8 APRIL 2008. - Koninklijk besluit betreffende de onteigening van een terrein in opdracht van de Belgische Staat waarvoor de Regie der Gebouwen optreedt

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake onteigening ten algemenen nutte, in het bijzonder de artikelen 1 en 5;

Gelet op de wet van 1 april 1971 houdende oprichting van een Regie der Gebouwen;

Rekening houdend met de behoeften van de Federale Overheidsdienst Justitie om te zorgen voor de aanleg van een riolering voor het « Etablissement de Défense sociale », te Paifve;

Overwegende dat voor de afwatering naar het openbaar rioleringsnet dat zich aan de achterkant van het domein van de Staat bevindt, de leiding door een gedeelte van een private eigendom loopt waarvan een ondergrondse inneming van grond op geringe diepte reeds vroeger plaatsvond;

Overwegende dat door de ontginning van dit aangrenzende bewerkte veld, de leiding die reeds beschadigd werd, het gevaar loopt om volledig stukgemaakt te worden;

Overwegende dat het belangrijk is dat de Administratie de buizen zo vlug mogelijk kan beschermen door de plaatsing van een afsluiting en dat om dit te doen de Staat de volle eigendom moet bezitten van het gedeelte van het betrokken veld, met inbegrip van de oppervlakte;

Op de voordracht van onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Omwille van het algemeen nut is het noodzakelijk om onmiddellijk bezit te nemen van een gedeelte van het onbebouwde terrein dat nodig is voor de afvoer van rioolwater van het « Etablissement de Défense sociale », te Paifve, zoals in het geel aangeduid wordt op het bijgevoegde plan nr. E9/8.692, dat moet onttrokken worden van het perceel dat kadastraal bekend is als vierde afdeling van de gemeente Bassenge (voorheen Glons), sectie C, nr. 1553 E; dat plan werd goedgekeurd door onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën.

Bijgevolg zal de onteigening van het bovenvermelde onroerende goed uitgevoerd worden overeenkomstig de bepalingen die worden vermeld in artikel 5 van de voornoemde wet van 26 juli 1962.

Art. 2.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 8 april 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS