Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 08 juli 1998
gepubliceerd op 23 januari 1999

Koninklijk besluit betreffende de inning en de verdeling van bepaalde volgrechten op het stuk van het auteursrecht en van de naburige rechten en tot aanwijzing van de beheersvennootschappen, belast met de inning en de verdeling van de volgrechten die niet konden worden uitgekeerd

bron
ministerie van justitie
numac
1998009600
pub.
23/01/1999
prom.
08/07/1998
ELI
eli/besluit/1998/07/08/1998009600/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 JULI 1998. - Koninklijk besluit betreffende de inning en de verdeling van bepaalde volgrechten op het stuk van het auteursrecht en van de naburige rechten en tot aanwijzing van de beheersvennootschappen, belast met de inning en de verdeling van de volgrechten die niet konden worden uitgekeerd


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, wijst enerzijds, de beheersvennootschappen aan die de volgrechten bepaald in artikel 13, tweede lid, van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten zullen verdelen, en stelt, anderzijds de wijze van verdeling vast van voormelde rechten.

Wat het eerste luik betreft, is in artikel 13, tweede lid van voormelde wet gesteld dat de volgrechten die niet konden worden uitgekeerd, worden betaald aan de door de Koning aangewezen beheersvennootschappen die deze rechten zullen verdelen op de door de Koning bepaalde wijze. Deze vennootschappen zijn belast met het beheer van het volgrecht, en zijn op grond van artikel 67 van dezelfde wet, werkzaam op het nationale grondgebied.

Wat het tweede luik betreft, dient er vooreerst op gewezen te worden dat de parlementaire voorbereiding van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten aantoont dat de wetgever er zich bewust van was dat het moeilijk zou zijn de bepalingen van het volgrecht toe te passen. Men is dan ook genoodzaakt de onnauwkeurigheden van de wet weg te werken om de wet uit te voeren.

Overeenkomstig de vaste rechtspraak van het Hof van Cassatie (Cass. 5 mei 1970, Pas., I, 1970, blz. 766 en de verwijzingen in voetnoot 1) op grond waarvan het aan de uitvoerende macht toekomt uit het beginsel van de wet en de algemene economie ervan de gevolgtrekkingen af te leiden die er van nature uit voortvloeien volgens de geest die bij de opvatting ervan heeft voorgezeten en de doeleinden die ze nastreeft, stelt dit besluit de maatregelen vast die ertoe strekken de wijze van verdeling van de volgrechten te regelen.

In onderhavig besluit bepaalt artikel 2, eerste lid, dat de voor het volgrecht aangewezen beheersvennootschappen een gemeenschappelijke rekening moeten openen, waarop de bedragen, bepaald in artikel 13, tweede lid, kunnen worden gestort.

Het besluit regelt tevens de verdeelsleutel van deze bedragen tussen de bij koninklijk besluit aangewezen beheersvennootschappen. De bedragen zouden telkens in evenredigheid van het bedrag aan volgrechten geïnd tijdens het vorige kalenderjaar door elk van deze beheersvennootschappen, verdeeld worden.

De controle van deze rekening zal worden waargenomen door de afgevaardigde voorzien bij artikel 76 van voormelde wet van 30 juni 1994.

Door storting op de gemeenschappelijke rekening van de volgrechten bepaald in artikel 13, tweede lid, van voormelde wet van 30 juni 1994, zullen de betalingsplichtigen volledig bevrijd zijn. Wanneer echter een onverschuldigde storting heeft plaatsgevonden op de gemeenschappelijke rekening, dient het bedrag van deze storting terug te worden overgemaakt aan degene die ze gestort heeft.

De kennisgeving van de verkoop door de debiteur aan een beheersvennootschap of aan de auteur doet de verjaringstermijn van 3 jaar ingaan. Ten einde conflicten te vermijden, mogen de volgrechten die niet konden worden uitgekeerd, slechts bij het verstrijken van de verjaringstermijn van de vordering van de auteur worden uitgekeerd (artikel 13, derde lid, van voormelde wet van 30 juni 1994). Daartoe voorziet artikel 2, derde lid, van het besluit dat de door de aangewezen beheersvennootschappen geïnde bedragen, bij het verstrijken van een termijn van 3 jaar vanaf de berekening van de verkoop, binnen elke beheersvennootschap in kwestie herverdeeld zullen worden.

De herverdeling dient uitgevoerd te worden overeenkomstig artikel 69 van voormelde wet van 30 juni 1994. Dit artikel voorziet dat de sommen die worden geïnd en waarvan uiteindelijk blijkt dat ze niet kunnen worden uitgekeerd, door de beheersvennootschappen moeten worden verdeeld onder de rechthebbenden van de betrokken categorie, op de wijze die bij tweederde meerderheid van de algemene vergadering wordt bepaald. Bij gebreke van een dergelijke meerderheid wordt met dit doel speciaal een nieuwe algemene vergadering bijeengeroepen, die bij gewone meerderheid beslist. Over de aanwending van deze sommen maakt de commissaris-revisor jaarljjks een bijzonder verslag op.

Zodra een rechthebbende van een op de gemeenschappelijke rekening gestort bedrag geïdentificeerd is, kan deze dit bedrag opeisen bij één van de door de Koning bij toepassing van artikel 13, tweede lid, van de wet van 30 juni 1994, aangeduide beheersvennootschappen. Hij is dus niet verplicht dit bedrag bij alle door de Koning aangewezen vennootschappen op te eisen.

De beheersvennnootschappen dienen volgens artikel 3, § 1, de lijst van rechthebbenden die hen vrijwillig het beheer hebben toevertrouwd, over te maken aan de afgevaardigde van de Minister, zoals bedoeld in artikel 76 van voormelde wet van 30 juni 1994. Zij zorgen er tevens voor dat deze lijst regelmatig bijgewerkt wordt.

De afgevaardigde van de Minister zal de bekendmaking van de lijsten van rechthebbenden verzekeren door deze op schriftelijk verzoek en op hun kosten aan derden over te maken.

Deze bepaling streeft een betere samenwerking tussen de beheersvennootschappen en de debiteurs na. Door middel van identificatie van rechthebbenden die vrijwillig het beheer van hun rechten hebben toevertrouwd aan één van de aangewezen beheersvennootschappen, kan veelal een onverschuldigde storting op de gemeenschappelijke rekening vermeden worden. De afgevaardigde van de Minister kan volgens zijn algemene bevoegdheden waken over de juistheid van de inhoud van de hem door de beheersvennootschappen overgemaakte lijsten.

De door de Koning aangewezen beheersvennootschappen publiceren volgens artikel 3, § 2, één maal per jaar de lijst van de rechthebbenen waarvan de werken het voorwerp hebben uitgemaakt van een openbare verkoop die aanleiding heeft gegeven tot het storten van het volgrecht op de gemeenschappelijke rekening, evenals de datum van de openbare verkoop en van de kennisgeving van de verkoop aan één van de erkende beheersvennootschappen, in het Belgisch Staatsblad. Bij gebrek aan enige identificatie van rechthebbenden, dienen zij de lijst van de werken die aanleiding hebben gegeven tot het storten van het volgrecht op de gemeenschappelijke rekening, evenals de datum van de openbare verkoop en de datum van de kennisgeving van de verkoop aan één van de erkende beheersvennootschappen, te publiceren in het Belgisch Staatsblad.

Deze bepaling zorgt voor de nodige publiciteit ten aanzien van de op het tijdstip van de kennisgeving van de verkoop nog niet geïdentificeerde rechthebbenden. Deze kunnen zich naar aanleiding van deze publicatie aanbieden bij één van de aangeduide beheersvennootschappen ten einde hun volgrechten te bekomen.

Dergelijke informatie is immers onontbeerlijk voor een rechthebbende, daar de volgrechten binnen de termijn van 3 jaar door hem dienen te worden opgeëist. Na het verstrijken van deze termijn worden de volgrechten immers aan het regime van artikel 69 van voormelde wet van 30 juni 1994 onderworpen.

De inwerkingtreding van onderhavig koninklijk besluit zal bij toepassing van artikel 89, § 2, van voormelde wet van 30 juni 1994 de artikelen 11 tot en met 13 in werking doen treden, en de wet van 25 juni 1921 tot het innen van een recht op de openbare kunstveilingen, ten bate van de kunstenaars, auteurs der verkochte werken (B.S., 20 augustus 1921), opheffen.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 3 december 1997 door de Minister van Justitie verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot aanwijzing van de beheersvennootschappen,belast met de inning en de verdeling van de volgrechten die niet konden worden uitgekeerd en houdende de vaststelling van de wijze van verdeling van de volgrechten bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten", heeft op 27 april 1998 het volgende advies gegeven : Onderzoek van het ontwerp Opschrift Het opschrift zou beter als volgt worden gesteld : « Koninklijk besluit betreffende de inning en de verdeling van bepaalde volgrechten op het stuk van het auteursrecht en van de naburige rechten. » .

Bepalend gedeelte Artikel 1 1. In de inleidende zin behoort het volledige opschrift van de wet van 30 juni 1994 te worden weergegeven.Men schrijve : "... van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten. » . 2. De adressen vermeld in de onderdelen 1°, 2° en 3°, dienen te vervallen. Bovendien behoort telkens te worden geschreven : « burgerlijke vennootschap die de rechtsvorm van een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid heeft aangenomen".

Artikel 2 Eerste lid. 1. In de Franse tekst is het beter "ouvrent un compte commun" te schrijven dan "créent un compte commun".2. De woorden "in voormeld artikel" dienen te worden vervangen door de woorden "in artikel 13, tweede lid, van de voormelde wet".3. Om aan te geven dat een bepaling een verplichting oplegt, wordt, zowel in het Nederlands als in het Frans, de onvoltooid tegenwoordige tijd gebruikt en niet de onvoltooid toekomende tijd.In de Franse tekst dient het woord "seront" te worden vervangen door het woord "sont".

Tweede lid.

Men schrijve : « De in artikel 1 vermelde beheersvennootschappen verdelen de op de gemeenschappelijke rekening gestorte bedragen onder elkaar in verhouding tot het bedrag aan volgrechten dat elk van hen tijdens het voorbije kalenderjaar heeft geïnd. » .

Derde lid.

Met het oog op de duidelijkheid schrijve men : "De bedragen die door elk van de in artikel 1 vermelde beheersvennootschappen worden geïnd, worden, na de verdeling bepaald in het tweede lid, overeenkomstig de regels bepaald in artikel 69 van de voormelde wet, pas onder de rechthebbenden herverdeeld bij het verstrijken van een termijn van drie jaar vanaf de kennisgeving van de verkoop. » .

Artikel 3 In het eerste lid behoort de uitdrukking "maken... over" te worden vervangen door de uitdrukking "zenden... over" en de uitdrukking "elke zes maanden" door de uitdrukking "om de zes maanden ».

De Kamer was samengesteld uit : de heren : J.-J. Stryckmans, voorzitter;

Y. Kreins, P. Quertainmont, staatsraden;

P. Gothot, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. B. Vigneron, toegevoegd griffier.

Het rapport werd uitgebracht door de heer X. Delgrange, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door Mevr.

F. Carlier, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J.-L. Stryckmans.

De griffier, B. Vigneron.

De voorzitter, J.-J. Stryckmans.

8 JULI 1998. - Koninklijk besluit betreffende de inning en de verdeling van bepaalde volgrechten op het stuk van het auteursrecht en van de naburige rechten en tot aanwijzing van de beheersvennootschappen, belast met de inning en de verdeling van de volgrechten die niet konden worden uitgekeerd ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, zoals gewijzigd door de wet van 3 april 1995, inzonderheid de artikelen 13 en 76;

Gelet op het advies van de Raad van State van 4 mei 1998;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De beheersvennootschappen belast met de verdeling van de bedragen bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten zijn; 1° De « beheersvennootschap ARAPB », burgerlijke vennootschap die de rechtsvorm van een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid heeft aangenomen;2° de « Belgische vereniging van auteurs, componisten en uitgevers », burgerlijke vennootschap die de rechtsvorm van een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid heeft aangenomen;3° de « Multimediamaatschappij van de auteurs van de visuele kunsten », burgerlijke vennootschap die de rechtsvorm van een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid heeft aangenomen.

Art. 2.De in artikel 1 bedoelde beheersvennootschappen openen een rekening bij een financiële instelling, waarop de bedragen bepaald in artikel 13, tweede lid, van de voormelde wet worden gestort. De interesten worden gekapitaliseerd.

De in artikel 1 vermelde beheersvennootschappen verdelen de op de gemeenschappelijke rekening gestorte bedragen onder elkaar in verhouding tot het bedrag aan volgrechten dat elk van hen tijdens het voorbije kalenderjaar heeft geïnd.

De bedragen die door elk van de in artikel 1 vermelde beheersvennootschappen worden geïnd, worden, na de verdeling bepaald in het tweede lid, overeenkomstig de regels bepaald in artikel 69 van de voormelde wet, pas onder de rechthebbenden herverdeeld bij het verstrijken van een termijn van drie jaar vanaf de kennisgeving van de verkoop.

Art. 3.§ 1. De beheersvennootschappen zenden de lijst van de rechthebbenden die hen vrijwillig het beheer hebben toevertrouwd, over aan de afgevaardigde van de Minister, zoals bepaald in artikel 76 van voormelde wet, en zorgen ervoor dat deze lijst om de zes maanden bijgewerkt wordt.

Eenieder kan op schriftelijke aanvraag, de in het vorige lid bepaalde lijst op eigen kosten verkrijgen bij de afgevaardigde van de Minister. § 2. De in artikel 1 bepaalde beheersvennootschappen publiceren eenmaal per jaar in het Belgisch Staatsblad : - de lijst van rechthebbenden waarvan de werken die tijdens het vorig kalenderjaar deel hebben uitgemaakt van een openbare verkoop die aanleiding heeft gegeven tot het storten van het volgrecht op de gemeenschappelijke rekening, evenals de datum van de openbare verkoop en de datum van de kennisgeving van de verkoop aan één van deze beheersvennootschappen, of, - bij ontstentenis van identificatie van de rechthebbenden, de lijst van de werken die tijdens het vorig kalenderjaar deel hebben uitgemaakt van een openbare verkoop die aanleiding heeft gegeven tot het storten van het volgrecht op de gemeenschappelijke rekening, evenals de datum van de openbare verkoop en de datum van de verkoop aan één van deze beheersvennootschappen.

Art. 4.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 8 juli 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

^