gepubliceerd op 12 januari 2012
Koninklijk besluit tot vaststelling van bepaalde ministeriële bevoegdheden
8 JANUARI 2012. - Koninklijk besluit tot vaststelling van bepaalde ministeriële bevoegdheden
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 37, 96 en 104 van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 14 januari 2009Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/01/2009 pub. 26/01/2009 numac 2009200129 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Koninklijk besluit tot vaststelling van bepaalde ministeriële bevoegdheden sluiten tot vaststelling van bepaalde ministeriële bevoegdheden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 september 2009 en 10 december 2009;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 december 2011Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/12/2011 pub. 11/01/2012 numac 2011024375 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 december 2008 houdende benoeming van de magistraten-voorzitters, leden-magistraten en plaatsvervangende leden-magistraten in de raden van beroep van de Orde der geneesheren en van de magistraten-bijzitters en de magistraten-plaatsvervangende bijzitters in de provinciale raden van de Orde der geneesheren sluiten houdende benoeming van de regeringsleden, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 december 2011;
Op de voordracht van de Eerste Minister, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De Minister van Financiën is bevoegd voor wat betreft : 1° de Nationale Loterij;2° de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij.
Art. 2.De Minister van Buitenlandse Zaken is bevoegd voor de Wereldhandelsorganisatie.
Art. 3.De Minister van Economie en Consumenten is bevoegd voor wat betreft : 1° telecommunicatie;2° verzekeringen en financiële producten en diensten.
Art. 4.De Minister van Noordzee is bevoegd voor marien milieu en maritieme mobiliteit.
Art. 5.De Minister van Pensioenen oefent de voogdij uit over de Rijksdienst voor Pensioenen en de Pensioendienst voor de overheidssector.
Art. 6.De Minister van Gelijke Kansen is bevoegd voor wat betreft : 1° het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding;2° het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen;3° het Impulsfonds voor migrantenbeleid;4° de interculturele dialoog.
Art. 7.De Minister van Landbouw is bevoegd voor wat betreft : 1° de veiligheid van de voedselketen, en oefent de voogdij uit over het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, met dien verstande dat een protocol wordt afgesloten met de Minister van Volksgezondheid;2° het Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie;3° de voogdij over het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau.
Art. 8.De Minister van Zelfstandigen is bevoegd voor wat betreft : 1° de voogdij over het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen;2° het sociaal statuut der zelfstandigen, waaronder ook de pensioenen van de zelfstandigen, met dien verstande dat een protocol wordt afgesloten tussen de Minister van Pensioenen en de Minister van Zelfstandigen, voor wat betreft de uitvoering van de gemengde pensioenen.
Art. 9.De Minister van Landsverdediging is bevoegd voor oorlogsslachtoffers.
Art. 10.De Minister van Overheidsbedrijven is bevoegd voor Belgacom, N.M.B.S.-Groep en Bpost.
Art. 11.De Minister van Werk oefent de voogdij uit over de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie.
Art. 12.Zijn bevoegd voor wat betreft : 1° de gezamenlijke voogdij over de Nationale Delcrederedienst : de Minister van Financiën, de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Economie;2° de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten : de Minister van Financiën en de Minister van Economie en Consumenten, met dien verstande dat een protocol wordt afgesloten;3° de NV ASTRID : de Minister van Financiën en de Minister van Binnenlandse Zaken;4° de gezamenlijke voogdij over de Dienst voor Overzeese Sociale Zekerheid : de Minister van Pensioenen en de Minister van Sociale Zaken;5° de gezamenlijke voogdij over de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten : de Minister van Pensioenen, de Minister van Binnenlandse Zaken, de Minister van Sociale Zaken en de Minister van Werk;6° de opvolging van de uitvoering van de Schengen-akkoorden : de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Justitie, in functie van de respectievelijke opdrachten van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken en de Federale Overheidsdienst Justitie, met dien verstande dat het voorzitterschap beurtelings zal uitgeoefend worden door de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Justitie;7° de gezamenlijke voogdij over de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid : de Minister van Sociale Zaken en de Minister van Werk;
Art. 13.De Staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken, is bevoegd voor Belgocontrol.
Art. 14.De Staatssecretaris voor Sociale Zaken en Gezinnen, belast met Beroepsrisico's, toegevoegd aan de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, is bevoegd voor wat betreft : 1° het gezinsbeleid, waaronder de kinderbijslag;2° de voogdij over de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers;3° de voogdij over het Fonds voor beroepsziekten;4° de voogdij over het Fonds voor arbeidsongevallen;5° de voogdij over de aangelegenheden beheerd door de Dienst uitkeringen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering en zijn instanties, met dien verstande dat een protocol wordt afgesloten met de Minister van Sociale Zaken.
Art. 15.De Staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, toegevoegd aan de Minister van Justitie, is bevoegd voor wat betreft de voogdij over : 1° de Dienst Vreemdelingenzaken;2° het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen;3° de Raad voor vreemdelingenbetwistingen;4° het Federaal Agentschap voor de opvang van asielzoekers.
Art. 16.De Staatssecretaris voor Modernisering van de Openbare Diensten, toegevoegd aan de Minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken, is bevoegd voor de informatisering van de overheidsdiensten.
Art. 17.De Staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude, toegevoegd aan de Eerste Minister, oefent het gezag uit over de Sociale inlichting- en opsporingsdienst, en de Algemene administratie fraudebestrijding.
Art. 18.Het koninklijk besluit van 14 januari 2009Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/01/2009 pub. 26/01/2009 numac 2009200129 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Koninklijk besluit tot vaststelling van bepaalde ministeriële bevoegdheden sluiten tot vaststelling van bepaalde ministeriële bevoegdheden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 september 2009 en 10 december 2009, wordt opgeheven.
Art. 19.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 5 december 2011.
Art. 20.De Eerste Minister en de Ministers en Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 8 januari 2012.
ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, E. DI RUPO