Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 08 januari 2012
gepubliceerd op 23 januari 2012

Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Doornik

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2012009013
pub.
23/01/2012
prom.
08/01/2012
ELI
eli/besluit/2012/01/08/2012009013/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 JANUARI 2012. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Doornik


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, artikel 88, § 1, gewijzigd bij de wetten van 15 juli 1970, 17 mei 2006 en 3 december 2006;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 april 1986 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de rechtbank van eerste aanleg te Doornik;

Gelet op het advies van de eerste voorzitter van het hof van beroep te Bergen, van de eerste voorzitter van het arbeidshof te Bergen, van de procureur-generaal bij het hof van beroep te Bergen, van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Doornik, van de voorzittter van de arbeidsrechtbank te Doornik, van de procureur des Konings te Doornik, van de hoofdgriffier van de rechtbank van eerste aanleg te Doornik, van de stafhouder van de Orde van advocaten te Doornik;

Op de voordracht van de Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Naast de bevoegdheden van de voorzitter, de beslagrechters, de rechters in de jeugdrechtbank, de onderzoeksrechters, de raadkamer zetelend in correctionele zaken en het bureau voor rechtsbijstand, bestaat de rechtbank van eerste aanleg te Doornik uit drieëntwintig kamers, waarvan twaalf burgerlijke kamers, namelijk de eerste, tweede, derde, vierde, vijfde, zesde, zevende, achtste, negende, tiende, elfde en twaalfde kamer, die de afdeling genaamd « burgerlijke rechtbank » vormen, acht correctionele kamers, namelijk de dertiende, veertiende, vijftiende, zestiende, zeventiende, achttiende, negentiende en twintigste kamer, die de afdeling genaamd « correctionele rechtbank » vormen, en drie jeugdkamers, namelijk de eenentwintigste, tweeëntwintigste en drieëntwintigste kamer, die de afdeling « jeugdrechtbank » vormen.

Art. 2.Zijn toegewezen : a) aan de eerste, vierde, achtste, negende, tiende, elfde en twaalfde kamer, alle burgerlijke zaken die niet tot de taken of de bevoegdheid van een andere kamer of een andere rechter behoren. Naast de vorderingen betreffende de staat van personen, de burgerlijke stand, de bekwaamheid en de nationaliteit, neemt de tiende kamer inzonderheid kennis van de burgerlijke zaken die niet tot de taken of de bevoegdheid van een andere kamer of rechter behoren wanneer deze zaken in raadkamer behandeld moeten worden, alsook van de procedures of vorderingen betreffende het verkrijgen van een Europese executoriale titel; b) aan de tweede en vijfde kamer, de vorderingen betreffende de staat van personen, de burgerlijke stand, de bekwaamheid en de nationaliteit; Naast de vorderingen betreffende echtscheiding en scheiding van tafel en bed, worden de vorderingen betreffende de staat van personen, de burgerlijke stand, de bekwaamheid en de nationaliteit evenwel toegewezen aan de zesde kamer wanneer deze zaken in raadkamer behandeld moeten worden; c) aan de derde en zevende kamer, het beroep tegen vonnissen gewezen in eerste aanleg door de vrederechter en, in de door artikel 601bis van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde gevallen, door de politierechtbank;d) aan de dertiende, veertiende, vijftiende en zeventiende kamer, de strafzaken betreffende misdrijven die niet tot de taken van de zestiende, achttiende, negentiende en twintigste kamer behoren; De veertiende kamer neemt inzonderheid kennis van de procedures van onmiddellijke verschijning en van oproeping bij proces-verbaal.

De vijftiende kamer neemt inzonderheid kennis van de gedingen inzake fiscaal strafrecht; e) aan de zestiende en negentiende kamer de inbreuken op de wetten en regelgevingen betreffende een van de aangelegenheden die behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten en, in geval van samenloop of samenhang, van bedoelde inbreuken samen met één of meer inbreuken die niet behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten;f) aan de achttiende kamer, de strafzaken betreffende misdrijven bedoeld in titel VII en titel VIII, hoofdstuk III, boek II, van het Strafwetboek, met uitzondering van de misdrijven bedoeld in de artikelen 391bis, 391ter, 431 en 432 van hetzelfde wetboek, evenals de strafzaken wanneer het openbaar ministerie in de dagvaarding of de oproeping aangegeven heeft dat zij vastgesteld zijn voor een kamer met drie rechters of wanneer de verwijzing naar een kamer met drie rechters bevolen is conform artikel 91, derde, vijfde of zevende lid, van het Gerechtelijk Wetboek;g) aan de twintigste kamer, het beroep tegen de vonnissen gewezen door de politierechtbank, behalve de in artikel 601bis van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde gevallen;h) aan de eenentwintigste kamer, de zaken bedoeld in titel II, hoofdstuk III van de wet van 8 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/04/1965 pub. 02/08/2010 numac 2010000404 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, alsook de zaken die onder de bevoegdheid van de jeugdrechtbank vallen betreffende de hulpverlening aan de jeugd (decreet van 4 maart 1991 van de Raad van de Franse Gemeenschap inzake hulpverlening aan de jeugd);i) aan de tweeëntwintigste kamer, de burgerlijke zaken die onder de bevoegdheid van de jeugdrechtbank vallen (aangelegenheden bedoeld in artikel 45, 1, van de voornoemde wet van 8 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/04/1965 pub. 02/08/2010 numac 2010000404 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten);j) aan de drieëntwintigste kamer, de vervolging ingesteld tegen personen ten aanzien van wie een beslissing tot uit handen geven is genomen overeenkomstig de voornoemde wet van 8 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/04/1965 pub. 02/08/2010 numac 2010000404 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, in het kader van een wanbedrijf en/of een correctionaliseerbare misdaad.

Art. 3.§ 1. De eerste, tweede, zesde, achtste, negende, tiende, elfde, twaalfde, dertiende, veertiende, vijftiende, zestiende, zeventiende, eenentwintigste en tweeëntwintigste kamer zijn normaliter samengesteld uit één rechter. § 2. De derde, vierde, vijfde, zevende, achttiende, negentiende, twintigste en drieëntwintigste kamer zijn samengesteld uit drie rechters, alsook, indien daartoe grond bestaat, de zesde en tiende kamer.

Art. 4.§ 1. De kamers houden hun zittingen als volgt : a) de eerste en vierde kamer, op woensdagochtend;b) de tweede en vijfde kamer, op maandagochtend;c) de derde kamer, op dinsdagochtend;d) de zesde kamer, op donderdagnamiddag;e) de zevende kamer, op maandagnamiddag;f) de achtste kamer, op maandagochtend;g) de negende kamer, op maandagnamiddag;h) de tiende kamer, op woensdagnamiddag;i) de elfde kamer, op donderdagochtend;j) de twaalfde kamer, op donderdagnamiddag;k) de dertiende kamer, op maandagnamiddag;l) de veertiende kamer, op dinsdagochtend;m) de vijftiende en zestiende kamer, op dinsdagnamiddag;n) de zeventiende kamer, op woensdagochtend;o) de achttiende, negentiende en drieëntwintigste kamer, op donderdagochtend;p) de twintigste kamer op vrijdagochtend;q) de eenentwintigste kamer, op dinsdagnamiddag;r) de tweeëntwintigste kamer, op maandagnamiddag en op woensdagnamiddag. § 2. De voorzitter van de rechtbank of de rechter die hem vervangt, bij wie de zaak aanhangig gemaakt is in kort geding of krachtens de vormvoorschriften van het kort geding, zetelt op woensdagochtend en op vrijdagochtend. § 3. De verschijningen voor de voorzitter van de rechtbank of de rechter die hem vervangt, inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed met wederzijdse instemming, hebben plaats op dinsdagnamiddag. § 4. De beslagrechter houdt zitting op vrijdagochtend.

De poging tot minnelijke schikking inzake uitvoerend onroerend beslag heeft plaats op woensdagochtend. § 5. De poging tot minnelijke schikking bedoeld in artikel 731 van het Gerechtelijk Wetboek heeft plaats op woensdagochtend. § 6. De uitvoering van en het toezicht op de onderzoeksmaatregelen in burgerlijke zaken gebeuren op de dag en het uur vastgelegd door de rechter die ze heeft bevolen of door de daartoe aangestelde rechter. § 7. De raadkamer in correctionele zaken houdt haar gewone zittingen op dinsdag- en vrijdagochtend. § 8. De arrondissementsrechtbank zetelt op maandagochtend.

Art. 5.§ 1. De inleidingen vinden plaats : a) voor de burgerlijke rechtbank, op de zitting van de eerste kamer (samengesteld uit een rechter), of, in voorkomend geval, op de zitting van de vierde kamer (samengesteld uit drie rechters), op woensdagochtend, behalve betreffende de staat van personen, de burgerlijke stand, de bekwaamheid en de nationaliteit, waar ze plaatsvinden voor de vijfde kamer (samengesteld uit drie rechters), op maandagochtend, en betreffende beroep tegen vonnissen gewezen door de vrederechter, en, in de gevallen bedoeld in artikel 601bis van het Gerechtelijk Wetboek, door de politierechtbank, waar ze plaatsvinden voor de derde kamer, op dinsdagochtend. Naast de vorderingen betreffende echtscheiding en scheiding van tafel en bed, worden de vorderingen betreffende de staat van personen, de burgerlijke stand, de bekwaamheid en de nationaliteit evenwel ingeleid voor de zesde kamer ingeval zij voor de raadkamer moeten worden behandeld; b) voor de jeugdrechtbank, in burgerlijke zaken, op de zitting van de tweeëntwintigste kamer, op woensdagnamiddag, en in andere zaken, op de zitting van de eenentwintigste kamer, op dinsdagnamiddag;c) voor de voorzitter van de rechtbank, bij wie de zaak aanhangig gemaakt is in kort geding of krachtens de vormvereisten van het kort geding (« als in kort geding »), op de zitting van woensdagochtend. Wanneer de zaak evenwel aan het openbaar ministerie wordt meegedeeld, gebeuren de inleidingen op vrijdagochtend. d) voor de beslagrechter, op de zitting van vrijdagochtend. Wanneer een zaak op de rol is geplaatst van een inleidingskamer en op de inleidende zitting niet aangehouden wordt of niet tot een bepaalde datum verdaagd wordt om te worden behandeld en berecht, wordt zij, indien daartoe grond bestaat, aan een andere kamer toegewezen door de voorzitter van de rechtbank of door de rechter die vernoemde inleidingkamer voorzit en daartoe de functie van voorzitter van de rechtbank uitoefent. § 2. In strafzaken : a) de rechtstreekse dagvaardingen door een burgerlijke partij worden voor de dertiende, veertiende, vijftiende, zestiende of zeventiende kamer gebracht wanneer de zaak is toegewezen aan een kamer samengesteld uit een rechter, en voor de achttiende of negentiende kamer wanneer de zaak is toegewezen aan een kamer samengesteld uit drie rechters. De rechtstreekse dagvaardingen door een vervolgende administratie worden voor de vijftiende kamer gebracht wanneer de zaak is toegewezen aan een kamer samengesteld uit een rechter en voor de achttiende kamer wanneer de zaak is toegewezen aan een kamer samengesteld uit drie rechters.

Wanneer er sprake is van samenhang met een zaak die reeds aanhangig is voor een correctionele kamer, kan de dagvaarding evenwel voor deze kamer gebracht worden. Het openbaar ministerie wordt door de dagvaardende partij in kennis gesteld en krijgt inzage van de stukken, ten minste drie dagen voor de oproeping van de zaak; b) het verzet wordt ingeleid voor de kamer die het verstekvonnis gewezen heeft.

Art. 6.De gewone zittingen vatten aan om 9 uur 's ochtends en om 14 uur 's middags.

Tenzij de rol uitgeput is, duren de zittingen minstens drie uur, beroep, rolregeling en ondertekening en uitspraak van de vonnissen niet inbegrepen.

Art. 7.De strafzaken worden verdeeld door de voorzitter van de rechtbank, op voorstel van de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, ieder wat hem betreft.

Art. 8.De zaken worden toegewezen aan de onderzoeksrechter die dienst heeft op de dag van de vordering van de procureur des Konings of op de datum van de neerlegging van de klacht met burgerlijke partijstelling, tenzij samenhangende feiten reeds bij een andere onderzoeksrechter aanhangig zijn gemaakt. In dit geval kan de zaak bij deze rechter aanhangig gemaakt worden, zelfs als hij geen dienst heeft.

De vorderingen van het openbaar ministerie gebaseerd op artikel 28septies van het Wetboek van Strafvordering worden voor de onderzoeksrechter gebracht die van dienst is op de dag van de vordering van de procureur des Konings. Latere vorderingen gebaseerd op artikel 28septies en betreffende dezelfde zaak, worden voor dezelfde onderzoeksrechter gebracht zelfs als deze geen dienst heeft.

De voorzitter van de rechtbank of zijn gemachtigde, te weten de onderzoeksrechter met de meeste dienstjaren, bepaalt, als deken, de dienstregeling van de onderzoeksrechters.

De voorzitter van de rechtbank kan afwijken van de dienstregeling van de onderzoeksrechters, of een onderzoeksrechter een zaak toewijzen die reeds bij een andere onderzoeksrechter aanhangig was gemaakt, als de behoeften van de dienst of een goede rechtsbedeling dit verantwoorden.

Art. 9.De leidinggevende jeugdrechter verdeelt de zaken onder de jeugdrechters, en organiseert de dienst, na het advies van de voorzitter van de rechtbank en de procureur des Konings te hebben ingewonnen.

Art. 10.§ 1. Wanneer de behoeften van de dienst zulks verantwoorden, stelt de voorzitter van de rechtbank, na het advies van de procureur des Konings of van de arbeidsauditeur, ieder wat hem betreft, en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, een of meer tijdelijke kamers samen.

Onder dezelfde omstandigheden kan hij eveneens het aantal kamers en de hieraan toegewezen bevoegdheden tijdelijk wijzigen. § 2. Wanneer de behoeften van de dienst zulks verantwoorden, kan de voorzitter van de rechtbank, na het advies van de procureur des Konings of van de arbeidsauditeur, ieder wat hem betreft, en van de hoofdgriffier te hebben ingewonnen, door een of meer kamers bijkomende zittingen laten houden, waarvan hij dag en uur vastlegt. § 3. Naargelang van de noden van de dienst, kunnen de kamers buitengewone zittingen houden, waarvan ze zelf dag en uur vastleggen, met de instemming van de voorzitter van de rechtbank, die vooraf het advies van de procureur des Konings of de arbeidsauditeur inwint, ieder wat hem betreft.

Art. 11.De voorzitter van de rechtbank bepaalt, na het advies te hebben ingewonnen van de procureur des Konings of de arbeidsauditeur, ieder wat hem betreft, dag en uur van de vakantiezittingen.

Hij maakt daarnaast de lijst op van de magistraten die er zitting zullen houden.

De voorzitter van de rechtbank kan die dienstregeling te allen tijde wijzigen met het oog op de behoeften van de dienst.

Art. 12.Het koninklijk besluit van 17 avril 1986 tot vaststelling van het bijzonder reglement van de rechtbank van eerste aanleg te Doornik, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 januari 1994, wordt opgeheven.

Art. 13.Dit besluit treedt in werking op 1 maart 2012.

Art. 14.De Minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 8 januari 2012.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM

^