Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 07 september 2003
gepubliceerd op 15 september 2003

Koninklijk besluit houdende bepaalde uitvoeringsmaatregelen van de wet van 24 maart 2003 tot instelling van een basis-bankdienst

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2003011441
pub.
15/09/2003
prom.
07/09/2003
ELI
eli/besluit/2003/09/07/2003011441/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

7 SEPTEMBER 2003. - Koninklijk besluit houdende bepaalde uitvoeringsmaatregelen van de wet van 24 maart 2003 tot instelling van een basis-bankdienst


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 24 maart 2003 tot instelling van een basis-bankdienst, inzonderheid op de artikelen 3, § 2, tweede lid, 3, § 4, en 4, § 2;

Gelet op het advies nr. 302 van de Raad voor het Verbruik van 26 maart 2003;

Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om het advies te geven binnen de termijn van een maand;

Gelet op het advies 35.536/1 van de Raad van State, gegeven op 10 juli 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Economie en van Onze Minister van Consumentenzaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Onder manuele debetverrichtingen in de zin van dit besluit worden het afhalen van geld aan het loket, zoals bedoeld in artikel 3, § 2, 5°, van de wet van 24 maart 2003 tot instelling van een basis-bankdienst, en het manueel uitvoeren van overschrijvingen zoals bedoeld in artikel 3, § 2, 2°, van dezelfde wet, verstaan. Hierin zijn de overschrijvingen door de titularis van de basis-bankdienst van zijn zichtrekening naar zijn spaarrekening bij dezelfde kredietinstelling niet begrepen.

Art. 2.Artikel 3, § 2, eerste lid, 4° van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt : « uitgezonderd is een storting van meer dan honderd muntstukken; ».

Art. 3.Wanneer aan de titularis van de basis-bankdienst een debetkaart, alleen voor het gebruik in België en al dan niet beperkt tot de private automaten van de rekeninghoudende instelling, ter beschikking wordt gesteld, zijn de verrichtingen begrepen in de prijs bedoeld bij artikel 3, § 3, van dezelfde wet, de volgende : 1° het openen, beheren en sluiten van de betrokken zichtrekening;2° de elektronische terbeschikkingstelling van rekeninguittreksels in België;indien er geen elektronische terbeschikkingstelling van rekeninguittreksels is, worden de rekeninguittreksels minstens tweewekelijkse ter beschikking gesteld op het domiciliekantoor of agentschap; 3° jaarlijks 36 manuele debetverrichtingen;4° een onbeperkt aantal van de andere verrichtingen bedoeld in artikel 3, § 2, van dezelfde wet.

Art. 4.Wanneer aan de titularis geen debetkaart ter beschikking wordt gesteld, zijn de verrichtingen begrepen in de prijs bedoeld bij artikel 3, § 3, van dezelfde wet, dezelfde als die vermeld in artikel 3, met uitzondering van de jaarlijks manuele debetverrichtingen waarvan het aantal 72 bedraagt.

Art. 5.De maximale prijs voor de basis-bankdienst, zoals bepaald in artikel 3, § 3 van dezelfde wet, wordt jaarlijks aangepast rekening houdend met het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand november van elk jaar.

Elke verhoging of verlaging van het indexcijfer brengt een verhoging of verlaging van het bedrag met zich mee, overeenkomstig de volgende formule : het nieuw bedrag is gelijk aan het bedrag van 12 euro, vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door het indexcijfer van de maand november 2003 (basis 1996 = 100). Het resultaat wordt afgerond tot twee cijfers na de komma.

Vóór 16 december van het jaar waarin de aanpassing gebeurt, wordt het nieuwe bedrag bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad . Het wordt van kracht vanaf 1 januari van het volgende jaar.

Art. 6.De volgende gebonden producten zijn verenigbaar voor de toekenning of het behoud van de basis-bankdienst : 1° rekeningen, buiten deze bedoeld in artikel 4, § 1, van dezelfde wet, indien het jaarlijkse gemiddelde gecumuleerde creditsaldo niet hoger is dan 2.500 euro; voor de bepaling van dit maximumbedrag van 2.500 euro worden de waarborgen bedoeld bij artikel 10 van het Burgerlijk Wetboek, Boek III, Titel VIII, Hoofdstuk II, Afdeling 2, niet in rekening gebracht; 2° verzekeringen.

Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2003.

Art. 8.Onze minister bevoegd voor Economie en Onze minister bevoegd voor Consumentenzaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 7 september 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, Mevr. F. MOERMAN De Minister van Consumentenzaken, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE

^