetgeen bepaald in punt a), de werknemers die hun arbeidsprestaties volledig schorsen om zorg te dragen voor een inwonend en thuis verzorgd gehandicapt kind. De behandelende geneesheer van het gehandicapt kind bevestigt op het bij artikel 14 voorziene aanvraagformulier dat de werknemer zich bereid heeft verklaard de zorg voor het kind op zich te nemen. e) de werknemers die hun arbeidsprestaties volledig schorsen : - om een door de Gemeenschappen of de sector erkende opleiding te volgen die minstens 360 uren of 27 studiepunten per jaar of 120 uren of 9 studiepunten per schooltrimester of per ononderbroken periode van 3 maanden telt; - om onderwijs te volgen verstrekt in een centrum voor basiseducatie of een opleiding gericht op het behalen van een diploma of getuigschrift van secundair onderwijs, waarbij de grens wordt vastgesteld op 300 uren per jaar of 100 uren per schooltrimester of per ononderbroken periode van 3 maanden.
De Gemeenschap of de opleidingsinstelling bevestigt op het aanvraagformulier dat de werknemer geldig is ingeschreven voor een opleiding met deze tijdsduur of omvang.
De werknemer moet bij de RVA binnen de 20 kalenderdagen na elk kwartaal een attest indienen dat het bewijs levert van de regelmatige aanwezigheid bij de opleiding in dat kwartaal. De dagen schoolvakantie in de loop van of aansluitend op een periode van opleiding worden gelijkgesteld met dagen van regelmatige aanwezigheid bij een opleiding.
Regelmatige aanwezigheid in de zin van deze bepaling betekent dat de werknemer niet meer dan één tiende van de duur van de opleiding in dat kwartaal ongewettigd afwezig mag zijn.
De RVA kent in het kwartaal waarin de volledige schorsing van de arbeidsprestaties aanvangt de uitkering toe op basis van het aanvraagformulier. Voor de daaropvolgende kwartalen kent de RVA de uitkering toe voor zover het attest bedoeld in het vorige lid tijdig werd ingediend en de regelmatige aanwezigheid bevestigt f) de werknemers die reeds voor 1 januari 2007 aan de RVA een schorsing van hun arbeidsprestaties hebben gevraagd in het kader van een voor die datum afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst die tot doel heeft de schorsing toe te passen in afwachting van het brugpensioen of het pensioen, voor zover deze schorsing al aanving voor 1 juli 2007. Voor zover voldaan is aan de voorwaarden van het bovenstaande lid, kent de RVA uitkeringen toe, bij één of meer verlengingen van de volledige schorsing van de arbeidsprestaties. »
Art. 2.Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepaling : « § 1. Een uitkering wordt toegekend aan de werknemers die in toepassing van CAO nr. 77 tijdskrediet, loopbaanvermindering of vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking nemen, voor zover tijdens die periode de regeling zoals uitgewerkt door voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst wordt nageleefd evenals de bij dit besluit gestelde voorwaarden voor het toekennen van onderbrekingsuitkeringen. § 2. De onderbrekingsuitkeringen kunnen niet gecumuleerd worden : 1° met een politiek mandaat, tenzij het een mandaat van gemeenteraadslid, provincieraadslid, districtsraadslid of van raadslid van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn betreft;2° met een bijkomende activiteit als loontrekkende behalve indien die reeds, te samen met de activiteit waarvan de uitoefening geschorst wordt of waarvan de prestaties verminderd worden, uitgeoefend werd gedurende ten minste twaalf maanden die het begin van de volledige schorsing van de arbeidsprestaties of de vermindering van de arbeidsprestaties bedoeld in dit besluit voorafgaan;3° met de uitoefening van een bijkomende zelfstandige activiteit, behalve in het geval van volledige schorsing van de arbeidsprestaties in zoverre deze zelfstandige activiteit reeds, te samen met de activiteit waarvan de uitoefening geschorst wordt, uitgeoefend werd gedurende ten minste de twaalf maanden die het begin van de volledige schorsing van de arbeidsprestaties voorafgaan, in welk geval de cumulatie toegelaten wordt gedurende een periode van maximum twaalf maanden. Voor de toepassing van het eerste lid, 3°, wordt beschouwd als bijkomende zelfstandige activiteit deze activiteit waardoor volgens de ter zake geldende reglementering, de betrokken persoon verplicht is zich in te schrijven bij het Rijksinstituut voor Sociale Verzekering der Zelfstandigen. 4° met een pensioen; Worden voor de toepassing van deze bepaling als een pensioen aangemerkt de ouderdoms-, rust-, anciënniteit- of overlevingspensioenen, en andere als dusdanig geldende voordelen, toegekend : a) door of krachtens een Belgische of buitenlandse wet;b) door een Belgische of een buitenlandse instelling van sociale zekerheid, een openbaar bestuur, een openbare instelling of een instelling van openbaar nut;5° met een bezoldigde activiteit in het buitenland in het kader van een erkend project inzake ontwikkelingssamenwerking via een erkende niet-gouvernementele organisatie voor ontwikkelingssamenwerking. De werknemer die een politiek mandaat uitoefent, die een bijkomende activiteit als loontrekkende of als zelfstandige uitoefent, die een bezoldigde activiteit in het buitenland in het kader van een erkend project inzake ontwikkelingssamenwerking uitoefent of die een pensioen geniet, moet hiervan aangifte doen op het ogenblik van zijn aanvraag om uitkeringen. Bij gebrek aan aangifte of in geval van laattijdige aangifte worden de reeds betaalde onderbrekingsuitkeringen teruggevorderd vanaf de aanvangsdatum van het tijdskrediet, van de loopbaanvermindering of van de vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, tot op de dag van de eventuele laattijdige aangifte. § 3. De Minister die Werk onder zijn bevoegdheid heeft, bepaalt de regels betreffende de terugvordering van onrechtmatig genoten uitkeringen en betreffende het eventueel afzien van de terugvordering.
Art. 3.Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « De werknemers die een tijdskrediet, loopbaanvermindering of vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking hebben verkregen van hun werkgever, dienen dit te melden bij het werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening in het ambtsgebied waarvan zij verblijven, volgens de modaliteiten bepaald in artikel 14 en binnen de termijn bepaald in artikel 16. »
Art. 4.Dit besluit is van toepassing op alle werknemers van wie het tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking een aanvang neemt vanaf 1 juni 2007.
Het recht op onderbrekingsuitkeringen beperkt tot maximaal 12 maanden zoals bedoeld in artikel 1 is van toepassing op elke volledige schorsing of verlenging van een volledige schorsing die een aanvang neemt vanaf 1 juni 2007, zelfs indien een dergelijke schorsing reeds vroeger opgenomen is in zoverre de maximale termijn van 60 maanden nog niet is uitgeput, zonder een overschrijding van dit maximum van 60 maanden ten gevolge te kunnen hebben.
Art. 5.Artikel 217 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I) treedt in werking op 1 juni 2007.
Art. 6.Dit besluit treedt in werking op 1 juni 2007, met uitzondering van artikel 2, § 2, 1° dat uitwerking heeft met ingang van 1 december 2006.
Art. 7.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 8 juni 2007.
Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN