gepubliceerd op 21 april 1999
Koninklijk besluit betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding
8 FEBRUARI 1999. - Koninklijk besluit betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 september 1987 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 april 1991, 21 februari 1992, 18 januari 1994, 23 mei 1997, 15 december 1997, 30 oktober 1998 en 8 november 1998;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 1995 betreffende gemedicineerde voormengsels en diervoeders, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 8 november 1998;
Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 1995 betreffende diervoeders bestemd voor een bijzondere voeding;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 oktober 1998 betreffende de erkenning en de registratie van fabrikanten en tussenpersonen in de sector dierenvoeding;
Gelet op het ministerieel besluit van 18 april 1994 betreffende het in de handel brengen en het gebruik van enzymen, micro-organismen en hun preparaten bestemd voor de dierlijke voeding;
Gelet op het ministerieel besluit van 4 juli 1997 inzake sommige spoedmaatregelen ter bescherming tegen boviene spongiforme encefalopathie (B.S.E.), gewijzigd bij het ministerieel besluit van 9 januari 1998;
Gelet op het Verdrag tot instelling van de Europese Economische Gemeenschap van 25 maart 1957 bekrachtigd door de wet van 2 december 1957;
Gelet op de richtlijn nr. 70/524/EEG van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap van 23 november 1970 betreffende de toevoegingsmiddelen in de diervoeding, gewijzigd bij de richtlijnen van de Raad, nrs. 73/103/EEG van 28 april 1973, 75/296/EEG van 28 april 1975, 84/587/EEG van 29 november 1984, 87/316/EEG van 16 juni 1987, 93/114/EG van 14 december 1993, 95/69/EG van 22 december 1995, 96/25/EG van 29 april 1996 en 96/51/EG van 23 juli 1996 en bij de richtlijnen van de Commissie, nrs. 73/264/EEG van van 27 juli 1973, 74/7/EEG van 13 december 1973, 74/38/EEG van 17 december 1973, 74/182/EEG van 26 februari 1974, 74/180/EEG van 26 februari 1974, 74/181/EEG van 26 februari 1974, 74/378/EEG van 1 juli 1974, 74/421/EEG van 23 juli 1974, 75/50/EEG van 20 december 1974, 75/267/EEG van 24 april 1975, 75/696/EEG van 24 oktober 1975, 76/13/EEG van 15 december 1975, 76/546/EEG van 8 juni 1976, 76/603/EEG van 21 juni 1976, 76/933/EEG van 1 december 1976, 77/179/EEG van 16 februari 1977, 77/471/EEG van 11 juli 1977, 77/512/EEG van 26 juli 1977, 78/58/EEG van 7 december 1977, 78/117/EEG van 23 december 1977, 78/522/EEG van 30 mei 1978, 78/613/EEG van 23 juni 1978, 78/743/EEG van 28 juli 1978, 78/974/EEG van 16 november 1978, 79/139/EEG van 18 december 1978, 79/553/EEG van 7 juni 1979, 79/697/EEG van 20 juli 1979, 79/1011/EEG van 15 november 1979, 80/131/EEG van 9 januari 1980, 80/440/EEG van 8 april 1980, 80/618/EEG van 26 juni 1980, 80/678/EEG van 4 juli 1980, 80/884/EEG van 4 september 1980, 80/1139/EEG van 25 november 1980, 80/1156/EEG van 28 november 1980, 81/332/EEG van 9 april 1981, 81/632/EEG van 16 juli 1981, 82/91/EEG van 15 januari 1982, 82/474/EEG van 23 juni 1982, 82/822/EEG van 19 november 1982, 83/266/EEG van 16 mei 1983, 83/466/EEG van 28 juli 1983, 83/615/EEG van 29 november 1983, 84/107/EEG van 15 februari 1984, 84/349/EEG van 28 mei 1984, 84/547/EEG van 26 oktober 1984, 85/157/EEG van 6 februari 1985, 85/312/EEG van 31 mei 1985, 85/342/EEG van 24 juni 1985, 85/429/EEG van 8 juli 1985, 85/520/EEG van 11 november 1985, 86/29/EEG van 5 februari 1986, 86/300/EEG van 4 juni 1986, 86/403/EEG van 28 juli 1986, 86/525/EEG van 27 oktober 1986, 87/243/EEG van 23 april 1987, 87/244/EEG van 23 april 1987, 87/552/EEG van 17 november 1987, 88/228/EEG van 8 april 1988, 88/483/EEG van 14 juli 1988, 88/616/EEG van 30 november 1988, 89/23/EEG van 21 december 1988, 89/583/EEG van 27 oktober 1989, 90/110/EEG van 19 februari 1990, 90/206/EEG van 9 april 1990, 90/214/EEG van 20 april 1990, 90/412/EEG van 20 juli 1990, 90/643/EEG van 26 november 1990, 91/248/EEG van 12 april 1991, 91/249/EEG van 19 april 1991, 91/336/EEG van 10 juni 1991, 91/508/EEG van 9 september 1991, 91/620/EEG van 22 november 1991, 92/64/EEG van 13 juli 1992, 92/99/EEG van 17 november 1992, 92/113/EEG van 16 december 1992, 93/27/EEG van 4 juni 1993, 93/55/EEG van 25 juni 1993, 93/107/EG van 26 november 1993, 94/17/EG van 22 april 1994, 94/41/EG van 18 juli 1994, 94/50/EG van 31 oktober 1994, 94/77/EG van 20 december 1994, 95/37/EG van 18 juli 1995, 95/55/EG van 31 oktober 1995, 96/7/EG van 21 februari 1996, 96/66/EG van 14 oktober 1996, 97/6/EG van 30 januari 1997, 97/72/EG van 15 december 1997 en 98/19/EG van 18 maart 1998;
Gelet op de richtlijn nr. 74/63/EEG van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap van 17 december 1973 inzake ongewenste stoffen en producten in diervoeding, gewijzigd bij de richtlijnen van de Commissie, nrs. 76/14/EEG van 15 december 1975, 76/934/EEG van 1 december 1976, 83/381/EEG van 28 juli 1983, 86/299/EEG van 3 juni 1986, 87/238/EEG van 1 april 1987, 91/126/EEG van 13 februari 1991, 94/16/EG van 22 april 1994, 95/69/EG van 22 december 1995, 96/6/EG van 16 februari 1996, 97/8/EG van 7 februari 1997 en 98/60/EG van 24 juli 1998 en bij de richtlijnen van de Raad, nrs. 80/502/EEG van 6 mei 1980, 86/354/EEG van 21 juli 1986, 87/519/EEG van 19 oktober 1987, 91/132/EEG van 4 maart 1991, 92/63/EEG van 10 juli 1992, 92/88/EEG van 26 oktober 1992, 93/74/EG van 13 september 1993, 95/69/EG van 22 december 1995 en 96/25/EG van 29 april 1996;
Gelet op de richtlijn nr. 79/373/EEG van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap van 2 april 1979 betreffende de handel in mengvoeders, gewijzigd bij de richtlijnen van de Commissie, nrs. 80/511/EEG van 2 mei 1980, 80/695/EEG van 27 juni 1980, 82/957/EEG van 22 december 1982, 87/235/EEG van 31 maart 1987, 97/47/EG van 28 juli 1997 en 98/87/EG van 13 november 1998 en door de richtlijnen van de Raad, nrs. 86/354/EEG van 21 juli 1986, 90/44/EEG van 22 januari 1990, 93/74/EG van 13 september 1993 en 96/24/EG van 29 april 1996;
Gelet op de richtlijn nr. 80/511/EEG van de Commissie van de Europese Economische Gemeenschap van 2 mei 1980, houdende machtiging om, in bepaalde gevallen, mengvoeders in de handel te brengen in niet-gesloten verpakkingen of recipiënten, gewijzigd bij de richtlijn van de Commissie nr. 98/67/EG van 7 september 1998;
Gelet op de richtlijn nr. 82/471/EEG van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap van 30 juni 1982 betreffende bepaalde in diervoeding gebruikte producten, gewijzigd bij de richtlijnen van de Commissie, nrs. 84/443/EEG van 26 juli 1984, 85/509/EEG van 6 november 1985, 86/530/EEG van 28 oktober 1986, 88/485/EEG van 26 juli 1988, 89/520/EEG van 6 september 1989, 90/439/EEG van 24 juli 1990, 93/26/EEG van 4 juni 1993, 93/56/EEG van 29 juni 1993 en 95/33/EG van 10 juli 1995 en door de richtlijnen van de Raad, nrs. 93/74/EG van 13 september 1993 en 96/25/EG van 29 april 1996;
Gelet op de richtlijn nr. 82/475/EEG van 23 juni 1982 van de Commissie van de Europese Economische Gemeenschappen, tot vaststelling van de categorieën van ingrediënten die mogen worden gebruikt voor het etiketteren van mengvoeders voor huisdieren, gewijzigd bij de richtlijnen van de Commissie nrs. 91/334/EEG van 6 juni 1992 en 98/67/EG van 7 september 1998;
Gelet op de richtlijn nr. 83/228/EEG van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap van 18 april 1983 tot vaststelling van de richtsnoeren voor de beoordeling van bepaalde producten die worden gebruikt in de diervoeding;
Gelet op de richtlijn nr. 86/174/EEG van de Commissie van de Europese Economische Gemeenschap van 9 april 1986 tot vaststelling van de methode voor de berekening van de energiewaarde van mengvoeders voor pluimvee;
Gelet op de richtlijn nr. 87/153/EEG van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap van 16 februari 1987 tot vaststelling van richtsnoeren voor de beoordeling van toevoegingsmiddelen in diervoeding, gewijzigd bij de richtlijnen van de Commissie nrs. 94/40/EG van 22 juli 1994 en 95/11/EG van 4 mei 1995;
Gelet op de richtlijn 91/357/EEG van 13 juni 1991 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, tot vaststelling van de categorieën van ingrediënten die mogen worden gebruikt voor het etiketteren van mengvoeders voor andere dieren dan huisdieren, gewijzigd bij de richtlijnen van de Commissie, nrs. 97/47/EG van 28 juli 1997 en 98/67/EG van 7 september 1998;
Gelet op de beschikking 91/516/EEG van 9 september 1991 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen tot vaststelling van een lijst van voor gebruik in mengvoeders verboden ingrediënten, gewijzigd bij de beschikkingen van de Commissie, nrs. 92/508/EEG van 20 oktober 1992, 95/274/EG van 10 juli 1995 en 97/582/EG van 28 juli 1997;
Gelet op de richtlijn 96/25/EG van de Raad van de Europese gemeenschappen van 29 april 1996 betreffende het verkeer van voedermiddelen, tot wijziging van richtlijnen nrs. 70/524/EEG van 23 november 1970, 74/63/EEG van 17 december 1973, 82/471/EEG van 30 juni 1982 en 93/74/EG van 13 september 1993, en tot intrekking van richtlijn nr. 77/101/EEG van 23 november 1976, gewijzigd bij de richtlijn nr. 98/67/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 7 september 1998;
Gelet op de richtlijn 97/35/EG van 18 juni 1997 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, houdende tweede aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van richtlijn 90/220/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu;
Gelet op het overleg met de Gewestregeringen;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989, 15 oktober 1991 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat enerzijds er dringende maatregelen moeten genomen worden om zich te schikken naar de bovenvermelde EG-richtlijnen en dat het anderzijds noodzakelijk is de industrie zonder verwijl op de hoogte te brengen van de nieuwe voorwaarden voor het in het verkeer brengen van voedermiddelen, Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit en van de uitvoeringsbesluiten ervan wordt verstaan onder : 1° stoffen bestemd voor dierlijke voeding : elke stof bestemd om de dierlijke en visproductie te verbeteren, te bevorderen of te beschermen, in de vorm van dierenvoeders of toevoegingsmiddelen. Eveneens inbegrepen zijn de stoffen bestemd voor de voeding van huisdieren; 2° dierenvoeders : producten van plantaardige of dierlijke oorsprong in natuurlijke staat, vers of verduurzaamd, en de afgeleide producten van hun industriële verwerking, alsmede organische of anorganische stoffen, al dan niet gemengd, met of zonder toevoegingsmiddelen en bestemd voor dierlijke voeding langs orale weg;3° toevoegingsmiddelen : stoffen of preparaten die in de dierlijke voeding worden gebruikt teneinde : - de eigenschappen van de voedermiddelen of van de mengvoeders voor dieren of van de dierlijke producten gunstig te beïnvloeden, of - te voldoen aan de voedingsbehoeften van de dieren, of de dierlijke productie te verbeteren, met name door in te werken op de maag- en darmflora of op de verteerbaarheid van de dierenvoeders, of - aan de voeding elementen toe te voegen die het makkelijker maken om bijzondere voedingsdoelen te bereiken of tegemoet te komen aan specifieke tijdelijke behoeften inzake voeding bij de dieren, of - door dierlijke uitwerpselen veroorzaakte hinder te voorkomen of te beperken, of de leefomgeving van de dieren te verbeteren;4° persoonsgebonden toevoegingsmiddelen : toevoegingsmiddelen waarvoor voor het in het verkeer brengen een persoonsgebonden toelating vereist is;5° andere toevoegingsmiddelen : toevoegingsmiddelen waarvoor voor het in het verkeer brengen geen persoonsgebonden toelating vereist is;6° persoon die verantwoordelijk is voor het in het verkeer brengen : de natuurlijke of rechtspersoon die de verantwoordelijkheid draagt voor de conformiteit van het toevoegingsmiddel waarvoor een communautaire toelating is afgegeven, en het in het verkeer brengen ervan;7° voedermiddelen : de verschillende producten van plantaardige of dierlijke oorsprong in natuurlijke staat, vers of verduurzaamd, en de afgeleide producten van hun industriële verwerking, alsmede de organische of anorganische stoffen, met of zonder toevoegingsmiddelen, die bestemd zijn om hetzij als zodanig, hetzij na verwerking, te worden gebruikt voor de diervoeding langs orale weg of voor de bereiding van mengvoeders voor dieren of als dragers in voormengsels;8° mengvoeders : mengsels van voedermiddelen, met of zonder toevoegingsmiddelen, bestemd voor dierlijke voeding langs orale weg in de vorm van volledige dierenvoeders of aanvullende dierenvoeders; 9° dagrantsoen : de totale hoeveelheid dierenvoeders, omgerekend op een vochtigheidsgehalte van 12 pct., welke een dier van een bepaalde soort, leeftijdsklasse en prestatievermogen gemiddeld dagelijks nodig heeft om in zijn algehele behoefte te voorzien; 10° volledige dierenvoeders : mengsels van dierenvoeders die door hun samenstelling op zichzelf een totaal dagrantsoen vormen;11° aanvullende dierenvoeders : mengsels van dierenvoeders die een hoog gehalte aan bepaalde stoffen bevatten en ingevolge hun samenstelling slechts samen met andere dierenvoeders een totaal dagrantsoen vormen;12° kunstmelkvoeder : mengvoeders die in droge staat of na oplossing in een bepaalde hoeveelheid vloeistof worden toegediend en bestemd zijn voor het voederen van jonge dieren, zulks als aanvulling of ter vervanging van de postcolostrale moedermelk of voor het voederen van mestkalveren;13° mineraalmengsels : aanvullende dierenvoeders die hoofdzakelijk bestaan uit mineralen en die ten minste 40 pct.ruwe as bevatten; 14° melassevoeders : aanvullende dierenvoeders die zijn bereid uit melasse en die ten minste 14 pct.totaal suiker, uitgedrukt in sacharose, bevatten; 15° voormengsels : mengsels van toevoegingsmiddelen onderling of mengsels van één of meer toevoegingsmiddelen met stoffen die dragers vormen, die bestemd zijn voor de bereiding van dierenvoeders;16° verpakkingen : bergingsmiddelen zoals zakken, dozen, vaten;17° recipiënten : bergingsmiddelen zoals containers en compartimenten van bulkwagens;18° suikers en zetmeel : de som van het gehalte aan suikers totaal, uitgedrukt in sacharose en van het gehalte aan zetmeel;19° dieren : dieren behorend tot de soorten die gewoonlijk door de mens worden gevoederd en gehouden of gegeten, alsmede in de vrije natuur levende dieren voor zover hun voeding uit dierenvoeders bestaat;20° huisdieren : dieren behorend tot soorten die normaal door de mens worden gevoederd en gehouden, maar niet gegeten, uitgezonderd pelsdieren;21° in het verkeer brengen : het in het bezit hebben van producten met het oog op de verkoop, met inbegrip van het aanbieden of iedere andere vorm van, al dan niet gratis, overdracht ervan aan derden, alsmede de verkoop en de andere vormen van overdracht zelf;22° datum van minimum houdbaarheid van het mengvoeder : de datum tot dewelke het mengvoeder zijn specifieke eigenschappen behoudt indien het in passende omstandigheden wordt bewaard;23° erkenning : de erkenning als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 30 oktober 1998 betreffende de erkenning en de registratie van fabrikanten en tussenpersonen in de sector dierenvoeding;24° registratie : de registratie als bedoeld in de artikelen 7 en 8 van het koninklijk besluit van 30 oktober 1998 betreffende de erkenning en de registratie van fabrikanten en tussenpersonen in de sector dierenvoeding;25° Minister : de Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft. HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen
Art. 2.De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de stoffen bestemd voor dierlijke voeding, met uitzondering van : 1° de winningsproducten van de hoeve, behalve voor wat de bepalingen betreft van de artikelen 3 en 5, tenzij het om voer gaat dat in een landbouwbedrijf wordt geproduceerd en daar in dezelfde toestand wordt gebruikt en het niet voldoen aan de artikelen 3 en 5 om bijzondere redenen onvermijdelijk is, zonder dat evenwel de gezondheid van mens of dier of het milieu hiervan enige schade kan ondervinden;2° de producten in doorvoer of bestemd voor uitvoer, behalve voor wat de bepalingen van artikel 3 en van artikel 34, 2e lid, betreft, voor zover de zendingen vergezeld zijn van bewijsstukken of, indien de producten zich in fabrieken, bereidingsplaatsen, magazijnen, opslagplaatsen of pakhuizen bevinden, bij de producten een duidelijk zichtbaar bordje is geplaatst met de vermelding « Uitvoer » en de eigenaar of de houder ervan door middel van afdoende documenten ten laatste op het tijdstip der levering het bewijs van deze bestemming kan leveren.
Art. 3.Het is verboden stoffen bestemd voor dierlijke voeding in het verkeer te brengen of te gebruiken : - die niet gezond, niet deugdelijk en niet van gebruikelijke handelskwaliteit zijn; - die een gevaar opleveren voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu; - die niet beantwoorden aan de voorschriften opgenomen in de bijlage bij dit besluit; - op een wijze die misleidend kan zijn.
Art. 4.Het is verboden de ingrediënten die opgenomen zijn onder punt 8 van hoofdstuk V van de bijlage in het verkeer te brengen of te gebruiken als voedermiddel of ze te vermengen in mengvoeders of voormengsels.
Elk mengvoeder of voormengsel moet homogeen gemengd zijn.
Art. 5.Het is verboden stoffen bestemd voor dierlijke voeding in het verkeer te brengen of te gebruiken waarin aanwezig zijn : 1° elke ongewenste stof of product in een hogere verhouding dan deze vastgesteld door de Minister;2° stof afgescheiden door de zuigtoestellen, gebruikt bij de behandeling van de granen, stof en aardachtige stoffen afgescheiden door de separator-aspirator of door elk ander reinigingsapparaat en, in het algemeen, elke giftige of voor de gezondheid van mensen of dieren schadelijke stof.
Art. 6.Iedere invoerder of fabrikant of een andere persoon, die uit hoofde van zijn beroepsactiviteiten in het bezit is of is geweest, of te maken heeft gehad met een partij voedermiddelen of dierenvoeders, waarvan hij op de hoogte is dat deze partij ongeschikt is voor gebruik in de dierenvoeding omdat : - ze niet gezond, deugdelijk en van gebruikelijke handelskwaliteit is en derhalve een ernstig gevaar vormt voor de gezondheid van mens of dier; - ze niet voldoet aan de door de Minister vastgestelde maximum toegelaten gehalten aan ongewenste stoffen en producten en niet bestemd is voor een daartoe erkende mengvoederfabrikant; respectievelijk de partij voedermiddel niet voldoet aan de desgevallend door de Minister vastgestelde absoluut maximum toegelaten gehalten aan ongewenste stoffen en producten en derhalve een ernstig gevaar vormt voor de gezondheid van mens of dier, is verplicht de Minister hiervan onverwijld op de hoogte te brengen zelfs wanneer de vernietiging van de partij wordt overwogen.
Art. 7.§ 1. Het is verboden bijzondere stikstofhoudende producten voor dierlijke voeding in het verkeer te brengen of te gebruiken die niet werden toegelaten overeenkomstig artikel 7 van richtlijn 82/471/EEG van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap van 30 juni 1982 betreffende bepaalde in diervoeding gebruikte producten, en die niet zijn opgenomen in hoofdstuk II, deel B van de bijlage bij dit besluit. Het is verboden een voor de dierlijke voeding bestemde stof in het verkeer te brengen die een bijzonder stikstofhoudend product bevat dat niet werd toegelaten overeenkomstig voornoemde procedure of dat niet voldoet aan de omschrijving en de eisen inzake de samenstelling als opgenomen in hoofdstuk II, deel B, van de bijlage.
Het is ook verboden een dergelijke stof die een toegelaten stikstofhoudend product bevat, te gebruiken zonder de gebruiksvoorwaarden in acht te nemen opgenomen in hoofdstuk II, deel B, van de bijlage. § 2. De dossiers die moeten worden gevoegd bij een verzoek om opneming van een eiwithoudend product verkregen uit bacteriën of gisten zoals opgenomen onder punt 1.1. en 1.2. van de bijlage bij voornoemde richtlijn 82/471/EEG moeten samengesteld worden volgens de richtsnoeren in de bijlage bij de richtlijn 83/228/EEG van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap van 18 april 1983 tot vaststelling van richtsnoeren voor de beoordeling van bepaalde producten die worden gebruikt in de diervoeding. § 3. De Minister kan voor gebruik in proefnemingen van wetenschappelijke of technische aard op bedrijfsschaal onder de door hem gestelde voorwaarden afwijkingen toestaan op de bepalingen van § 1.
Art. 8.§ 1. De Minister bepaalt welke stoffen of preparaten als toevoegingsmiddel in het verkeer mogen worden gebracht en aan dierenvoeders mogen worden toegevoegd alsmede hun gebruiksvoorwaarden.
De wijzigingen aan de lijst van stoffen en preparaten die als toevoegingsmiddel toegelaten zijn, worden aangebracht in toepassing van de richtlijn nr. 70/524/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de diervoeding.
Enkel die stoffen en preparaten die in toepassing van voornoemde richtlijn nr. 70/524/EEG toegelaten werden, mogen als toevoegingsmiddel toegelaten worden. De voorwaarden van hun gebruik zijn deze die in toepassing van voornoemde richtlijn werden vastgelegd.
De categorieën van persoonsgebonden toevoegingsmiddelen zijn opgenomen onder hoofdstuk III van de bijlage. § 2. De Minister kan voor gebruik in proefnemingen van wetenschappelijke of technische aard op bedrijfsschaal onder de door hem gestelde voorwaarden afwijkingen toestaan op de bepalingen van § 1.
Evenwel mogen dergelijke afwijkingen voor antibiotica, groeibevorderende stoffen, coccidiostatica en andere gelijkaardige stoffen maar toegestaan worden en de voorwaarden van hun gebruik worden vastgesteld na raadpleging van de door de Minister van Volksgezondheid aangewezen ambtenaar. § 3. Het is verboden een voor de dierlijke voeding bestemde stof te verhandelen of te gebruiken die een toevoegingsmiddel bevat dat niet toegelaten werd overeenkomstig dit besluit. Het is ook verboden een dergelijke stof, die een toegelaten toevoegingsmiddel bevat, te gebruiken zonder de gebruiksvoorwaarden in acht te nemen die door de Minister vastgesteld zijn. § 4. De dossiers die moeten worden gevoegd bij een verzoek om opneming van een toevoegingsmiddel of een nieuwe toepassing van een toevoegingsmiddel in de bijlagen bij voornoemde richtlijn nr. 70/524/EEG, moeten samengesteld worden volgens de richtsnoeren in de bijlage van de richtlijn nr. 87/153/EEG van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap van 16 februari 1987 tot vaststelling van richtsnoeren voor de beoordeling van toevoegingsmiddelen in diervoeding.
Art. 9.De Minister kan, onder de door hem gestelde voorwaarden, de invoer en het voor de eerste maal in de handel brengen in het binnenland van voedermiddelen aan een voorafgaande melding onderwerpen. Deze melding moet aan de Minister gericht worden, in de door hem gestelde vorm.
Art. 10.Het is verboden stoffen bestemd voor dierlijke voeding in het verkeer te brengen of te gebruiken wanneer zij stoffen met hormonale of antihormonale activiteit bevatten.
Art. 11.De producten die zich bevinden in de fabriek, het magazijn, de bereidingsplaats, de opslagplaats van een fabrikant, tussenpersoon of bereider van dierenvoeders, worden geacht, behoudens bewijs van het tegendeel, gehouden te zijn met het oog op verhandeling voor dierlijke voeding in het binnenland. HOOFDSTUK III. - In het verkeer brengen van voedermiddelen
Art. 12.§ 1. Bij het in het verkeer brengen van voedermiddelen moeten de volgende gegevens worden vermeld op het begeleidend document of in voorkomend geval op de verpakking, op de recipiënt of op een daaraan bevestigd etiket : 1° het woord « voedermiddel »;2° de naam van het voedermiddel;3° voor voedermiddelen die zijn vermeld in deel B van hoofdstuk I van de bijlage, de in de vierde kolom van dit deel B vastgestelde gegevens;4° voor voedermiddelen die niet zijn vermeld in deel B van hoofdstuk I van de bijlage, de gegevens vastgesteld in de tweede kolom van de tabel van deel C van hoofdstuk I van de bijlage;5° in voorkomend geval de in deel A van hoofdstuk I van de bijlage vastgestelde gegevens;6° in voorkomend geval de vermeldingen inzake toevoegingsmiddelen die door de Minister zijn voorgeschreven;7° het nettogewicht, voor vloeibare producten het nettovolume of het nettogewicht, en voor producten die gewoonlijk per stuk in de handel worden gebracht hetzij het aantal eenheden, hetzij het nettogewicht;8° de naam of de handelsnaam en het adres of de maatschappelijke zetel van de binnen de Europese Unie gevestigde producent, verpakker, invoerder, verkoper of verdeler die de in dit artikel bedoelde vermeldingen heeft doen aanbrengen. § 2. Op het etiket mogen ook andere inlichtingen worden vermeld voor zover ze betrekking hebben op de objectieve of meetbare elementen die kunnen worden bewezen en ze de koper niet kunnen misleiden. Deze inlichtingen moeten apart van de in § 1 bedoelde informatie worden gegeven. § 3. De in deel B van hoofdstuk I van de bijlage opgenomen voedermiddelen mogen slechts in het verkeer worden gebracht onder de daarin vermelde benaming en op voorwaarde dat ze beantwoorden aan de daarin gegeven omschrijving.
Andere voedermiddelen dan in lid 1 bedoeld mogen slechts in het verkeer worden gebracht op voorwaarde dat daarbij andere benamingen en/of aanduidingen worden gebruikt en dat deze de koper niet kunnen misleiden over de werkelijke aard van het aangeboden product. § 4. Wanneer het gaat om hoeveelheden voedermiddelen van 10 kg of minder, bestemd voor de eindgebruiker, mogen de in §§ 1 en 2 bedoelde gegevens onder de aandacht van de koper worden gebracht aan de hand van een daarvoor bestemd bericht op de plaats van verkoop. § 5. Indien een partij tijdens het verkeer in deelpartijen wordt opgesplitst, moeten de in § 1 bedoelde gegevens, met een verwijzing naar de oorspronkelijke partij, worden overgenomen op het etiket van iedere deelpartij. § 6. Indien de samenstelling van een voedermiddel tijdens het verkeer verandert, moeten de in § 1 bedoelde gegevens dienovereenkomstig worden gewijzigd onder de verantwoordelijkheid van de persoon die de nieuwe gegevens verstrekt. § 7. In afwijking van § 1 zijn bij het in het verkeer brengen van vlees, vleesafvallen, slachtafvallen met inbegrip van slachtafvallen van gevogelte, vis of visafval, in verse toestand of geconserveerd, als voedermiddel voor de voedering van honden en katten, de volgende voorschriften van toepassing : 1° deze producten moeten goedgekeurd zijn en behandeld worden overeenkomstig de wetten en besluiten inzake de keuring en de handel van deze producten voor menselijke consumptie en moeten onder meer vrij zijn van enig bederf;2° de producten moeten steeds verpakt zijn in verpakkingen die verzegeld en geëtiketteerd zijn en die de producten beschermen tegen uitwendige microbiële of andere verontreiniging;3° De volgende aanduidingen moeten op het etiket vermeld worden : - de benaming « voedermiddel »; - de aard : vlees, vleesafval, slachtafval, vis of visafval met aanduiding in voorkomend geval van het toegepaste conserveringsprocédé; - de diersoort of categorie waarvoor het product is bestemd; - in voorkomend geval de vermeldingen inzake toevoegingsmiddelen die door de Minister zijn voorgeschreven; - het nettogewicht en voor producten die gewoonlijk per stuk in de handel worden gebracht hetzij het aantal eenheden, hetzij het nettogewicht; - de uiterste gebruiksdatum; - de naam of de handelsnaam en het adres of de maatschappelijke zetel van de binnen de Europese Unie gevestigde producent, verpakker, invoerder, verkoper of verdeler die de in dit artikel bedoelde vermeldingen heeft doen aanbrengen. 4° Indien deze producten geconserveerd worden door diepvriezen, moeten zij, vanaf het diepvriezen tot op het ogenblik van de levering aan de gebruiker, een temperatuur niet hoger dan -18 °C in elk punt van de massa vertonen. Een temperatuurverhoging tot -15 °C wordt toegestaan, tijdens het vervoer en in de diepvriescellen van de kleinhandel, mits deze temperatuurverhoging tijdelijk is en te wijten aan onvoorziene uitwendige omstandigheden.
Art. 13.§ 1. In afwijking van artikel 12 hoeven de gegevens bedoeld in artikel 12 § 1, 3° en 4°, en in de bijlage onder hoofdstuk I, deel A, rubriek V, punten 2 en 3, niet te worden vermeld : 1° indien de koper vóór elke transactie schriftelijk heeft afgezien van deze informatie;2° bij het in het verkeer brengen van voedermiddelen, van plantaardige of dierlijke oorsprong, vers of verduurzaamd, die al dan niet een eenvoudige bewerking hebben ondergaan, in hoeveelheden van 10 kg of minder, en die bestemd zijn voor gezelschapsdieren en rechtstreeks aan de eindgebruiker worden geleverd. § 2. In afwijking van artikel 12 : 1° hoeven de gegevens bedoeld in artikel 12, § 1, door een landbouwer-producent die voedermiddelen overdraagt aan een veehouder-verbruiker, niet te worden vermeld voor zover beiden op het grondgebied van het Koninkrijk België zijn gevestigd en voor zover het voedermiddelen betreft van plantaardige of dierlijke oorsprong, in natuurlijke staat, vers of verduurzaamd, die al dan niet een eenvoudige bewerking hebben ondergaan en niet met toevoegingsmiddelen andere dan conserveermiddelen zijn behandeld.2° hoeven de gegevens bedoeld in artikel 12 § 1, onder 3°, 4°, 5°, uitgezonderd in voorkomend geval de vermeldingen bedoeld onder de rubrieken VII en VIII van deel A van hoofdstuk I van de bijlage, en 7°, niet te worden vermeld bij het in het verkeer brengen van bijproducten van plantaardige of dierlijke oorsprong die afkomstig zijn van een agro-industrieel verwerkingsproces en die een watergehalte van meer dan 50 % hebben. HOOFDSTUK IV. - In het verkeer brengen van bijzondere stikstofhoudende producten
Art. 14.Eenieder die bijzondere stikstofhoudende producten wil fabriceren of in het verkeer brengen als tussenpersoon, moet, voor zover van toepassing, vooraf daartoe door de Minister erkend worden.
Art. 15.Bij het in het verkeer brengen van bijzondere stikstofhoudende producten moeten de volgende gegevens worden vermeld op de verpakking, op de recipiënt of op een daaraan bevestigd etiket, of ingeval onder losgestorte vorm op een geleidedocument : 1° voor zover van toepassing, de in deel B, kolom 7, van hoofdstuk II van de bijlage, voor het product vermelde aanduidingen;2° het nettogewicht, voor vloeibare producten het nettovolume of het nettogewicht;3° de naam of de handelsnaam en het adres of de maatschappelijke zetel van de binnen de Europese Unie gevestigde producent, verpakker, invoerder, verkoper of verdeler die de in dit artikel bedoelde vermeldingen heeft doen aanbrengen. HOOFDSTUK V. - In het verkeer brengen van toevoegingsmiddelen
Art. 16.Eenieder die toevoegingsmiddelen wil fabriceren of in het verkeer brengen als tussenpersoon, moet, voor zover van toepassing, vooraf daartoe door de Minister erkend of geregistreerd worden.
Art. 17.Het is verboden toevoegingsmiddelen in het verkeer te brengen indien zij zich niet bevinden in verpakkingen of recipiënten die verzegeld zijn en voorzien zijn van een etiket.
Art. 18.§ 1. Voor alle toevoegingsmiddelen moet het etiket vermelden : 1° de specifieke naam die bij de toelating aan het toevoegingsmiddel gegeven is, het EG-registratienummer van het toevoegingsmiddel en, in geval van een toevoegingsmiddel met persoonsgebonden toelating, de handelsbenaming en het inschrijvingsnummer dat aan de voor het in het verkeer brengen verantwoordelijke persoon is toegekend;2° de vermeldingen inzake toevoegingsmiddelen die door de Minister zijn voorgeschreven;3° de naam of de firmanaam en het adres of de maatschappelijke zetel van de fabrikant of tussenpersoon gevestigd in de Europese Unie die verantwoordelijk is voor de in dit artikel bedoelde aanduidingen, evenals, naargelang het geval, zijn erkenningsnummer of registratienummer.Voor de persoonsgebonden toevoegingsmiddelen en de enzymen en micro-organismen moeten de naam of de firmanaam en het adres of de maatschappelijke zetel van de fabrikant worden vermeld als deze niet verantwoordelijk is voor de in dit artikel bedoelde vermeldingen voor het etiket. 4° het nettogewicht en voor vloeibare toevoegingsmiddelen het nettovolume of het nettogewicht. § 2. Naast de specifieke naam van het toevoegingsmiddel mogen, in de gevallen waarin deze niet verplicht zijn, volgende aanduidingen op het etiket worden vermeld : - de handelsbenaming; - de naam of de firmanaam en het adres of de maatschappelijke zetel van de fabrikant als deze niet verantwoordelijk is voor de in dit artikel bedoelde aanduidingen voor het etiket. - de gebruiksaanwijzing; - een aanbeveling inzake het veilig gebruik.
Bovendien mogen de aanduidingen worden vermeld die door de Minister zijn toegestaan.
Andere gegevens dan die welke zijn voorgeschreven of toegestaan krachtens het bepaalde in dit artikel mogen op het etiket worden vermeld op voorwaarde dat zij duidelijk gescheiden zijn van de bovenbedoelde aanduidingen. HOOFDSTUK VI. - In het verkeer brengen van voormengsels
Art. 19.Eenieder die voormengsels wil fabriceren of in het verkeer brengen als tussenpersoon moet, voor zover van toepassing, vooraf daartoe door de Minister erkend of geregistreerd worden.
Art. 20.Het is verboden voormengsels in het verkeer te brengen indien zij zich niet bevinden in verpakkingen of recipiënten die verzegeld zijn en voorzien van een etiket.
Art. 21.§ 1. Voor de voormengsels moet het etiket vermelden : 1° de benaming « voormengsel ».Ze mag gevolgd worden door de vermelding van de toevoegingsmiddelen die in het voormengsel voorkomen; 2° de soort of categorie dieren waarvoor het voormengsel bestemd is;3° de gebruiksaanwijzing en eventueel een aanbeveling inzake veilig gebruik;4° de vermeldingen inzake toevoegingsmiddelen die door de Minister zijn voorgeschreven;5° in voorkomend geval, de vermelding die bedoeld is in punt 1 van hoofdstuk IV van de bijlage;6° het nettogewicht en voor vloeibare producten hetzij het nettovolume, hetzij het nettogewicht;7° de naam of de firmanaam en het adres of de maatschappelijke zetel van de binnen de Europese Unie gevestigde fabricant, verpakker, invoerder, verkoper of verdeler die verantwoordelijk is voor de in dit artikel bedoelde vermeldingen evenals, naargelang het geval, zijn erkenningsnummer of registratienummer; § 2. In de gevallen waarin deze niet verplicht zijn mogen de volgende aanduidingen op het etiket worden vermeld : - naast de specifieke benaming van de toevoegingsmiddelen de handelsnaam en het EG-registratienummer; - de naam van de fabrikant van de toevoegingsmiddelen met persoonsgebonden vergunning.
Bovendien mogen de waarborgen worden vermeld die genoemd zijn in punt 2 van hoofstuk IV van de bijlage en de aanduidingen die door de Minister zijn toegelaten.
Andere gegevens dan die welke zijn voorgeschreven of toegestaan krachtens dit artikel mogen op het etiket worden vermeld op voorwaarde dat zij duidelijk gescheiden zijn van de bovenbedoelde aanduidingen. HOOFDSTUK VII. - In het verkeer brengen van mengvoeders
Art. 22.Eenieder die mengvoeders wil fabriceren moet, voor zover van toepassing, vooraf daartoe door de Minister erkend of geregistreerd worden.
Art. 23.§ 1. Het is verboden mengvoeders in het verkeer te brengen indien zij zich niet bevinden in verpakkingen of recipiënten die verzegeld zijn en voorzien zijn van een etiket. § 2. In afwijking van § 1 mogen de mengvoeders verhandeld worden hetzij als stortgoederen, hetzij in niet verzegelde recipiënten of verpakkingen, vrij van etiket, wanneer het gaat om : 1° leveringen tussen fabrikanten van mengvoeders;2° leveringen van fabrikanten van mengvoeders aan met de verpakking van deze voeders belaste ondernemingen;3° mengvoeders verkregen door het vermengen van hele granen of vruchten;4° likstenen;5° kleine hoeveelheden mengvoeders met een gewicht van ten hoogste 50 kg, die bestemd zijn voor de eindgebruiker, voor zover ze rechtstreeks afkomstig zijn uit een verzegelde verpakking of recipiënt. § 3. In afwijking van § 1 mogen mengvoeders los gestort of in niet verzegelde recipiënten, vrij van etiket, maar in geen geval in niet verzegelde verpakkingen zonder etiket, verhandeld worden wanneer het gaat om : 1° mengvoeders die rechtstreeks door de fabrikant aan de eindgebruiker worden geleverd;2° melassevoeders die uit ten hoogste drie voedermiddelen zijn samengesteld;3° geagglomereerde mengvoeders in de vorm van pellets.
Art. 24.Voor de mengvoeders moet het etiket vermelden in een daarvoor bestemd kader : 1° naargelang van het geval de benaming « volledig dierenvoeder », « aanvullend dierenvoeder », « mineraal mengsel », « melassevoeder », « volledig kunstmelkvoeder », « aanvullend kunstmelkvoeder ».2° de diersoort of categorie dieren waarvoor het mengvoeder is bestemd;3° de gebruiksaanwijzing, die de nauwkeurige bestemming van het voeder aangeeft en een passend gebruik daarvan mogelijk maakt;4° voor alle mengvoeders, met uitzondering van die bestemd voor andere huisdieren dan honden en katten, de overeenkomstig § 3 van artikel 26 te vermelden voedermiddelen;5° in voorkomend geval de vermeldingen die bedoeld zijn in de punten 1 en 2 van hoofdstuk V van de bijlage;6° naar gelang het geval de vermeldingen genoemd in punt 5 van hoofdstuk V van de bijlage, kolommen 1, 2 en 3;7° in voorkomend geval de vermeldingen genoemd in deel B, kolom 7, van hoofdstuk II van de bijlage;8° in voorkomend geval de vermeldingen inzake toevoegingsmiddelen die door de Minister zijn voorgeschreven;9° de nettohoeveelheid, uitgedrukt in eenheid van gewicht voor vaste producten en in eenheid van volume of van gewicht voor vloeibare producten;10° de datum van minimumhoudbaarheid, aangegeven overeenkomstig § 1 van artikel 26;11° het referentienummer van de partij, wanneer de fabricagedatum niet is vermeld;12° de naam of de firmanaam en het adres of de maatschappelijke zetel van de binnen de Europese Unie gevestigde fabrikant, verpakker, invoerder, verkoper of verdeler die verantwoordelijk is voor de in dit artikel bedoelde vermeldingen;13° naargelang het geval het erkenningsnummer of registratienummer van de fabrikant. Voor mengvoeders die ten hoogste drie voedermiddelen bevatten zijn de onder de punten 2 en 3 bedoelde vermeldingen niet vereist indien de gebruikte voedermiddelen duidelijk in de benaming van het product voorkomen.
Voor mengsels van hele granen en zaden zijn de onder de punten 5 en 6 bedoelde vermeldingen niet vereist; zij mogen echter wel worden aangegeven.
Voor mengvoeders voor huisdieren mogen in het Nederlands de benamingen « mengvoeder », « aanvullend dierenvoeder » en « volledig dierenvoeder » worden vervangen door, onderscheidenlijk, de benamingen « samengesteld voeder », « aanvullend samengesteld voeder » en « volledig samengesteld voeder ».
Voor voeder dat voor andere huisdieren dan honden en katten is bestemd mogen de benamingen « volledig dierenvoeder » of « aanvullend dierenvoeder » door de benaming « mengvoeder » worden vervangen. In dat geval zijn de bij dit artikel vereiste of toegestane vermeldingen die welke voor volledige voeders zijn voorgeschreven.
Art. 25.In samenhang met de in artikel 24 genoemde vermeldingen mogen uitsluitend de volgende aanvullende vermeldingen in het daartoe in artikel 24 vastgestelde kader worden aangebracht : 1° het kenmerk of het handelsmerk van degene die verantwoordelijk is voor de vermeldingen van de etikettering;2° de naam of de handelsnaam en het adres of de maatschappelijke zetel van de fabrikant indien deze niet verantwoordelijk is voor de vermeldingen van de etikettering;3° eventueel het referentienummer van de partij;4° het land van productie of fabricage;5° de prijs van het product;6° de handelsbenaming of het handelsmerk van het product;7° voor mengvoeders die voor andere huisdieren dan honden en katten zijn bestemd, de overeenkomstig § 3 van artikel 26 te vermelden voedermiddelen;8° de vermeldingen betreffende de toestand waarin het voeder zich bevindt of de bijzondere behandeling die het heeft ondergaan;9° in voorkomend geval de vermeldingen die bedoeld zijn in de punten 1 en 2 van hoofdstuk V van de bijlage;10° naargelang het geval de vermeldingen genoemd in punt 5 van hoofdstuk V van de bijlage, kolommen 1, 2 en 4;11° de fabricagedatum aangegeven overeenkomstig § 2 van artikel 26.
Art. 26.§ 1. De datum van minimumhoudbaarheid moet als volgt aangegeven worden : - « te gebruiken vóór... » gevolgd door de datum (dag, maand en jaar) voor in microbiologisch opzicht zeer bederfelijke voeders; - « bij voorkeur te gebruik vóór... » gevolgd door de datum (maand en jaar) voor de andere voeders.
Ingeval op grond van andere bepalingen van dit besluit een datum van minimumhoudbaarheid moet worden vermeld, dient één enkele datum te worden aangegeven, namelijk die welke het eerst verstrijkt. § 2. De fabricagedatum moet als volgt aangegeven worden : « gefabriceerd... (X dagen, maanden of jaren) vóór de aangegeven datum van minimumhoudbaarheid ».
De datum van minimumhoudbaarheid en de fabricagedatum evenals de nettohoeveelheid en het referentienummer van de partij mogen worden vermeld buiten het in artikel 24 verplicht kader voor de vermeldingen; in dat geval wordt bij genoemde vermeldingen de plaats aangegeven waar zij vermeld staan. § 3. Bij de vermelding van de voedermiddelen moeten de volgende voorschriften in acht worden genomen : 1° mengvoeder bestemd voor andere dieren dan huisdieren : vermelding van alle voedermiddelen in afnemende volgorde van belangrijkheid van hun gewichtspercentages;2° mengvoeder bestemd voor huisdieren : vermelding van alle voedermiddelen, hetzij onder opgave van het gehalte, hetzij in afnemende volgorde van belangrijkheid van hun gewichtspercentages;3° de voedermiddelen moeten met hun specifieke naam, in voorkomend geval volgens kolom 2 van deel B van hoofdstuk I van de bijlage, vermeld worden of onder de vorm van categorieën waartoe de voedermiddelen behoren, zoals is voorzien onder de punten 6 en 7 van hoofdstuk V van de bijlage. Er mag steeds maar één van deze twee vormen van vermelding worden gebruikt behalve wanneer een van de voedermiddelen tot geen enkele van de vastgestelde categorieën behoort; in dat geval wordt het voedermiddel met zijn specifieke naam vermeld op zijn plaats in de volgorde die wordt bepaald op basis van het gewichtspercentage van het voedermiddel ten opzichte van de categorieën.
Bij mengvoeders voor huisdieren mag de etikettering tevens de aandacht vestigen op de aanwezigheid of het lage gehalte van een of meer voedermiddelen die voor de eigenschappen van het betrokken voeder van wezenlijk belang zijn. In dat geval moet het minimum- of het maximumgehalte, uitgedrukt in gewichtspercenten, van het gebruikte voedermiddel of van de gebruikte voedermiddelen duidelijk worden aangegeven, hetzij naast de vermelding waarmee de aandacht op het bedoelde voedermiddel of de bedoelde voedermiddelen wordt gevestigd, hetzij in de lijst van voedermiddelen, hetzij door het bedoelde voedermiddel of de bedoelde voedermiddelen en het desbetreffende gewichtspercentage of de desbetreffende gewichtspercentages naast de aanduiding van de overeenkomstige categorie van voedermiddelen te vermelden.
Art. 27.Naast de vermeldingen die voorgeschreven of toegelaten zijn krachtens de artikelen 12, 15, 24 en 25, kan de Minister, onder de door hem gestelde voorwaarden, toelating verlenen om andere vermeldingen op de etiketten, verpakkingen, begeleidende documenten en opschriften aan te brengen.
Art. 28.Andere vermeldingen dan diegene die voorgeschreven of toegelaten zijn krachtens de artikelen 24 en 25 en de vermeldingen die eventueel door de Minister bij toepassing van artikel 27 zijn toegelaten, mogen slechts op de etiketten, verpakkingen, geleidedocumenten en opschriften voorkomen op voorwaarde dat deze gegevens : - er niet toe strekken dat de aanwezigheid of het gehalte wordt vermeld van andere analytische bestanddelen, of dat andere waarden worden vermeld, dan die welke overeenkomstig de artikelen 24 en 25 worden vermeld of die eventueel bij toepassing van artikel 27 zijn toegelaten; - de koper niet kunnen misleiden door aan het voeder bepaalde uitwerkingen of eigenschappen toe te schrijven die het niet bezit of door de indruk te wekken dat het voeder bepaalde bijzondere kenmerken zou bezitten, terwijl alle soortgelijke voeders dezelfde kenmerken hebben; - geen betrekking hebben op eigenschappen inzake het voorkomen, het behandelen of het genezen van een ziekte; - betrekking hebben op objectieve of meetbare gegevens die kunnen worden aangetoond; - duidelijk gescheiden zijn van alle in de artikelen 24 en 25 bedoelde vermeldingen. HOOFDSTUK VIII. - Algemene bepalingen inzake de verpakking en de etikettering
Art. 29.De verpakking of de recipiënt wordt geacht verzegeld te zijn in de zin van dit besluit als de verzegeling de naam draagt of het merk van diegene wiens naam op het etiket moet voorkomen, de verzegeling bovendien zo is geplaatst dat de sluiting van de verpakking of de recipiënt is verzekerd en het onmogelijk is deze te openen zonder de sluiting voorgoed onbruikbaar te maken, en het etiket op zulke wijze is bevestigd dat het onmogelijk is het te vervangen.
Art. 30.In afwijking van artikel 29 zijn eveneens verzegeld : 1° verpakkingen waarvan de sluitingsnaad met de machine is gemaakt, voor zover het etiket of het bindsel waarvan het deel uitmaakt in die naad vastzitten;2° verpakkingen of recipiënten wanneer het etiket of een veiligheidsband met de naam of het merk van diegene wiens naam op het etiket moet voorkomen op zulke wijze op de verpakking of recipiënt geplakt is dat de sluiting ervan verzekerd is;3° klepzakken.
Art. 31.Het etiket is niet vereist indien op de verpakking of recipiënt de voor het etiket voorgeschreven vermeldingen klaar, leesbaar en onuitwisbaar gedrukt staan.
Art. 32.In die gevallen waarin dierenvoeders hetzij als stortgoederen, hetzij in al dan niet verzegelde recipiënten of verpakkingen, zonder etiket, mogen worden verhandeld, is het verboden deze dierenvoeders te vervoeren of te leveren zonder begeleidend document waarop de voor het etiket voorgeschreven vermeldingen voorkomen.
In die gevallen is het voor kleine hoeveelheden mengvoeder, die bestemd zijn voor de eindgebruiker, voldoende dat deze vermeldingen via een passende opgeplakte mededeling ter kennis van de koper worden gebracht.
De verkoper is ertoe gehouden één exemplaar van het begeleidend document aan de koper ter hand te stellen.
Art. 33.Het is de voortverkoper die een verpakking of recipiënt heeft geopend verboden het oorspronkelijk etiket en de oorspronkelijke verzegeling te wijzigen of opnieuw te gebruiken.
Art. 34.Alle voorgeschreven of toegelaten vermeldingen moeten op het etiket of het geleidedocument op een duidelijk zichtbare manier voorkomen, zonder afkortingen, met inkt geschreven of gedrukt, in goed leesbare en onuitwisbare letters, en ten minste in de taal of de talen van het taalgebied waar het product verhandeld wordt.
Voor producten die uitgevoerd worden naar een andere Lid-Staat van de Europese Unie moeten de aldaar verplichte of toegelaten vermeldingen ten minste in één van de nationale of officiële talen van het land van bestemming gesteld worden.
Art. 35.De voorgeschreven vermeldingen moeten worden aangebracht, zelfs wanneer het gaat om producten die volgens de voorschriften of formules van de koper zijn bereid.
Art. 36.De gewaarborgde gehalten, verplicht of toegelaten, moeten afzonderlijk worden aangegeven voor elke hoofdzakelijke hoedanigheid, door één enkel getal, dat het procent in gewicht uitdrukt van de in het product aanwezige hoofdzakelijke hoedanigheden en voor de staat waarin het dierenvoeder in de handel wordt gebracht.
Art. 37.De verplichte of facultatieve vermelding van een gehalte of getal aan hoofdzakelijke hoedanigheid of toevoegingsmiddel geldt als waarborg dat het voeder met de vermelding overeenstemt.
Het tekort op een gewaarborgd gehalte aan een waardegevend bestanddeel kan niet worden goedgemaakt door een teveel op een gewaarborgd gehalte aan een ander waardegevend bestanddeel, noch door een tekort op een gewaarborgd gehalte aan een waardeverminderend bestanddeel.
Het teveel op een gewaarborgd gehalte aan een waardeverminderend bestanddeel kan niet goedgemaakt worden door een tekort op het gewaarborgd gehalte aan een ander waardeverminderd bestanddeel noch door een teveel op een gewaarborgd gehalte aan een waardegevend bestanddeel.
Art. 38.De facturen, catalogi, omzendbrieven, prospectussen, prijslijsten, offerten voor verkoop, verkoopcontracten en andere soortgelijke documenten moeten, afgezien van de vermeldingen inzake de voedermiddelen voor de mengvoeders, dezelfde vermeldingen dragen als voor het etiket zijn voorgeschreven. Die stukken en de publiciteit mogen geen andere vermeldingen bevatten dan die welke voor het etiket zijn voorgeschreven of toegelaten.
Voor de mengvoeders en de voormengsels mogen de vermeldingen nochtans op de facturen worden vervangen door een door de fabrikant gegeven referentienummer, dat in dit geval op het etiket moet voorkomen.
Voor de mengvoeders voor huisdieren moeten de verplichte vermeldingen alleen op het etiket of de verpakking voorkomen.
Voor de voormengsels mogen deze vermeldingen eveneens vervangen worden door een referentienummer op de prijslijsten, voor zover ze door middel van een ander document ter kennis van de koper worden gebracht.
Art. 39.Het gebruik van enige vermelding of teken waardoor de koper in verwarring kan gebracht worden omtrent de aard, de herkomst, de zuiverheid, de waarborg of het gebruik van één der in dit besluit bedoelde stoffen, is verboden. HOOFDSTUK IX. - Strafbepalingen en controles
Art. 40.Overtreding van de voorschriften van dit besluit wordt opgespoord, vastgesteld, vervolgd en gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, en overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 8 november 1998 betreffende de officiële controle op de stoffen bestemd voor dierlijke voeding.
Art. 41.De fabrikanten, bereiders, tussenpersonen, kopers en verkopers moeten de aankoopfactuur, een afschrift van de verkoopfactuur en de vervoersdocumenten gedurende vijf jaar, vanaf 1 januari van het jaar dat op hun datum volgt, bewaren teneinde ze aan de ambtenaren belast met het toezicht, op hun verzoek en zonder bijkomende verplaatsing voor te leggen.
Art. 42.Onverminderd de burgelijke aansprakelijkheid tussen contractanten zijn de volgende afwijkingen in strafrechtelijk opzicht toegelaten tussen het gewaarborgd gehalte aan de hoofdzakelijke hoedanigheid en het bij de ontleding vastgestelde gehalte : 1. Voor de voedermiddelen : 1.1. Ruw eiwit : - 2 eenheden voor de opgegeven gehalten van 20 % of meer; - 10 % van het opgegeven gehalte voor de opgegeven gehalten van minder dan 20 % (tot 10 %); - 1 eenheid voor de opgegeven gehalten van minder dan 10 %; 1.2. Suikers totaal, reducerende suikers, sacharose, lactose, glucose (dextrose) : - 2 eenheden voor de opgegeven gehalten van 20 % of meer; - 10 % van het opgegeven gehalte voor de opgegeven gehalten van minder dan 20 % (tot 5 %); - 0,5 eenheid voor de opgegeven gehalten van minder dan 5 %; 1.3. Suikers en zetmeel, zetmeel, inuline : - 3 eenheden voor de opgegeven gehalten van 30 % of meer; - 10 % van het opgegeven gehalte voor de opgegeven gehalten van minder dan 30 % (tot 10 %); - 1 eenheid voor de opgegeven gehalten van minder dan 10 %; 1.4. Ruw vet : - 1,8 eenheid voor de opgegeven gehalten van 15 % of meer; - 12 % van het opgegeven gehalte voor de opgegeven gehalten van minder dan 15 % (tot 5 %); - 0,6 eenheid voor de opgegeven gehalten van minder dan 5 %; 1.5. Ruwe celstof : - 2,1 eenheden voor de opgegeven gehalten van 14 % of meer; - 15 % van het opgegeven gehalte voor de opgegeven gehalten van minder dan 14 % (tot 6 %); - 0,9 eenheid voor de opgegeven gehalten van minder dan 6 %; 1.6. Vocht, ruwe as : - 1 eenheid voor de opgegeven gehalten van 10 % of meer; - 10 % van het opgegeven gehalte voor de opgegeven gehalten van minder dan 10 % (tot 5 %); - 0,5 eenheid voor de opgegeven gehalten van minder dan 5 %; 1.7. Fosfor totaal, natrium, calciumcarbonaat, calcium, magnesium, zuurgetal, in petroleumether onoplosbare bestanddelen : - 1,5 eenheid voor de opgegeven gehalten (waarden) van 15 % (15) of meer, naargelang van het geval; - 10 % van het opgegeven gehalte (waarde) voor de opgegeven gehalten van minder dan 15 % (15), naargelang van het geval, tot 2 % (2); - 0,2 eenheid voor de opgegeven gehalten (waarden) van minder dan 2 % (2), naargelang van het geval; 1.8. In zoutzuur onoplosbare as, als NaCl uitgedrukte chloride : - 10 % van het opgegeven gehalte voor opgegeven gehalten van 3 % of meer; - 0,3 eenheid voor de opgegeven gehalten van minder dan 3 %; 1.9. Caroteen, vitamine A, xanthofylen : - 30 % van het opgegeven gehalte; 1.10. Methionine, lysine, vluchtige stikstofbasen : - 20 % van het opgegeven gehalte. 2. Voor de mengvoeders, met uitzondering van deze voor huisdieren, en de voormengsels : 2.1. Indien het geconstateerde gehalte kleiner is dan het opgegeven gehalte : 2.1.1. Ruw eiwit : - 2 eenheden voor de opgegeven gehalten van 20 % of meer; - 10 % van het opgegeven gehalte voor de opgegeven gehalten van minder dan 20 % (tot 10 %); - 1 eenheid voor de opgegeven gehalten van minder dan 10 %; 2.1.2. Suikers totaal : - 2 eenheden voor de opgegeven gehalten van 20 % of meer; - 10 % van het opgegeven gehalte voor de opgegeven gehalten van minder dan 20 % (tot 10 %); - 1 eenheid voor de opgegeven gehalten van minder dan 10 %; 2.1.3. Zetmeel, suikers en zetmeel : - 2,5 eenheden voor de opgegeven gehalten van 25 % of meer; - 10 % van het opgegeven gehalte voor de opgegeven gehalten van minder dan 25 % (tot 10 %); - 1 eenheid voor de opgegeven gehalten van minder dan 10 %; 2.1.4. Ruw vet : - 1,5 eenheid voor de opgegeven gehalten van 15 % of meer; - 10 % van het opgegeven gehalte voor de opgegeven gehalten van minder dan 15 % (tot 8 %); - 0,8 eenheid voor de opgegeven gehalten van minder dan 8 %; 2.1.5. Magnesium, natrium, kalium : - 1,5 eenheid voor de opgegeven gehalten van 15 % of meer; - 10 % van het opgegeven gehalte voor de opgegeven gehalten van minder dan 15 % (tot 7,5 %); - 0,75 eenheid voor de opgegeven gehalten van minder dan 7,5 % (tot 5 %); - 15 % van het opgegeven gehalte voor de opgegeven gehalten van minder dan 5 % (tot 0,7 %); - 0,1 eenheid voor de opgegeven gehalten van minder dan 0,7 %; 2.1.6. Totaal fosfor, calcium : - 1,2 eenheid voor de opgegeven gehalten van 16 % of meer; - 7,5 % van het opgegeven gehalte voor de opgegeven gehalten van minder dan 16 % (tot 12 %); - 0,9 eenheid voor de opgegeven gehalten van minder dan 12 % (tot 6 %); - 15 % van het opgegeven gehalte voor de opgegeven gehalten van minder dan 6 % (tot 1 %); - 0,15 eenheid voor de opgegeven gehalten van minder dan 1 %; 2.1.7. Methionine, lysine, threonine : - 15 % van het opgegeven gehalte; 2.1.8. Cystine, tryptofaan : - 20 % van het opgegeven gehalte; 2.1.9. Energiewaarde van mengvoeders : - voor pluimvee : 0,6 MJ; - voor melkkoeien : 60 VEM; 2.2. Indien het geconstateerde gehalte groter is dan het opgegeven gehalte : 2.2.1. Vocht : - 1 eenheid voor de opgegeven gehalten van 10 % of meer; - 10 % van het opgegeven gehalte voor de opgegeven gehalten van minder dan 10 % (tot 5 %); - 0,5 eenheid voor de opgegeven gehalten van minder dan 5 %; 2.2.2. Ruwe as : - 1 eenheid voor de opgegeven gehalten van 10 % of meer; - 10 % van het opgegeven gehalte voor de opgegeven gehalten van minder dan 10 % (tot 5 %); - 0,5 eenheid voor de opgegeven gehalten van minder dan 5 %; 2.2.3. Ruwe celstof : - 1,8 eenheid voor de opgegeven gehalten van 12 % of meer; - 15 % van het opgegeven gehalte voor de opgegeven gehalten van minder dan 12 % (tot 6 %); - 0,9 eenheid voor de opgegeven gehalten van minder dan 6 %; 2.2.4. In zoutzuur onoplosbare as : - 1 eenheid voor de opgegeven gehalten van 10 % of meer; - 10 % van het opgegeven gehalte voor de opgegeven gehalten van minder dan 10 % (tot 4 %); - 0,4 eenheid voor de opgegeven gehalten van minder dan 4 %; 2.3. Indien het geconstateerde verschil tegengesteld is aan de hierboven bedoelde verschillen : 2.3.1. Ruw eiwit, ruw vet, suikers totaal, zetmeel, suikers plus zetmeel : het tweevoudige van de voor deze stoffen volgens de punten 2.1.1., 2.1.2., 2.1.3. en 2.1.4. toegelaten afwijking; 2.3.2. Fosfor, calcium, kalium, magnesium, natrium, ruwe as, ruwe celstof : het drievoudige van de voor deze stoffen volgens de punten 2.1.5., 2.1.6., 2.2.2. en 2.2.3. toegelaten afwijking; 2.3.3. Energiewaarde van mengvoeders : - voor pluimvee : 0,8 MJ; - voor melkkoeien : 60 VEM; 3. Voor de mengvoeders voor huisdieren : 3.1. Indien het geconstateerde gehalte kleiner is dan het opgegeven gehalte : 3.1.1. Ruw eiwit : - 3,2 eenheden voor de opgegeven gehalten van 20 % of meer; - 16 % van het opgegeven gehalte voor de opgegeven gehalten van minder dan 20 % (tot 12,5 %); - 2 eenheden voor de opgegeven gehalten van minder dan 12,5 %; 3.1.2. Ruw vet : - 2,5 eenheden van het opgegeven gehalte; 3.1.3. Natrium : - 1,5 eenheid voor de opgegeven gehalten van 15 % of meer; - 10 % van het opgegeven gehalte voor de opgegeven gehalten van minder dan 15 % (tot 7,5 %); - 0,75 eenheid voor de opgegeven gehalten van minder dan 7,5 % (tot 5 %); - 15 % van het opgegeven gehalte voor de opgegeven gehalten van minder dan 5 % (tot 0,7 %); - 0,1 eenheid voor de opgegeven gehalten van minder dan 0,7 %; 3.1.4. Totaal fosfor, calcium : - 1,2 eenheid voor de opgegeven gehalten van 16 % of meer; - 7,5 % van het opgegeven gehalte voor de opgegeven gehalten van minder dan 16 % (tot 12 %); - 0,9 eenheid voor de opgegeven gehalten van minder dan 12 % (tot 6 %); - 15 % van het opgegeven gehalte voor de opgegeven gehalten van minder dan 6 % (tot 1 %); - 0,15 eenheid voor de opgegeven gehalten van minder dan 1 %; 3.2. Indien het geconstateerde gehalte groter is dan het opgegeven gehalte : 3.2.1. Vocht : - 3 eenheden voor de opgegeven gehalten van 40 % of meer; - 7,5 % van het opgegeven gehalte voor de opgegeven gehalten van minder dan 40 % (tot 20 %); - 1,5 eenheid voor de opgegeven gehalten van minder dan 20 %; 3.2.2. Ruwe as : - 1,5 eenheid van het opgegeven gehalte; 3.2.3. Ruwe celstof : - 1 eenheid van het opgegeven gehalte; 3.3. Indien het geconstateerde verschil tegengesteld is aan de hierboven bedoelde verschillen : 3.3.1. Ruw eiwit : het tweevoudige van de voor deze stof volgens punt 3.1.1. toegelaten afwijking; 3.3.2. Ruw vet : dezelfde afwijking als de voor deze stof volgens punt 3.1.2. toegelaten afwijking; 3.3.3. Fosfor, calcium, natrium, ruwe as, ruwe celstof : het drievoudige van de voor deze stoffen volgens de punten 3.1.3., 3.1.4., 3.2.2. en 3.2.3. toegelaten afwijkingen.
Dit artikel is niet toepasselijk op de gehalten vermeld onder de rubrieken II en V van deel A van hoofdstuk I van de bijlage, op de gehalten vermeld in kolom 3 van deel B van hoofdstuk I van de bijlage en evenmin op de gehalten vermeld onder de punten 1 en 2 van hoofdstuk V van de bijlage.
Het is verboden de tolerantie stelselmatig uit te buiten. HOOFDSTUK X. - Opheffings- en wijzigingsbepalingen
Art. 43.§ 1. Het koninklijk besluit van 10 september 1987 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 april 1991, 21 februari 1992, 18 januari 1994, 23 mei 1997 en 15 december 1997 wordt opgeheven. § 2. De verpakkingen en etiketten die aan de in § 1 vermelde reglementering voldoen mogen nog gebruikt worden gedurende een termijn van een jaar te rekenen van de inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 44.In het koninklijk besluit van 30 maart 1995 betreffende gemedicineerde voormengsels en diervoeders, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) in artikel 37, § 1, wordt de tekst onder 2° vervangen door de volgende bepaling : « 2° stoffen gebruiken die beantwoorden aan de eisen van het koninklijk besluit van 8 februari 1999 en het ministerieel besluit van 12 februari 1999 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding en die zich met de gemedicineerde voormengsels laten vermengen tot een homogeen en stabiel product. ».
B) in artikel 37, § 2, wordt de tekst onder 10° vervangen door de volgende bepaling : « 10° gemedicineerde dierenvoeders te fabriceren en te verhandelen waarvan de partijen homogeen en stabiel zijn en beantwoorden aan de eisen van de artikelen 3 en 5 van het voornoemde koninklijk besluit van 8 februari 1999; » C) in artikel 39, § 2, 7° worden de woorden « het voornoemde koninklijk besluit van 10 september 1987 en het voornoemde ministerieel besluit van 11 september 1987 » vervangen door de woorden « het voornoemde koninklijk besluit van 8 februari 1999 en het voornoemde ministerieel besluit van 12 februari 1999 ».
Art. 45.In het koninklijk besluit van 20 juli 1995 betreffende diervoeders bestemd voor een bijzondere voeding, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) de woorden « koninklijk besluit van 10 september 1987 » worden telkens vervangen door de woorden « koninklijk besluit van 8 februari 1999 ».
B) de term « ingrediënt(en) » wordt telkens vervangen door de term « voedermiddel(en) ».
Art. 46.In het koninklijk besluit van 30 oktober 1998 betreffende de erkenning en de registratie van fabrikanten en tussenpersonen in de sector dierenvoeding, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) in artikel 2, § 2 wordt de tekst onder 4° vervangen door de volgende bepaling : « 4° mengvoeders fabriceert op basis van de voedermiddelen als bedoeld in artikel 3, §§ 2 en 3 van het ministerieel besluit van 12 februari 1999 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding, met hoge gehaltes aan ongewenste stoffen of producten, om die in het verkeer te brengen, voldoen aan de minimumvoorwaarden van hoofdstuk I.3. b) van de bijlage; »;
B) in de bijlage, onder Hoofdstuk I.1. a), wordt onder de rubriek « Bijzondere stikstofhoudende producten » de tekst « alle tot de groep behorende producten (behalve subgroep 3.1.2.1) » vervangen door de volgende bepaling : « alle tot de groep behorende producten (behalve subgroep 1.2.1) »;
C) in de bijlage worden de woorden « het koninklijk besluit van 10 september 1987 » en « het ministerieel besluit van 11 september 1987 » telkens vervangen door respectievelijk « het koninklijk besluit van 8 februari 1999 » en « het ministerieel besluit van 12 februari 1999 ».
Art. 47.In het ministerieel besluit van 18 april 1994 betreffende het in de handel brengen en het gebruik van enzymen, micro-organismen en hun preparaten bestemd voor de dierlijke voeding, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A) in artikel 1 worden de woorden « het ministerieel besluit van 11 september 1987 » vervangen door de woorden « het ministerieel besluit van 12 februari 1999 » B) in artikel 2 worden de woorden « In afwijking van artikel 10 van het ministerieel besluit van 11 september 1987 » vervangen door de woorden « In afwijking van artikel 10 van het ministerieel besluit van 12 februari 1999 ».
Art. 48.In artikel 4 van het ministerieel besluit van 4 juli 1997 inzake sommige spoedmaatregelen ter bescherming tegen boviene spongiforme encefalopathie (B.S.E.), gewijzigd bij het ministerieel besluit van 9 januari 1998, worden de woorden « van artikel 24 van het koninklijk besluit van 10 september 1987 » vervangen door de woorden « van artikel 12 van het koninklijk besluit van 8 februari 1999 ». HOOFDSTUK XI. - Slotbepalingen
Art. 49.De Minister kan de bijlage bij dit besluit aanpassen, wijzigen en uitbreiden om ze gelijkvormig te maken met de akten van de instellingen van de Europese Gemeenschappen.
Art. 50.Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 8 februari 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN
Bijlage HOOFDSTUK I. - Voedermiddelen DEEL A. - Algemeen I. VERKLARENDE AANTEKENINGEN 1. De voedermiddelen zijn in deel B opgenomen en benoemd met inachtneming van de volgende criteria : - de oorsprong van het product/bijproduct, bijvoorbeeld plantaardig, dierlijk, mineraal, - het deel van het product/bijproduct dat wordt gebruikt, bijvoorbeeld geheel, zaden, knollen, beenderen, - de bewerking die het product/bijproduct heeft ondergaan, bijvoorbeeld ontdopping, extractie, verhitting en/of het daarbij verkregen product/bijproduct, bijvoorbeeld vlokken, zemelen, pulp, vet, - de rijpheid van het product/bijproduct en/of de kwaliteit van het product/bijproduct, bijvoorbeeld "met een laag glucosinolaatgehalte", "vetrijk", "suikerarm".2. De lijst in deel B is onderverdeeld in twaalf hoofdstukken : 1.Granen en daarvan afgeleide producten en bijproducten 2. Oliehoudende zaden, oliehoudende vruchten en daarvan afgeleide producten en bijproducten 3.Zaden van peulvruchten en daarvan afgeleide producten en bijproducten 4. Knollen en wortels en daarvan afgeleide producten en bijproducten 5.Overige zaden en vruchten en daarvan afgeleide producten en bijproducten 6. Voedergewassen en ruwvoedergewassen 7.Overige planten en daarvan afgeleide producten en bijproducten 8. Melkproducten 9.Producten van landdieren 10 Vis en andere zeedieren en daarvan afgeleide producten en bijproducten 11. Mineralen 12.Diversen II. BEPALINGEN MET BETREKKING TOT DE BOTANISCHE EN CHEMISCHE ZUIVERHEID 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 3, moeten voedermiddelen, voor zover dat in verband met « good manufacturing practices » mogelijk is, vrij zijn van chemische onzuiverheden die direct verband houden met het gebruik, tijdens het fabricageproces, van technische hulpmiddelen tenzij voor een bepaald voedermiddel een maximumgehalte is vastgesteld in deel B van de bijlage.2. Voor in deel B en deel C van deze bijlage vermelde producten en bijproducten moet de botanische zuiverheid ten minste 95 % bedragen voor zover in deel B of deel C geen andere waarde is vastgesteld. Als botanische onzuiverheden worden beschouwd : a) de natuurlijke, maar onschadelijke vreemde bestanddelen (bijvoorbeeld stro- en kafdeeltjes, vreemde geteelde zaden, onkruidzaden);b) onschadelijke resten van andere oliehoudende zaden en vruchten, die tevoren in dezelfde fabricage-installaties werden verwerkt, voor zover de hoeveelheid van deze resten 0,5 % niet overschrijdt.3. De voornoemde gehalten hebben betrekking op het gewicht van het product of bijproduct als zodanig. III. BEPALINGEN INZAKE DE BENAMINGEN Wanneer bij de benaming van een in deel B vermeld voedermiddel één of meer woorden tussen haakjes zijn opgenomen, mag het gedeelte tussen haakjes naar believen worden toegevoegd of weggelaten; bijvoorbeeld voor "soja(bonen)olie" mag zowel de benaming "sojabonenolie" als de benaming "sojaolie" worden gebruikt.
IV. BEPALINGEN BETREFFENDE HET GLOSSARIUM In het hierna volgende glossarium wordt verwezen naar de belangrijkste procédés die worden gebruikt voor de vervaardiging van de voedermiddelen die zijn vermeld in deel B en deel C van deze bijlage.
Wanneer in de benaming van deze voedermiddelen een naam of een hoedanigheid uit dit glossarium voorkomt, moet het gebruikte fabricageprocédé in overeenstemming zijn met de gegeven definitie.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld V. BEPALINGEN INZAKE DE AANGEGEVEN OF DE TE VERMELDEN GEHALTEN OVEREENKOMSTIG DE DELEN B EN C 1. De aangegeven of de te vermelden gehalten hebben betrekking op het gewicht van het voedermiddel alszodanig,tenzij anders is vermeld.2. Behoudens de bepalingen van artikel 3 en artikel 13 § 2, 2 van het besluit en voor zover in deel B of deel C van de bijlage geen ander gehalte is vastgesteld, moet het watergehalte van het voedermiddel worden aangegeven als het hoger is dan 14 % van het gewicht van het voedermiddel.Bij voedermiddelen waarvan het vochtgehalte het bovenstaande maximum niet overschrijdt, moet dat gehalte op verzoek van de koper worden aangegeven. 3. Behoudens de bepalingen van artikel 3 van het besluit en voor zover in deel B of deel C van deze bijlage geen ander gehalte is vastgesteld, moet het gehalte aan in zoutzuur onoplosbare as worden aangegeven als het hoger is dan 2,2 % ten opzichte van de droge stof. VI. BEPALINGEN BETREFFENDE DENATURERENDE MIDDELEN OF BINDMIDDELEN Wanneer producten als bedoeld in deel B, kolom 2, of in deel C, kolom 1 van deze bijlage, worden gebruikt om voedermiddelen te denatureren of te binden, moet het volgende worden vermeld : - denaturerende middelen : aard en hoeveelheid van de gebruikte producten, - bindmiddelen : aard van de gebruikte producten.
In geval van bindmiddelen mag de hoeveelheid van de gebruikte producten 3 % van het totaalgewicht niet overschrijden.
VII. BEPALINGEN INZAKE DE ETIKETTERING VAN DIERENVOEDERS BESTAANDE UIT VAN WEEFSEL VAN ZOOGDIEREN AFKOMSTIG EIWIT Bij dierenvoeders die bestaan uit van weefsel van zoogdieren afkomstig eiwit, dient in de etikettering de volgende vermelding te worden aangebracht : « Dit dierenvoeder bestaat uit van weefsel van zoogdieren afkomstig eiwit, dat niet aan herkauwers mag worden vervoederd ».
Deze bepaling geldt niet voor : - melk en melkproducten; - gelatine; - aminozuren uit huiden, verkregen aan de hand van een procédé waarbij het materiaal wordt blootgesteld aan een pH van 1 tot 2, gevolgd door een pH van meer dan 11, gevolgd door een warmtebehandeling bij 140 °C gedurende 30 minuten bij een druk van 3 bar; - dicalciumfosfaat uit ontvette beenderen; - gedroogd plasma en andere bloedproducten.
VIII. BEPALINGEN INZAKE DE ETIKETTERING VAN DIERENVOEDERS DIE BESTAAN UIT GENETISCH GEMODIFICEERDE ORGANISMEN OF DERGELIJKE ORGANISMEN BEVATTEN Bij dierenvoeders die uit genetisch gemodificeerde organismen bestaan of dergelijke organismen bevatten, dient dit in de etikettering vermeld te worden.
DEEL B - Niet-exclusieve lijst van de belangrijkste voedermiddelen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld DEEL C - Bepalingen inzake de benaming en de vermelding van bepaalde bestanddelen van niet in de lijst opgenomen voedermiddelen Wanneer voedermiddelen in het verkeer worden gebracht die niet zijn opgenomen in deel B van deze bijlage, moeten de in kolom 2 van de onderstaande tabel genoemde bestanddelen worden vermeld overeenkomstig artikel 12 § 1, punt 4° van het besluit.
Niet in deel B opgenomen voedermiddelen moeten worden benoemd overeenkomstig de in deel A.I.1 van deze bijlage vermelde criteria.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK II. - Bijzondere stikstofhoudende producten DEEL A. - Algemeen 1. De vereisten voorzien in kolom 5 van de volgende tabel verwijzen naar de producten als zodanig DEEL B.- Lijst van bijzondere stikstofhoudende producten Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK III. - Toevoegingsmiddelen 1. Toevoegingsmiddelen waarvoor voor het in het verkeer brengen een persoonsgebonden toelating vereist is, als bedoeld in artikel 8 § 1. - antibiotica : alle toevoegingsmiddelen die tot de groep behoren; - coccidiostatica en andere gelijkaardige stoffen : alle toevoegingsmiddelen die tot de groep behoren; - groeibevorderende stoffen : alle toevoegingsmiddelen die tot de groep behoren. HOOFDSTUK IV. - Voormengsels 1. Het gehalte aan in HCl onoplosbare as moet worden vermeld indien dit gehalte hoger is dan 3,3 % in de droge stof.2. Vermeldingen volgens artikel 21, § 2 : Gehalten aan : - ruw eiwit; - ruw vet; - zetmeel; - suikers totaal, uitgedrukt in sacharose; - suikers en zetmeel; - vocht; - ruwe celstof; - ruwe as; - calcium; - fosfor; - natrium; - magnesium; - cystine; - lysine; - methionine. HOOFDSTUK V. - Mengvoeders 1. Het watergehalte van het voeder moet worden aangegeven als het hoger is dan : - 7 % in kunstmelkvoeders en in andere mengvoeders met een gehalte aan melkproducten van meer dan 40 %; - 5 % in mineraalmengsels zonder organische bestanddelen; - 10 % in mineraalmengsels met organische bestanddelen; - 14 % in andere mengvoeders.
Bij mengvoeders waarvan het vochtgehalte de bovenstaande maxima niet overschrijdt, mag dat gehalte eveneens niet worden aangegeven. 12 février 19992. Het gehalte aan in zoutzuur onoplosbare as mag niet meer dan 3,3 % ten opzichte van de droge stof bedragen bij mengvoeders die voor meer dan 50 % uit bijproducten van rijst bestaan, en niet meer dan 2,2 % ten opzichte van de droge stof in de overige gevallen. 2. Het gehalte aan 2,2 % mag echter worden overschreden bij : - mengvoeders die toegestane minerale bindmiddelen bevatten; - mineraalmengsels; - mengvoeders, die voor meer dan 50 % uit snijdsels of pulp van suikerbieten of vlaskaf bestaan; - mengvoeders voor gekweekte vissen, met een gehalte aan vismeel van meer dan 15 %, en voor zover dit gehalte wordt opgegeven in een percentage dat is uitgedrukt ten opzichte van het voeder als zodanig.
Bij mengvoeders waarvan het gehalte aan in zoutzuur onoplosbare as de in de vorige alinea's vastgestelde maxima niet overschrijdt, mag dat gehalte eveneens worden aangegeven. 3. Het ijzergehalte in kunstmelkvoeders voor kalveren met een levend gewicht van ten hoogste 70 kg moet gelijk zijn aan ten minste 30 mg per kilogram volledig dierenvoeder, herleid tot een vochtgehalte van 12 %.4. Verwerking van bijzondere stoffen. 4.1. Zwavelzuur mag in vloeibare aanvullende voeders verwerkt worden tot een pH niet lager dan 3,5. 4.2. Bij mengvoeders die van weefsel van zoogdieren afkomstig eiwit bevatten en die bestemd zijn voor andere dieren dan gezelschapsdieren, dient in de etikettering de volgende vermelding te worden aangebracht : « Dit mengvoeder bevat van weefsel van zoogdieren afkomstig eiwit dat niet aan herkauwers mag worden vervoederd ».
Deze bepaling geldt niet voor mengvoeders die geen ander van weefsel van zoogdieren afkomstig eiwit bevatten dan : - melk en melkproducten; - gelatine; - aminozuren uit huiden, verkregen aan de hand van een procédé waarbij het materiaal wordt blootgesteld aan een pH van 1 tot 2, gevolgd door een pH van meer dan 11, gevolgd door een warmtebehandeling bij 140 °C gedurende 30 minuten bij een druk van 3 bar; - dicalciumfosfaat uit ontvette beenderen; - gedroogd plasma en andere bloedproducten 4.3. Bij mengvoeders die bestaan uit een mengsel van genetisch gemodificeerde organismen en niet genetisch gemodificeerde organismen, dient in de etikettering de mogelijke aanwezigheid van genetisch gemodificeerde organismen vermeld te worden. 5. Vermeldingen volgens artikelen 24, 6°, en 25, 10°. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 8. Lijst van ingrediënten waarvan het in het verkeer brengen en het gebruik in mengvoeders en voormengsels is verboden, zoals is voorzien in artikel 4, lid 1.1. Faecaliën, urine en de door het leegmaken of verwijderen van het spijsverteringskanaal vrijgekomen inhoud daarvan, ongeacht de behandeling die zij hebben ondergaan of het mengsel waarin zij zijn verwerkt.2. Met looistoffen behandelde huiden en afval daarvan.3. Na het oogsten met het oog op de bestemming ervan met fytofarmaceutische producten behandelde zaden, planten of ander plantaardig teeltmateriaal, en de daarvan afgeleide bijproducten.4. Met houtbeschermingsproducten behandeld hout en zaagsel, alsmede afgeleide producten van aldus behandeld hout en zaagsel.5. Slib van waterzuiveringsinrichtingen waarin afvalwater wordt behandeld.6. Vast stadsafval, bjivoorbeeld huishoudelijk afval.7. Onbehandeld afval van eetgelegenheden, uitgezonderd voedingsmiddelen van plantaardige oorsprong, die, in verband met de versheid, ongeschikt worden geacht voor menselijke consumptie.8. Verpakkingen en delen van verpakkingen afkomstig van het gebruik van producten van de voedingsmiddelenindustrie.9. Van weefsel van zoogdieren afkomstig eiwit als ingrediënt in mengvoeders voor herkauwers, met uitzondering van : - melk en melkproducten - gelatine; - aminozuren uit huiden, verkregen aan de hand van een procédé waarbij het materiaal wordt blootgesteld aan een pH van 1 tot 2, gevolgd door een pH van meer dan 11, gevolgd door een warmtebehandeling bij 140 °C gedurende 30 minuten bij een druk van 3 bar; - dicalciumfosfaat uit ontvette beenderen; - gedroogd plasma en andere bloedproducten.
Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 8 februari 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN _______ Nota's (1) "Ontdoppen" kan, in voorkomend geval, worden vervangen door « schillen » of « pellen ».De gebruikelijke benaming is dan « geschild » of « gepeld ». (2) In de Franse versie kan de benaming « issues » worden gebruikt.(3) In de Franse versie kan, afhankelijk van de omstandigheden, de benaming « Pressage » vervangen worden door « Extraction mécanique ».(4) Het woord « schilfers » kan, in voorkomend geval, worden vervangen door « koek ».(5) Producten met een zetmeelgehalte van meer dan 40 % mogen « rijk aan zetmeel » genoemd worden.(6) Producten met een zetmeelgehalte van meer dan 40 % mogen « rijk aan zetmeel » genoemd worden.(7) Wanneer dit ingrediënt fijner is gemalen, mag aan de naam het woord « fijn » worden toegevoegd of mag de naam door een overeenkomstige benaming worden vervangen.(8) Producten met een zetmeelgehalte van meer dan 40 % mogen « rijk aan zetmeel » genoemd worden.(9) Deze benaming mag worden vervangen door « maïsglutenfeed ».(10) Deze benaming mag worden vervangen door « maïszetmeel, geëxtrudeerd ».(11) De graansoort mag bij de benaming worden vermeld.(12) Wordt soms ook vermeld als « distillers' dried grains and solubles ».De graansoort mag bij de benaming worden vermeld. (13) In voorkomend geval mag de benaming vergezeld gaan van de vermelding "met een laag glucosinolaatgehalte" (zoals gedefinieerd in de communautaire wetgeving).(14) Bij de benaming moet ook de plantensoort worden vermeld.(15) Deze benaming moet worden aangevuld met de aard van de hittebehandeling.(16) Deze benaming mag worden vervangen door « sacharose ».(17) Deze benaming mag worden vervangen door « tapioca ».(18) Deze benaming mag worden vervangen door « tapiocazetmeel ».(19) De vruchtensoort mag bij de benaming worden vermeld.(20) De term « meel » mag worden vervangen door « pellets ».Bij de benaming mag ook de droogmethode worden vermeld. (21) Het voedergewas mag bij de benaming worden vermeld.(22) De graansoort moet bij de benaming worden vermeld.(23) Deze benaming moet worden aangevuld met de aard van de toegepaste chemische behandeling.(24) Deze benaming mag worden vervangen door « sacharose ».(25) Deze benaming mag worden vervangen door « gedroogde melkalbumine ».(26) Producten met een vetgehalte van meer dan 13 % in de droge stof moeten « vetrijk » worden genoemd. (27) Daarnaast mag ook de soort dierlijk vet worden vermeld naargelang van de oorsprong of de wijze waarop het verkregen is (talg, reuzel, beendervet, enz.) (28) Producten met een ruw eiwitgehalte van meer dan 75 % in de droge stof mogen « eiwitrijk » genoemd worden.(29) De aard van de herkomst mag bij of in plaats van de benaming worden vermeld.(30) De bereidingswijze mag in de benaming worden aangegeven.(31) De benaming moet gewijzigd of aangevuld worden met de vermelding van het levensmiddelenbereidingsprocédé waarmee het voedermiddel verkregen is. (32) In de benaming mag het betreffende zout worden aangegeven.