Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 08 april 2003
gepubliceerd op 05 mei 2003

Koninklijk besluit betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2003000321
pub.
05/05/2003
prom.
08/04/2003
ELI
eli/besluit/2003/04/08/2003000321/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

8 APRIL 2003. - Koninklijk besluit betreffende de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, inzonderheid op artikel 2 en artikel 9, vervangen bij de wet van 16 juli 1993;

Gelet op het koninklijk besluit van 11 maart 1954 houdende statuut van het Korps burgerlijke bescherming;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 april 1974 tot instelling van opleidingscursussen inzake brandvoorkoming en -bestrijding, laatst gewijzigd op 4 augustus 1986;

Gelet op het koninklijk besluit van 4 oktober 1985 betreffende de provinciale opleidingscentra voor de brandweer;

Gelet op het ministerieel besluit van 22 april 1974 houdende organisatie van de opleidingscursussen inzake brandvoorkoming en -bestrijding, laatst gewijzigd op 16 januari 1989;

Gelet op het ministerieel besluit van 29 oktober 1974 tot vaststelling, wat de vergoedingen wegens reis- en verblijfskosten betreft, van de gelijkstellingen van de lesgevers, de voordrachthouders, de leden van de examencommissies en de leerlingen, voor de opleidingscursussen inzake brandvoorkoming en -bestrijding;

Gelet op het ministerieel besluit van 17 december 1975 tot vaststelling van de vorm der brevetten van kandidaat-beroepsofficier der brandweerdiensten en van technicus-brandvoorkoming;

Gelet op het ministerieel besluit van 22 juni 1983 tot vaststelling van het minimumprogramma van de theoretische en praktische opleiding van stagedoende brandweermannen en stagedoende beroepskorporaals;

Gelet op het ministerieel besluit van 30 augustus 1984 tot bepaling van de vorm van de brevetten A, B en C inzake brandweer;

Gelet op het ministerieel besluit van 10 december 1992 tot vaststelling van de basisprogramma's voor het behalen van het brevet van brandweerman, onderofficier, officier en technicus-brandvoorkoming;

Gelet op het protocol nr. 2003/01 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd op 3 en 11 december 2002 en 21 januari 2003 in het Comité voor de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten;

Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 7 januari 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 28 maart 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 7 april 2003;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat, in het kader van de hervorming van de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten, drie nauw met elkaar in verband staande ontwerpen van koninklijk besluit werden opgesteld;

Overwegende dat er inderdaad dringende nood is aan een uniforme regelgeving aangaande de opleiding van de leden van de openbare hulpdiensten, aangezien er momenteel een juridisch vacuüm bestaat betreffende de opleiding, de brevetten en de loopbaan van de leden van de openbare brandweer, tengevolge van de vernietiging door de Raad van State van het koninklijk besluit van 19 maart 1997, op 15 oktober 2002;

Overwegende dat het huidige ontwerp van koninklijk besluit onder andere verschillende types van opleiding voorziet, waarvan sommige noodzakelijk zijn om, in voorkomend geval, benoemd of bevorderd te kunnen worden;

Overwegende bovendien dat de organisatie van een adequate opleiding essentieel is voor de leden van de openbare hulpdiensten opdat zij een kwaliteitsvolle dienstverlening aan de bevolking zouden kunnen verzekeren;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : TITEL I. - ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet verstaan worden onder : 1° « Minister » : de Minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken; 2°« Hoge Raad voor de opleiding » : de raad bedoeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 4 april 2003. tot instelling van een Hoge Raad voor de opleiding voor de openbare brandweerdiensten en twee Supraprovinciale Opleidingsraden voor de openbare brandweerdiensten; 3° « Commissie voor gelijkstelling en vrijstelling » : de commissie bedoeld in hoofdstuk IV van het bovenvermelde koninklijk besluit van 4 april 2003;4° « Leden van de openbare hulpdiensten » : de leden van de openbare brandweerdiensten en de leden van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming;5° « Opleiding » : het geheel van de modules waarna een brevet, een getuigschrift of een attest uitgereikt wordt;6° « Module » : elk onderdeel van een opleiding dat bestaat uit ofwel theoretische cursussen, ofwel theoretische en praktische cursussen. TITEL II. - OPLEIDINGSCENTRA HOOFDSTUK I. - Federaal Opleidingscentrum voor de hulpdiensten

Art. 2.Bij de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid wordt een Federaal Opleidingscentrum voor de hulpdiensten opgericht, hierna het Federaal Opleidingscentrum genoemd.

Het Federaal Opleidingscentrum heeft zijn zetel op het kasteel van Florival, 91 te 1390 Graven.

Art. 3.Het Federaal Opleidingscentrum heeft als opdracht : 1° de opleiding van het personeel van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming te verzekeren, volgens de door de Minister bepaalde modaliteiten;2° specifieke opleidingen bestemd voor het personeel van de openbare hulpdiensten te verzekeren;3° opleidingsprogramma's te ontwikkelen overeenkomstig de internationale en Europese normen betreffende de civiele veiligheid;4° een Europese samenwerking te verzekeren inzake civiele veiligheid tussen de opleidingscentra van de Lidstaten van de Europese Unie;5° de bijzondere opdrachten uit te voeren die hem toevertrouwd worden door de Minister of zijn gemachtigde.

Art. 4.De Minister kan het bedrag van het verschuldigde inschrijvingsgeld, per leerling, bepalen, voor elk van de modules die de in artikel 3 bedoelde opleidingen vormen.

Art. 5.De Minister kan de organisatie van alle in artikel 3, 1° en 2°, bedoelde opleidingen of van een gedeelte ervan toevertrouwen aan één of meerdere provinciale opleidingscentra bedoeld in hoofdstuk II van deze titel, voor een door hem bepaalde duur. Deze machtigingen zijn hernieuwbaar.

De Minister kan het Federaal Opleidingscentrum belasten met de organisatie van het geheel of een gedeelte van één van de opleidingen in artikel 17, § 1, 5° tot 8° : 1° ofwel wanneer een provinciaal opleidingscentrum het vraagt;2° ofwel wanneer een provinciaal opleidingscentrum in gebreke blijft om alle opleidingen of een gedeelte ervan te organiseren.

Art. 6.Elk jaar en ten laatste op het einde van de maand februari die volgt op het betrokken jaar, bezorgt het Federaal Opleidingscentrum aan de Minister een gedetailleerd activiteitenverslag. HOOFDSTUK II Provinciale opleidingscentra voor de openbare brandweerdiensten Afdeling I. - Erkenning

Art. 7.De Minister kan in elke provincie en in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad een provinciaal opleidingscentrum voor de openbare brandweerdiensten erkennen.

De erkende provinciale opleidingscentra voor de openbare brandweerdiensten worden hierna « de provinciale opleidingscentra » genoemd.

Art. 8.De vraag om erkenning van een provinciaal opleidingscentrum wordt aan de Minister gericht.

Zij gaat vergezeld van de statuten en het huishoudelijk reglement van het provinciaal opleidingscentrum. Afdeling II. - Opdrachten van de provinciale opleidingscentra

Art. 9.Onverminderd de in artikel 5 bedoelde machtigingen, geeft elk provinciaal opleidingscentrum aan de leden van de openbare brandweerdiensten de in artikel 12, 1° en 3°, bedoelde opleidingen. Afdeling III . - Controle

Art. 10.De provinciale opleidingscentra worden gecontroleerd door de Inspectiedienst van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid, die elk jaar een verslag opstelt met zijn opmerkingen.

In dit verslag worden de beschouwingen vermeld van de Hoge Raad voor de opleiding, in toepassing van artikel 5, 4°, van het bovenvermelde koninklijk besluit van 4 april 2003.

Het verslag moet aan de Minister bezorgd worden ten laatste op 31 maart van het jaar, dat volgt op het jaar waarnaar het verwijst.

Art. 11.De Minister kan bij gemotiveerde beslissing de erkenning van een provinciaal opleidingscentrum schorsen of intrekken, op basis van een verslag opgesteld door de in artikel 10 bedoelde Inspectie. Hij hoort voorafgaandelijk de directeur van het centrum en de Provinciegouverneur.

De beslissing tot schorsing of intrekking kan geen uitwerking hebben vóór het afsluiten van de examens betreffende de lopende modules.

TITEL III. - OPLEIDING VAN DE LEDEN VAN DE OPENBARE BRANDWEERDIENSTEN HOOFDSTUK I. - Verschillende opleidingstypes

Art. 12.De opleidingen georganiseerd voor de leden van de openbare brandweerdiensten omvatten : 1° de opleidingen tot het behalen van brevetten;2° de opleidingen tot het behalen van getuigschriften;3° de opleidingen tot het behalen van attesten.

Art. 13.De brevetten worden uitgereikt aan de leden van de openbare brandweerdiensten na afloop van de opleidingen waarvoor het slagen onontbeerlijk is om, in voorkomend geval, benoemd of bevorderd te kunnen worden.

De brevetten tonen het volgen van en het slagen voor deze opleidingen aan.

Art. 14.De getuigschriften worden uitgereikt na afloop van specifieke opleidingen betreffende bijzondere opdrachten van de openbare brandweerdiensten.

De getuigschriften tonen aan dat de houder ervan de opleidingen gevolgd heeft en ervoor geslaagd is en bekwaam is om de aan deze opdrachten inherente taken uit te voeren.

Art. 15.De attesten worden uitgereikt na afloop van opleidingen die ertoe strekken de theoretische en praktische bevoegdheden van de leden van de openbare brandweerdiensten te herzien en te verbeteren.

De attesten tonen het volgen van en het slagen voor deze opleidingen aan.

Art. 16.De aanwezigheid van de personeelsleden van de openbare brandweerdiensten bij de lessen en hun deelname aan de examens wordt gelijkgesteld met periodes van dienstactiviteit.

De aanwezigheid van de personeelsleden die onder de diensten van de Civiele Bescherming ressorteren, wordt met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld.

Art. 17.§ 1. De in artikel 12, 1°, bedoelde opleidingen worden gegeven met het oog op het behalen van de brevetten van : 1° brandweerman;2° korporaal;3° sergeant;4° adjudant;5° officier;6° technicus brandvoorkoming;7° crisissituatiebeheer;8° dienstchef. § 2. Voor elk in § 1 bedoeld brevet worden in bijlage 1 van dit besluit de modules opgesomd die de opleiding na afloop waarvan het brevet wordt uitgereikt, bevat, evenals het aantal uren en het aantal punten dat elke module moet omvatten. § 3. De kandidaten voor de brevetten van brandweerman, korporaal, sergeant en adjudant moeten de verplichte modules volgen en een module kiezen uit de optionele modules.

Art. 18.De Minister creëert de in artikel 12, 2°, bedoelde getuigschriften en bepaalt de inhoud, de duur en de organisatiemodaliteiten van de opleidingen na afloop waarvan getuigschriften uitgereikt worden.

De Minister bepaalt de toelatingsvoorwaarden voor de opleidingen tot het behalen van getuigschriften, op advies van de Hoge Raad voor de opleiding.

Art. 19.De inhoud, de duur en de organisatiemodaliteiten van de in artikel 12, 3°, bedoelde opleidingen worden ter goedkeuring voorgelegd aan de Minister, op voordracht van het Federaal Opleidingscentrum of van het provinciaal opleidingscentrum en na advies van de Hoge Raad voor de opleiding. HOOFDSTUK II. - Organisatie van de opleidingen Afdeling I . - Algemene bepalingen

Art. 20.De Minister bepaalt de regels voor de organisatie van de cursussen.

Art. 21.De syllabussen die als schriftelijke ondersteuning dienen voor de cursussen, worden ter beschikking gesteld van de leerlingen, na goedkeuring van de inhoud ervan door de Minister. Afdeling II . - Opleidingen gegeven door de in titel II, hoofdstuk 2,

bedoelde provinciale opleidingscentra

Art. 22.Elk jaar en ten laatste op 30 september, behalve onder uitzonderlijke omstandigheden, bepaalt de Minister de opleidingen die door elk provinciaal opleidingscentrum georganiseerd moeten worden gedurende het volgende kalenderjaar.

Deze opleidingen worden bepaald naar gelang van een analyse van de behoeften, uitgedrukt ofwel door de technische commissies van de zones, bedoeld in artikel 15 van het koninklijk besluit van 11 april 1999 tot bepaling van de modaliteiten inzake het creëren en de werking van de hulpverleningszones, ofwel voor de openbare brandweerdiensten die niet tot een zone behoren, door de autoriteiten waaronder zij ressorteren.

Art. 23.Dertig kalenderdagen voor de aanvang van de opleiding, deelt het provinciaal opleidingscentrum voor elk van de modules die de door hem gegeven opleidingen bevatten, het volgende mee aan de Minister : 1° het uurrooster van de cursussen;2° de samenstelling en de kwalificatie van het lerarenkorps;3° de data van de examens;4° de samenstelling van de examencommissie. Afdeling III . - Modulair systeem

Art. 24.Het modulair systeem is gebaseerd op de verdeling van de in artikel 12 bedoelde opleidingen in opleidingseenheden, modules genoemd.

Art. 25.De modules kunnen op een autonome manier gevolgd worden, met uitzondering van de opleidingen waarvoor voorzien is dat zij gevolgd moeten worden volgens een bepaalde chronologie.

Art. 26.Bij de inschrijving voor de in de artikelen 14 en 17 bedoelde opleidingen, preciseert de kandidaat of hij de totale opleiding wil volgen of, in voorkomend geval, één of meerdere modules van de modules die de betrokken opleiding bevat.

Art. 27.De modules zijn kapitaliseerbaar.

Het slagen voor het examen betreffende een module geeft aanleiding tot de uitreiking van een slaagattest, hierna certificaat genoemd.

Elk certificaat heeft een geldigheidsduur van 5 jaar, te rekenen vanaf de deliberatiedatum.

De som van de certificaten betreffende de modules die een opleiding vormen, geeft, bij het slagen voor het examen betreffende de laatste module, aanleiding tot de uitreiking van het brevet, het getuigschrift of het attest, bedoeld in artikel 12, 1° tot 3°.

Art. 28.Als de modules die één van de in artikel 12 bedoelde opleidingen vormen, gevolgd werden in verschillende provinciale opleidingscentra, wordt het brevet, het getuigschrift of het attest uitgereikt door het provinciaal opleidingscentrum waarin de laureaat voor het examen betreffende de laatste module geslaagd is. HOOFDSTUK III. - Toelating tot de opleidingen en examens Afdeling I . - Toelating tot de opleidingen

Art. 29.Tot de opleiding voor het behalen van het brevet van brandweerman worden de stagedoende brandweerlui, de stagedoende beroepskorporaals en de stagedoende onderluitenants toegelaten.

Art. 30.Tot de opleiding voor het behalen van het brevet van korporaal worden de brandweerlui toegelaten die, op de datum van de inschrijving voor deze opleiding, twee jaar dienstanciënniteit hebben, stage inbegrepen, de stagedoende beroepskorporaals die houder zijn van het brevet van brandweerman en de stagedoende onderluitenants, die houder zijn van het brevet van brandweerman.

Art. 31.Tot de opleiding voor het behalen van het brevet van sergeant worden de leden van een openbare brandweerdienst toegelaten die, op de datum van de inschrijving voor deze opleiding, sinds minstens twee jaar houder zijn van het brevet van korporaal, de leden van een openbare brandweerdienst die minstens houder zijn van de graad van korporaal en de stagedoende onderluitenants, die houder zijn van het brevet van korporaal.

Art. 32.Tot de opleiding voor het behalen van het brevet van adjudant worden de leden van een openbare brandweerdienst toegelaten die, op de datum van de inschrijving voor deze opleiding, sinds minstens twee jaar houder zijn van het brevet van sergeant, de sergeanten, de eerste sergeanten, de sergeant-majoors en de stagedoende onderluitenants, die houder zijn van het brevet van sergeant.

Art. 33.Tot de opleiding voor het behalen van het brevet van officier, worden de adjudanten toegelaten, de leden van een openbare brandweerdienst die, op de datum van de inschrijving voor deze opleiding, houder zijn van een brevet van adjudant en de stagedoende onderluitenants, die houder zijn van het brevet van adjudant.

Art. 34.Tot de opleiding voor het behalen van het brevet van technicus brandvoorkoming worden toegelaten : 1° de leden van een openbare brandweerdienst die, op de datum van de inschrijving voor deze opleiding, houder zijn van het brevet van officier en de officieren;2° de leden van een openbare brandweerdienst die, op de datum van de inschrijving voor deze opleiding, houder zijn van één van de diploma's die toegang geven tot de betrekkingen van niveau 1 in het federale openbare ambt, bedoeld in bijlage 1 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel of houder zijn van een diploma vermeld in bijlage 1 van het koninklijk besluit van 19 april 1999 tot vaststelling van de geschiktheids- en bekwaamheidscriteria alsmede van de benoembaarheids- en bevorderingsvoorwaarden voor de officieren van de openbare brandweerdiensten.

Art. 35.Tot de opleiding voor het behalen van het brevet van crisissituatiebeheer worden toegelaten : 1° de officieren die, op de datum van de inschrijving voor deze opleiding, houder zijn van het brevet van technicus brandvoorkoming;2° de leden van een openbare brandweerdienst die, op de datum van de inschrijving voor deze opleiding, houder zijn van het brevet van officier en van het brevet van technicus brandvoorkoming.

Art. 36.Tot de opleiding voor het behalen van het brevet van dienstchef worden de officieren van een openbare brandweerdienst toegelaten die, op de datum van de inschrijving voor deze opleiding : 1° houder zijn van het brevet van technicus brandvoorkoming;2° houder zijn van het brevet van crisissituatiebeheer;3° een dienstanciënniteit van minstens drie jaar hebben als officier, de stage inbegrepen.

Art. 37.§ 1. De leden van de openbare brandweerdiensten kunnen zich slechts inschrijven voor één van de in artikel 12 bedoelde opleidingen of voor één van de modules die één van deze opleidingen bevat, op eensluidend en gemotiveerd advies van de dienstchef en middels de voorafgaandelijke machtiging van de administratieve overheid waaronder zij ressorteren. § 2. De leden van de openbare brandweerdiensten kiezen vrij het provinciaal opleidingscentrum waar zij een opleiding of een module wensen te volgen. § 3. Om geldig te zijn, moet de inschrijving voor een opleiding of voor één of meerdere modules die een opleiding vormen, gericht zijn aan het provinciaal opleidingscentrum waar de kandidaat deze opleiding of deze module of modules wenst te volgen, ten laatste op het einde van de tweede maand die voorafgaat aan die gedurende welke de opleiding zal worden begonnen.

Art. 38.Het personeel van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken kan elke in artikel 12 bedoelde opleiding volgen middels de voorafgaandelijke machtiging van de directeur-generaal van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid of zijn gemachtigde.

Art. 39.Ten laatste op het einde van de tweede week die volgt op de datum van afsluiting van de inschrijvingen, overeenkomstig artikel 37, § 3, bezorgt het provinciaal opleidingscentrum de lijst van de ingeschrevenen aan de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid.

Art. 40.Niemand mag zich meer dan twee keer inschrijven voor dezelfde module behalve in geval van overmacht. Afdeling II . - Examens

Art. 41.De Minister bepaalt de organisatieregels van de examens.

Art. 42.Elke in artikel 1, 6°, bedoelde module wordt afgesloten met een examen dat in elk geval een schriftelijk gedeelte bevat.

Art. 43.De kandidaat moet het examen betreffende de module afleggen in het opleidingscentrum waar hij de cursussen gevolgd heeft.

Als de kandidaat, krachtens artikel 40, zich niet meer kan inschrijven voor een module, kiest hij vrij het provinciaal opleidingscentrum waar hij het examen betreffende deze module wil afleggen.

Art. 44.Het brevet, het getuigschrift of het attest worden uitgereikt aan de kandidaat die voor elk van de modules die de opleiding vormen, minstens 60 % behaalt.

Art. 45.Niemand mag meer dan vier keer deelnemen aan een examen betreffende dezelfde module.

Art. 46.Na elke examensessie, worden de resultaten van de deliberaties naar de Minister gestuurd. HOOFDSTUK IV. - Gelijkstellingen en vrijstellingen

Art. 47.De Minister spreekt zich uit over de aanvragen tot gelijkstelling van diploma's, cursussen of brevetten, na het advies van de Commissie voor gelijkstelling en vrijstelling ingewonnen te hebben.

Art. 48.De Minister kent de vrijstellingen van cursussen en examens toe, na het advies van de Commissie voor gelijkstelling en vrijstelling ingewonnen te hebben. HOOFDSTUK V. - Gelijkstellingen

Art. 49.Het brevet van korporaal wordt gelijkgesteld met het brevet van brandweerman.

Het brevet van sergeant wordt gelijkgesteld met de brevetten van brandweerman en korporaal.

Het brevet van adjudant wordt gelijkgesteld met de brevetten van brandweerman, korporaal en sergeant.

Het brevet van officier wordt gelijkgesteld met de brevetten van brandweerman, korporaal, sergeant en adjudant.

Het brevet van dienstchef wordt gelijkgesteld met de brevetten van brandweerman, korporaal, sergeant, adjudant en officier.

TITEL IV. - SUBSIDIES TOEGEKEND AAN DE PROVINCIALE OPLEIDINGSCENTRA

Art. 50.Voor de opleidingen tot het behalen van brevetten, worden er per leerling subsidies toegekend waarvan de bedragen als volgt vastgesteld worden : 1° voor de opleidingen tot het behalen van het brevet van brandweerman : 520 euro;2° voor de opleidingen tot het behalen van het brevet van korporaal : 460 euro;3° voor de opleidingen tot het behalen van het brevet van sergeant : 405 euro;4° voor de opleidingen tot het behalen van het brevet van adjudant : 580 euro;5° voor de opleidingen tot het behalen van het brevet van officier : a) voor de adjudanten en de houders van het brevet van adjudant : 840 euro;b) voor de stagedoende onderluitenants : - voor het brevet van brandweerman : 520 euro; - voor het brevet van korporaal : 345 euro; - voor het brevet van sergeant : 550 euro; - voor het brevet van adjudant : 406 euro; - voor het brevet van officier : 645 euro; 6° voor het brevet van technicus brandvoorkoming : 840 euro;7° voor het brevet van crisissituatiebeheer : 300 euro;8° voor het brevet van dienstchef : 840 euro. Het bedrag van de subsidies betreffende de modules die de in het eerste lid bedoelde opleidingen vormen, wordt bepaald in bijlage 2 van dit besluit, naar gelang van elk van de modules.

Art. 51.Voor elk van de modules die de opleidingen vormen tot het behalen van getuigschriften of attesten, wordt er per leerling een subsidie toegekend die berekend wordt door het aantal uren voorzien voor de module te vermenigvuldigen met 3,5 euro.

De subsidie wordt enkel verleend als de module minstens 4 uur duurt.

Art. 52.De in de artikelen 50 en 51 bedoelde subsidies worden enkel toegekend als de ingeschreven leerling drie vierde van de cursussen gevolgd heeft en deelgenomen heeft aan alle examens betreffende de module waarvoor de subsidie gevraagd wordt.

Art. 53.Wanneer een leerling niet heeft deelgenomen aan alle examens betreffende een module, wordt het bedrag van de subsidie verminderd met tien procent.

Art. 54.Het provinciaal opleidingscentrum dient elke subsidieaanvraag in bij de Minister.

De aanvraag moet conform het door de Minister vastgestelde model zijn.

Zij moet vergezeld gaan van de volgende documenten : 1° een verslag dat de naam vermeldt van de leerlingen die respectievelijk de in de artikelen 52 en 53 voorziene voorwaarden vervullen.2° een verslag dat een onderricht overeenkomstig de bepalingen terzake aantoont.

Art. 55.Om ontvankelijk te zijn, moeten de subsidieaanvragen betreffende de modules waarvan alle examens beëindigd zijn tussen 1 oktober van een jaar en 30 september van het daaropvolgende jaar, ten laatste tegen 31 oktober van dat laatste jaar ingediend worden.

Art. 56.De subsidies worden verleend binnen de perken van de begrotingskredieten volgens de volgende orde van prioriteit : 1° de subsidies betreffende de modules die de opleidingen vormen tot het behalen van bevetten en waarvan de organisatie door de Minister gevraagd werd;2° de subsidies betreffende de modules die de opleidingen vormen tot het behalen van de getuigschriften;3° de subsidies betreffende de modules die de opleidingen vormen tot het behalen van de attesten.

Art. 57.Aan elk provinciaal opleidingscentrum wordt jaarlijks een werkingssubsidie van een bedrag van 2.090 euro toegekend.

Naast de in het eerste lid bedoelde subsidie ontvangt het provinciaal opleidingscentrum voor de brandweer van Luik jaarlijks een bijkomende subsidie van een bedrag van 690 euro voor de organisatie van opleidingen bestemd voor de leden van de brandweerdiensten van de Duitstalige Gemeenschap.

Art. 58.De in de artikelen 50, 51 en 57 bedoelde bedragen worden geïndexeerd op 1 januari van elk jaar.

Het referentie-indexcijfer van de consumptieprijzen is het indexcijfer 110,22 van de maand januari 2002, basis 1996 = 100.

Art. 59.De in artikel 58 bedoelde indexering is van toepassing op de subsidies betreffende de modules waarvan het onderricht in het betrokken jaar begonnen is.

TITEL V. - OVERGANGSBEPALINGEN

Art. 60.De provinciale opleidingscentra, erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 4 oktober 1985 betreffende de provinciale opleidingscentra voor de brandweer, op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit, behouden hun erkenning.

Art. 61.§ 1. Worden gelijkgesteld met de brevetten van brandweerman, korporaal, sergeant en adjudant : 1° het brevet van onderofficier uitgereikt door de erkende opleidingscentra voor de brandweerdiensten of de provinciale federaties van de openbare brandweerdiensten;2° het getuigschrift van kandidaat-onderofficier uitgereikt door de bevoegde overheid, op basis van een beslissing genomen vóór 31 december 1993;3° het brevet A uitgereikt door de Staat;4° het brevet B uitgereikt door de Staat;5° het brevet C uitgereikt door de Staat;6° het brevet van kandidaat-beroepsofficier;7° het brevet van onderluitenant. § 2. Worden gelijkgesteld met het brevet van officier : 1° het brevet A uitgereikt door de Staat;2° het brevet B uitgereikt door de Staat;3° het brevet C uitgereikt door de Staat;4° het brevet van kandidaat-beroepsofficier;5° het brevet van onderluitenant.

Art. 62.§ 1. De opleidingen tot het behalen van het brevet van brandweerman, korporaal, sergeant, adjudant, onderluitenant, technicus brandvoorkoming en dienstchef, begonnen vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit, bevatten de in bijlage 3 van dit besluit opgesomde cursussen.

De opleidingen waarvoor de inschrijvingen afgesloten zijn op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, worden geacht te zijn begonnen. § 2. Elk van de in § 1 bedoelde cursussen wordt afgesloten met een examen dat minstens een schriftelijke proef bevat.

Het in § 1 bedoelde brevet wordt uitgereikt aan de leerlingen die voor elk examen minstens vijf tienden van de punten behalen. § 3. Zolang de Minister de in artikel 18 bedoelde maatregelen niet heeft genomen, worden de specifieke opleidingen door de provinciale opleidingscentra georganiseerd. § 4. 1° Voor de in § 1 bedoelde cursussen wordt er per ingeschreven leerling die drie vierde van de cursussen gevolgd heeft en die volledig heeft deelgenomen aan minstens één van de examensessies die deze cursussen afsluiten, een subsidie toegekend, die als volgt wordt vastgesteld : voor de cursus tot het behalen van het brevet van brandweerman : 247,89 euro; voor de cursus tot het behalen van het brevet van korporaal : 371,84 euro; voor de cursus tot het behalen van het brevet van sergeant : 371,84 euro; voor de cursus tot het behalen van het brevet van adjudant : 495,79 euro; voor de cursus tot het behalen van het brevet van onderluitenant : 743,68 euro; voor de cursus tot het behalen van het brevet van technicus brandvoorkoming : 743,68 euro; voor de cursus tot het behalen van het brevet van dienstchef : 743,68 euro.

In afwijking van het eerste lid wordt er eveneens een subsidie toegekend per leerling voor elke cursus waarvan hij minstens drie vierde van het programma gevolgd heeft. In dit geval wordt de subsidie berekend overeenkomstig de in 2° bedoelde bedragen. 2° Voor de vervolmakings- en bijscholingscursussen die begonnen zijn vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit, wordt er per ingeschreven leerling een subsidie toegekend, die als volgt wordt bepaald : voor de cursussen van 6 tot 20 uur : 61,97 euro; voor de cursussen van 21 tot 40 uur : 86,76 euro; voor de cursussen van 41 tot 60 uur : 173,52 euro; voor de cursussen van 61 tot 80 uur : 260,29 euro; voor de cursussen van 81 uur en meer : 347,05 euro. 3° de in de punten 1° en 2° bedoelde bedragen zijn verbonden met de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen;ze zijn verbonden met het indexcijfer 162,11 van februari 1995, basis 1981 = 100.

TITEL VI. - SLOTBEPALINGEN

Art. 63.Worden opgeheven : 1° de artikelen 10 tot 16 van het koninklijk besluit van 11 maart 1954 houdende statuut van het Korps burgerlijke bescherming;2° het koninklijk besluit van 16 april 1974 tot instelling van opleidingscursussen inzake brandvoorkoming en -bestrijding, laatst gewijzigd op 4 augustus 1986;3° het koninklijk besluit van 4 oktober 1985 betreffende de provinciale opleidingscentra voor de brandweer;4° het ministerieel besluit van 22 april 1974 houdende organisatie van de opleidingscursussen inzake brandvoorkoming en -bestrijding, laatst gewijzigd op 16 januari 1989;5° het ministerieel besluit van 29 oktober 1974 tot vaststelling, wat de vergoedingen wegens reis- en verblijfskosten betreft, van de gelijkstellingen van de lesgevers, de voordrachthouders, de leden van de examencommissie en de leerlingen, voor de opleidingscursussen inzake brandvoorkoming en -bestrijding;6° het ministerieel besluit van 17 december 1975 tot vaststelling van de vorm der brevetten van kandidaat-beroepsofficier der brandweerdiensten en van technicus-brandvoorkoming;7° het ministerieel besluit van 22 juni 1983 tot vaststelling van het minimumprogramma van de theoretische en praktische opleiding van stagedoende brandweerlui en stagedoende beroepskorporaals;8° het ministerieel besluit van 30 augustus 1984 tot bepaling van de vorm van de brevetten A, B en C inzake brandweer;9° het ministerieel besluit van 10 december 1992 tot vaststelling van de basisprogramma's voor het behalen van het brevet van brandweerman, onderofficier, officier en technicus-brandvoorkoming.

Art. 64.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 8 april 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 8 april 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 8 april 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 8 april 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

^