Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 08 juli 1999
gepubliceerd op 31 juli 1999

Koninklijk besluit houdende toekenning van een functievergoeding aan de personeelsleden van de rijkswacht in dienst bij het speciale interventie-eskadron of opgeroepen in steun aan deze eenheid of om erbij een opleiding te volgen

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
1999000560
pub.
31/07/1999
prom.
08/07/1999
ELI
eli/besluit/1999/07/08/1999000560/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 JULI 1999. - Koninklijk besluit houdende toekenning van een functievergoeding aan de personeelsleden van de rijkswacht in dienst bij het speciale interventie-eskadron of opgeroepen in steun aan deze eenheid of om erbij een opleiding te volgen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 19 december 1980 betreffende de geldelijke rechten van de militairen, inzonderheid op artikel 5;

Overwegende dat het gerechtvaardigd blijkt om een financiële compensatie toe te kennen voor de bijkomende lasten die uit de van de leden van het speciale interventie-eskadron vereiste hoge beschikbaarheid voortvloeien, alsook voor de verscheidene beperkingen en de hinder die ze ondervinden als gevolg van het wisselvallige karakter van hun dienstorganisatie;

Gelet op het protocol nr. 61 van 15 december 1998 van het onderhandelingscomité van het rijkswachtpersoneel;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 15 april 1998;

Gelet op het advies van Onze Minister van Justitie, gegeven op 21 augustus 1998;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 4 juni 1999;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 4 juni 1999;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de overheid zich begin september 1998 naar de belanghebbenden toe heeft geëngageerd om de in dit besluit bedoelde vergoeding vanaf 1 mei 1999 uit te betalen;

Overwegende dat, alhoewel de Administratie piloot van het dossier, van al de vereiste ijver blijk heeft gegeven om de formele voorwaarden, voorafgaand aan de ondertekening van deze reglementaire tekst, binnen de opgelegde termijnen te vervullen, hebben de controles en de beoordeling die door de in dit dossier te raadplegen overheden moesten vervuld worden, niet toegelaten hun akkoord te geven vóór 4 juni 1999;

Overwegende dat voortaan onontbeerlijk blijkt op de dringende noodzakelijkheid beroep te doen, als men wil dat de door de overheid gegeven initiële belofte gestand wordt gedaan;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Een maandelijkse vergoeding van 7 200 frank wordt toegekend aan de personeelsleden gehecht aan het speciale interventie-eskadron.

Deze vergoeding wordt samen met de wedde uitbetaald.

Art. 2.§ 1. De vergoeding bedoeld in artikel 1 wordt toegekend vanaf de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop het personeelslid een ambt bij het speciale interventie-eskadron bekleedt en wordt niet meer toegekend vanaf de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop hij er geen dienst meer doet. § 2. Valt voormelde datum de eerste dag van de maand, dan is de vergoeding onmiddellijk verschuldigd of niet meer verschuldigd. § 3. De vergoeding is verschuldigd in alle standen of toestanden die recht geven op de volle wedde. Wanneer de maandwedde niet volledig verschuldigd is, wordt ze verminderd volgens dezelfde regels en onder dezelfde voorwaarden als de wedde. § 4. De vergoeding is niet meer verschuldigd zodra het personeelslid op de eerste dag van een maand gedurende dertig opeenvolgende kalenderdagen afwezig is geweest. Het recht wordt opnieuw verkregen vanaf de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop het personeelslid zijn dienst gedurende ten minste tien kalenderdagen heeft heropgenomen.

Is de afwezigheid van het personeelslid het gevolg van ofwel een mutatie, dan wel van de toelating tot de opleidingscyclus van officier bedoeld in artikel 22 van het koninklijk besluit van 9 april 1979 betreffende de werving en vorming van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht, ofwel de toelating tot de stage bedoeld in artikel 16 van het koninklijk besluit van 30 december 1993 betreffende de bevordering tot de graad van majoor bij de rijkswacht, ofwel een eindeloopbaanverlof toegekend krachtens artikel 11 van het koninklijk besluit van 25 april 1979 betreffende het ambt en de ambtsontheffing van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht of artikel 2, tweede lid van het ministerieel besluit van 25 april 1979 betreffende het ambt van de onderofficieren van het operationeel korps van de rijkswacht, dan is de vergoeding niet meer verschuldigd vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de dag waarop de mutatie, de cyclus, de stage of het verlof geschiedt of aanvang neemt.

Indien de mutatie, de cyclus, de stage of het verlof op de eerste dag van een maand geschiedt of aanvang neemt, wordt de vergoeding onmiddellijk ingehouden.

Voor de toepassing van deze paragrafen : 1° zijn « dagen afwezigheid » : de volledige verlofdagen, ongeacht hun aard;de volledige dagen non-activiteit; de volledige dagen afwezigheid om gezondheidsredenen; de volledige dagen voorlopige schorsing; de volledige dagen detachering; de volledige dagen van recuperatie in tijd van overuren; de feestdagen en de weekends die tussen voormelde dagen gelegen zijn voor zover gedurende die dagen geen enkele prestatie werd geleverd.

De volledige dagen detacheringen worden echter niet als dagen afwezigheid beschouwd, wanneer de detachering verband houdt met de specifieke opdracht van het personeelslid dat aan het speciale interventie-eskadron gehecht is; 2° is er « heropneming van de functie gedurende ten minste 10 kalenderdagen » : zodra wordt vastgesteld, uiterlijk de 15de van de maand die volgt op de datum van de heropening van de functies, dat het personeelslid 10 kalenderdagen telt gedurende dewelke hij werkelijke dienstprestaties heeft verricht.

Art. 3.§ 1. Een dagelijkse vergoeding van 240 frank wordt toegekend aan het niet in artikel 1 bedoelde personeelslid dat ter beschikking gesteld of afgedeeld wordt in de schoot van het speciale interventie-eskadron : - hetzij in het raam van een operationele inzet van deze eenheid; - hetzij met het oogmerk er een gespecialiseerde aanvullende of voortgezette opleiding te krijgen of te geven, eigen aan deze eenheid maar niet deze voorafgaand aan een inplaatsstelling bij het speciale interventie-eskadron of bij een peloton protectie, observatie, steun en aanhouding; - hetzij om het personeel te encadreren dat zich kandidaat stelt voor een ambt in het speciale interventie-eskadron of in een peloton protectie, observatie, steun en aanhouding. § 2. De vergoeding bedoeld in § 1 wordt toegekend vanaf de eerste dag waarop het personeelslid bij het speciale interventie-eskadron afgedeeld of ter beschikking is gesteld. De vergoeding wordt niet meer toegekend vanaf de dag na deze waarop het dit verlaat.

Art. 4.De vergoedingen in artikelen 1 en 3 worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01 en worden aangepast aan de schommelingen van dit indexcijfer overeenkomstig de regels bepaald bij de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.

Art. 5.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 mei 1999.

Art. 6.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 8 juli 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, H. VAN ROMPUY De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE

^