gepubliceerd op 04 maart 2004
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, betreffende de bevordering van de tewerkstelling van de risicogroepen
8 JANUARI 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, betreffende de bevordering van de tewerkstelling van de risicogroepen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, betreffende de bevordering van de tewerkstelling van de risicogroepen.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 8 januari 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de handel in voedingswaren Collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2001 Bevordering van de tewerkstelling van de risicogroepen (Overeenkomst geregistreerd op 10 juli 2003 onder het nummer 66823/CO/119) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werklieden en werksters van de ondernemingen die vallen onder het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren.
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van afdeling 1, hoofdstuk II van de wet van 5 september 2001 tot de verbetering van de werkgelegenheidsraad van de werknemers (Belgisch Staatsblad van 15 september 2001), alsmede in uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000. HOOFDSTUK II. - Tewerkstelling van risicogroepen
Art. 3.De ondernemingen die langdurig werklozen, laaggeschoolde werklozen, werklozen met een leeftijd van minstens 50 jaar, werkzoekenden die het begeleidingsplan voor werklozen hebben gevolgd, gehandicapten, personen die terugkeren op de arbeidsmarkt of bestaansminimumtrekkers voor onbepaalde duur aanwerven, kunnen een eenmalige forfaitaire toelage ten laste van het « Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren » bekomen.
Deze toelage bedraagt tot 30 000 BEF voor de voltijdse aanwerving van een arbeider of arbeidster, en 15 000 BEF voor de aanwerving van een deeltijds in dienst genomen arbeider of arbeidster met een overeenkomst van minstens 18 uur/week.
Vanaf 1 januari 2002 bedraagt de toelage 743,68 EUR voor de voltijdse aanwerving van een arbeider of arbeidster, en 371,84 EUR voor de aanwerving van een deeltijds in dienst genomen arbeider of arbeidster met een overeenkomst van minstens 18 uur/week.
Deze toelage wordt toegekend voor de aanwervingen die plaatsvinden vanaf 1 januari 2001 wanneer de arbeider of arbeidster zes maanden anciënniteit heeft bereikt in de onderneming.
Art. 4.De ondernemingen die werknemers die geheel of gedeeltelijk hun beroepsloopbaan onderbreken, of werknemers die bruggepensioneerd zijn vanaf of na de leeftijd van 58 jaar vervangen door arbeiders of arbeidsters die behoren tot de bovengenoemde risicogroepen, kunnen ten laste van het « Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren » genieten van dezelfde eenmalige forfaitaire toelage onder dezelfde voorwaarden als deze vastgesteld in artikel 3 hierboven.
Art. 5.De ondernemingen die werknemers die bruggepensioneerd zijn op 56 jaar vervangen door arbeiders of arbeidsters, kunnen ten laste van het « Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren » genieten van een eenmalige en forfaitaire toelage.
Deze toelage bedraagt 50 000 BEF voor de voltijdse aanwerving van een arbeider of arbeidster en 25 000 BEF voor de aanwerving van een deeltijds in dienst genomen arbeider of arbeidster met een overeenkomst van minstens 18 uur/week.
Vanaf 1 januari 2002 bedraagt de toelage 1.239,47 EUR voor de voltijdse aanwerving van een arbeider of arbeidster en 619,73 EUR voor de aanwerving van een deeltijds in dienst genomen arbeider of arbeidster met een overeenkomst van minstens 18 uur/week.
Deze toelage wordt toegekend wanneer de arbeider of arbeidster die de bruggepensioneerde vervangt zes maanden anciënniteit heeft bereikt in de onderneming.
Art. 6.De omschrijving van de bovengenoemde risicogroepen is deze vastgesteld bij koninklijk besluit van 12 april 1991, tot invoering van artikel 173 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen (Belgisch Staatsblad van 9 januari 1991).
Art. 7.De raad van bestuur van het « Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren » wordt ermee belast de uitvoerings- en controlemodaliteiten voor de toekenning van de beschreven in de artikelen 3 tot 5 vast te stellen.
De uitbetaling van de toelagen geschiedt bij beslissing van de raad van bestuur of van het directiecomité van het « Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren ». Er kan per arbeider of arbeidster slechts één maandelijkse toelage aan de werkgever toegekend worden.
In voorkomend geval, kan het « Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren » de nodige beslissingen nemen om het bedrag van de toelagen bedoeld in de artikelen 3 tot 5 te beperken, om zo een overschrijding te voorkomen van de financiële middelen, voortvloeiend uit de bijdragen van 0,20 pct. Bedoeld in artikel 8.
Art. 8.Teneinde de financiering te verzekeren van de tewerkstellingsbevorderende maatregelen bedoeld in de artikelen 3 tot 5, zijn de werkgevers bedoeld in het eerste artikel aan het « Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren » voor de periode van 1 januari tot 31 december 2002 een bijdrage verschuldigd van 0,20 pct. berekend op de brutolonen van de werklieden en werksters.
Ze wordt geheven en geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, volgens de modaliteiten vastgesteld in de artikelen 14 tot 17 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juli 1978 tot instelling van een fonds voor bestaanszekerheid, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 13 maart 1979. HOOFDSTUK III. - Vorming
Art. 9.De werkgevers zullen in het raam van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000 hun inspanning voor de beroepsopleiding van de werklieden en werksters binnen de bedrijven verhogen met 0,20 pct. Van de bruto loonmassa van de werklieden en werksters.
Art. 10.De werkgevers zullen binnen het raam van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 betreffende de ondernemingsraden van 9 maart 1972 inlichtingen verstrekken aan de ondernemingsraden over de verhoogde inspanning voor de beroepsopleiding van de werklieden en werksters.
Art. 11.De bepalingen van de artikelen 9 en 10 zijn niet van toepassing in de ondernemingen die reeds 1,8 pct. van de bruto loonmassa besteden aan de beroepsopleiding, zoals voorzien in het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen
Art. 12.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 april 2001. Zij houdt op van kracht te zijn op 31 maart 2003.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 8 januari 2004.
De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE