gepubliceerd op 26 april 2002
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 december 1998 tot vaststelling van de wijze van benoeming, bevordering of mutatie van het personeel van de Rijksdienst voor pensioenen
8 APRIL 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 december 1998 tot vaststelling van de wijze van benoeming, bevordering of mutatie van het personeel van de Rijksdienst voor pensioenen
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op de instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1, vervangen bij de wet van 22 juli 1993;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 december 1998 tot vaststelling van de wijze van benoeming, bevordering of mutatie van het personeel van de Rijksdienst voor pensioenen, gewijzigd bij ministerieel besluit van 28 februari 2002;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 februari 2001;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor pensioenen, gegeven op 26 maart 2001;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 16 mei 2001;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, van 14 juni 2001;
Gelet op het besluit van de Ministerraad van 5 oktober 2001 over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van één maand;
Gelet op het protocol van 15 oktober 2001 van het sectorcomité XX - Openbare Instellingen van Sociale Zekerheid;
Gelet op het advies 32.394/1 van de Raad van State, gegeven op 13 december 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Pensioenen en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In het koninklijk besluit van 3 december 1998 tot vaststelling van de wijze van benoeming, bevordering of mutatie van het personeel van de Rijksdienst voor pensioenen, gewijzigd bij ministerieel besluit van 28 februari 2002, wordt een artikel 2bis ingevoegd, luidend als volgt: « Art. 2bis . § 1. In afwijking van artikel 19 van het koninklijk besluit van 20 juli 1964 betreffende de hiërarchische indeling en de loopbaan van sommige personeelsleden van de rijksbesturen kunnen de ambtenaren van de Rijksdienst voor pensioenen die titularis zijn van de bijzondere graad van gewestelijk directeur (rang 10) eveneens bevorderd worden door verhoging in graad tot de gemene graad van adviseur (rang 13). § 2. Voor de berekening van de bij artikel 41 van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het rijkspersoneel voor de bevordering tot een graad van rang 13 gevergde graadanciënniteit worden voor de ambtenaren die benoemd zijn in de graad van gewestelijk directeur, alle toelaatbare diensten in aanmerking genomen, voor zover die geleverd zijn in graden van rang 10. » Art.2. Artikel 4, § 2, tweede lid van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Het vorig lid is eveneens van toepassing op de vacante betrekkingen van gewestelijk directeur. »
Art. 3.In artikel 9, § 1, eerste lid van hetzelfde besluit worden de woorden « en voor zover er geen kandidaten voor de mutatie zijn, die voorrang hebben op de graadverandering, » geschrapt.
Art. 4.In artikel 10 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, wordt het woord « bevorderingsgraden » vervangen door de woorden « bevorderingsgraad van bestuurschef »;2° § 1, derde lid wordt opgeheven;3° § 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.De aanvraag wordt gedaan bij ter post aangetekende brief gericht aan de administrateur-generaal en dit aan de hand van het voorgeschreven formulier en met vermelding van de standplaatsen waarvoor de ambtenaar kandidaat is.
Er wordt aan de ambtenaar ontvangstmelding van zijn aanvraag gedaan.
De aanvraag is drie jaar geldig. De aanvraag kan worden hernieuwd door middel van een bij ter post aangetekende brief. Het hernieuwen van de aanvraag verlengt de geldigheidsduur ervan voor een nieuwe termijn van drie jaar.
Het verzoek van de ambtenaren van alle niveaus wordt ingeschreven op een permanent door de personeelsdienst bijgehouden lijst.
Elke nieuwe aanvraag heeft ambtshalve de nietigheid van de vorige aanvragen tot gevolg.
Alleen kandidaatstellingen die op de dag dat beslist wordt een bepaalde betrekking bij wege van mutatie te doen begeven of ten allerlaatste op de dag dat de betrekking openvalt, op de lijst voorkomen, worden gerangschikt. »
Art. 5.§ 1. In de tabel gevoegd in bijlage I van het koninklijk besluit van 3 december 1998 tot vaststelling van de wijze van benoeming, bevordering of mutatie van het personeel van de Rijksdienst voor pensioenen, zoals gewijzigd bij ministerieel besluit van 28 februari 2002, wordt onder de rubriek « A. Administratief personeel » in de vierde kolom ter hoogte van de graad van « Adviseur », na de graadbenaming « Adjunct-adviseur » de graadbenaming « Gewestelijk directeur » gevoegd. § 2. In dezelfde tabel worden onder dezelfde rubriek in de zevende kolom, ter hoogte van de graad van « Adviseur », maar na « - K.B. 20.07.1964, art. 19, §§ 1 en 2; inzonderheid het eerste lid van § 2. », de bijzondere vereisten ingevoegd luidend als volgt : « - K.B. 03.12.1998.; organiek reglement : art. 2.bis , in afwijking van art. 19 van het KB 20.07.1964 voor wat de gewestelijke directeur betreft. »
Art. 6.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin het bekendgemaakt is in het Belgisch Staatsblad .
Art. 7.Onze Minister van Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 8 april 2002.
ALBERT Par le Roi : De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE