gepubliceerd op 21 november 2013
Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 46, § 3, van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers
7 NOVEMBER 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 46, § 3, van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971, artikel 9, tweede lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, Gelet op het advies nr. 1.853 van de Nationale Arbeidsraad, gegeven op 28 mei 2013;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 7 juni 2013;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister voor Begroting d.d. 11 juli 2013;
Gelet op advies 54.193/1 van de Raad van State, gegeven op 22 oktober 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de wetten op de Raad van State gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat dit besluit niet het voorwerp moet uitmaken van overleg in de Ministerraad en dat het bijgevolg onder de vrijstellingscategorie valt van artikel 2, 9°, van het koninklijk besluit van 20 september 2012 houdende uitvoering van artikel 19/1, § 1, tweede lid van hoofdstuk V/1 van de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 46, § 3, van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, ingevoegd bij de programmawet (I) van 27 december 2006 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 december 2009 en 4 maart 2012, wordt het eerste lid vervangen door de volgende leden : "Wanneer een bediende, die tewerkgesteld is bij een zelfde werkgever, zijn gemiddeld aantal te presteren uren per week verlaagt, behandelt deze werkgever, met de uitbetaling van de maand december van het vakantiejaar, de betaling van het vakantiegeld zoals vermeld in de volgende leden.
De werkgever betaalt de bediende het enkel vakantiegeld met betrekking tot de niet opgenomen vakantiedagen. Dit enkel vakantiegeld is gelijk aan 7,67 pct. van de bij deze werkgever gedurende het vakantiedienstjaar verdiende brutowedden, eventueel verhoogd met een fictieve wedde voor met dagen normale werkelijke arbeid gelijkgestelde dagen van arbeidsonderbreking, verminderd met het enkel vakantiegeld dat de bediende reeds ontvangen heeft en dat berekend werd op basis van het arbeidsregime waarin de bediende is tewerkgesteld op het ogenblik dat hij zijn vakantie opneemt.
De werkgever betaalt eveneens met de uitbetaling van de maand december van het vakantiejaar, het dubbel vakantiegeld. Dit dubbel vakantiegeld is gelijk aan 7,67 pct. van de bij deze werkgever gedurende het vakantiedienstjaar verdiende brutowedden, eventueel verhoogd met een fictieve wedde voor met dagen normale werkelijke arbeid gelijkgestelde dagen, verminderd met het dubbel vakantiegeld dat de bediende reeds ontvangen heeft en dat berekend werd op basis van het arbeidsregime waarin de bediende is tewerkgesteld op het ogenblik dat hij zijn vakantie opneemt.".
Art. 2.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2014.
Art. 3.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 7 november 2013.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK.