gepubliceerd op 23 juni 2000
Koninklijk besluit tot wijziging van diverse koninklijke besluiten betreffende de medische geschiktheid van de militairen voor bepaalde functies en hun medisch geschiktheidsprofiel
7 MEI 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van diverse koninklijke besluiten betreffende de medische geschiktheid van de militairen voor bepaalde functies en hun medisch geschiktheidsprofiel
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 23 december 1955 betreffende de hulpofficieren van de luchtmacht, piloten en navigatoren, inzonderheid op artikel 3, 5°;
Gelet op de wet van 22 december 1989 betreffende het statuut van de dienstplichtigen, inzonderheid op artikel 6;
Gelet op de wet van 21 december 1990 houdende statuut van de kandidaat-militairen van het actief kader, inzonderheid op artikel 15, gewijzigd bij de wet van 20 mei 1994;
Gelet op de wet van 20 mei 1994 houdende statuut van de militairen korte termijn, inzonderheid op artikel 7, § 2, 1°;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 oktober 1959 betreffende de geschiktheid voor luchtdienst, inzonderheid op de artikelen 9, § 3, 16 en 19;
Gelet op het koninklijk besluit van 28 augustus 1981 betreffende het medisch geschiktheidsprofiel en het medisch onderzoek van de kandidaten voor toelating tot de actieve kaders en van de dienstplichtigen, inzonderheid op de bijlage 1, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 mei 1990 en 11 juli 1991;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 december 1991 betreffende de medische geschiktheid voor dienst op zee, inzonderheid op de artikelen 2, tweede lid, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 5 januari 1998, 5, § 3, en 13;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 maart 1999 betreffende de medische geschiktheid als parachutist of commando, inzonerheid op de artikelen 7, 19 en 22;
Gelet op de protocollen van het Onderhandelingscomité van het militair personeel, afgesloten op 26 januari 1999 en 9 juni 1999;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Landsverdediging, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 9, § 3, van het koninklijk besluit van 5 oktober 1959 betreffende de geschiktheid voor luchtdienst wordt vervangen als volgt : « § 3. Indien de geneeskundige commissie voor geschiktheid voor luchtdienst of de geneeskundige commissie van beroep voor geschiktheid voor luchtdienst oordeelt dat de militair in kwestie voor elke militaire dienst ongeschikt zou kunnen zijn, dan stelt de voorzitter van de desbetreffende commissie de minister van Landsverdediging of de militaire overheid aangeduid door de minister van Landsverdediging hiervan in kennis met het oog op de behandeling van de zaak door de Militaire Commissie voor Geschiktheid en Reform.
In het geval bedoeld in het eerste lid, stelt hij eveneens de militair in kwestie in kennis van het feit dat zijn zaak zal behandeld worden door de Militaire Commissie voor Geschiktheid en Reform.
In het geval dat de geneeskundige commissie voor geschiktheid voor luchtdienst oordeelt dat de militair in kwestie voor elke militaire dienst ongeschikt zou kunnen zijn, beslist de geneeskundige commissie van beroep voor geschiktheid voor luchtdienst pas over een eventueel beroep na de beslissing van de Militaire Commissie voor Geschiktheid en Reform en in voorkomend geval na de beslissing van de Militaire Commissie van Beroep voor Geschiktheid en Reform voor zover een van deze laatste commissies geen definitieve beslissing tot ongeschiktheid voor elke militaire dienst heeft genomen. »
Art. 2.In hetzelfde besluit wordt een artikel 10bis ingevoegd, luidende : «
Art. 10bis.De geneeskundige commissie van beroep voor geschiktheid voor luchtdienst houdt een geactualiseerde lijst bij van de geneesmiddelen waarvan de inname automatisch leidt tot tijdelijke medische ongeschiktheid voor luchtdienst voor de duur van de behandeling.
De lijst bedoeld in het eerste lid wordt ter kennis gebracht van de betrokken militairen volgens de regels vastgesteld door de chef van de generale staf in een reglement. »
Art. 3.Artikel 16 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « De voorzitter van de geneeskundige commissie van beroep voor geschiktheid voor luchtdienst kan de voorzitter van de geneeskundige commissie voor geschiktheid voor luchtdienst uitnodigen de beslissing bedoeld in artikel 9, § 2, eerste lid, toe te lichten. »
Art. 4.Artikel 19 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 19.§ 1. Al wie kennis heeft van enig bedrog bij de beslissing van de geneeskundige commissie voor geschiktheid voor luchtdienst of van de geneeskundige commissie van beroep voor geschiktheid voor luchtdienst, vraagt de minister van Landsverdediging om herziening van deze beslissing.
Deze aanvraag moet binnen de vijf jaar na de betekening van de bestreden beslissing aan de betrokkene ingediend worden.
Oordeelt de minister van Landsverdediging de aanvraag tot herziening gegrond, dan vat hij de overheid die de door bedrog aangetaste beslissing genomen heeft.
De aanvraag tot herziening is gegrond onder meer indien enige handeling bewust gesteld werd met het oogmerk de beslissing van de geneeskundige commissie voor geschiktheid voor luchtdienst of van de geneeskundige commissie van beroep voor geschiktheid voor luchtdienst in deze of gene zin zodanig te beïnvloeden of te wijzigen dat ze niet overeenstemt met de werkelijke toestand van de betrokken militair. In het bijzonder wordt elke bewust gestelde daad waardoor onderzoeksresultaten of een ander document hiertoe weggemaakt, verborgen, vernietigd, verduisterd of gewijzigd worden, als bedrieglijk beschouwd.
Gaat de vraag bedoeld in het eerste lid, uit van de militair op wie de beslissing betrekking had en oordeelt de minister van Landsverdediging de aanvraag tot herziening ongegrond, dan brengt hij de aanvrager op de hoogte van zijn gemotiveerde weigering de overheid die de door bedrog aangetaste beslissing genomen heeft te vatten. § 2. Een lid van de geneeskundige commissie voor geschiktheid voor luchtdienst of van de geneeskundige commissie van beroep voor geschiktheid voor luchtdienst waarvan de beslissing herzien wordt, kan geen lid zijn van de geneeskundige commissie van beroep voor geschiktheid voor luchtdienst die deze beslissing herziet. § 3. In het geval bedoeld in § 1, derde lid, beslist de geneeskundige commissie van beroep voor geschiktheid voor luchtdienst in laatste aanleg volgens de procedure bedoeld in de artikelen 10, 14, 15, 16, 17 en 18. »
Art. 5.In bijlage 1 bij het koninklijk besluit van 28 augustus 1981 betreffende het medisch geschiktheidsprofiel en het medisch onderzoek van de kandidaten voor toelating tot de actieve kaders en van de dienstplichtigen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 mei 1990 en 11 juli 1991, wordt de betekenis van het cijfer « 5 » voor de factor « V », vervangen door de volgende tekst : « Ongeschikt voor de dienst Gezichtscherpte kleiner dan 5/10 met de beide ogen samen na correctie Eventueel andere gebreken ».
Art. 6.Artikel 2, tweede lid van het koninklijk besluit van 23 december 1991 betreffende de medische geschiktheid voor dienst op zee wordt vervangen door de volgende leden : « De medische commissie van beroep voor geschiktheid voor dienst op zee bedoeld in artikel 4 houdt een geactualiseerde lijst bij van de geneesmiddelen waarvan de inname automatisch leidt tot tijdelijke medische ongeschiktheid voor dienst op zee voor de duur van de behandeling.
De lijst bedoeld in het eerste lid wordt ter kennis gebracht van de betrokken militairen volgens de regels vastgesteld door de chef van de generale staf in een reglement. »
Art. 7.Artikel 5, § 3, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « § 3. Oordeelt de medische commissie voor geschiktheid voor dienst op zee of de medische commissie van beroep voor geschiktheid voor dienst op zee dat de militair in kwestie voor elke militaire dienst ongeschikt zou kunnen zijn, dan geeft de voorzitter van de desbetreffende commissie de minister van Landsverdediging of de militaire overheid aangeduid door de minister van Landsverdediging hiervan kennis met het oog op de behandeling van de zaak door de Militaire Commissie voor Geschiktheid en Reform.
In het geval bedoeld in het eerste lid, stelt hij eveneens de militair in kwestie in kennis van het feit dat zijn zaak zal behandeld worden door de Militaire Commissie voor Geschiktheid en Reform.
In het geval dat de medische commissie voor geschiktheid voor dienst op zee oordeelt dat de militair in kwestie voor elke militaire dienst ongeschikt zou kunnen zijn, beslist de medische commissie van beroep voor geschiktheid voor dienst op zee pas over een eventueel beroep na de beslissing van de Militaire Commissie voor Geschiktheid en Reform en in voorkomend geval na de beslissing van de Militaire Commissie van Beroep voor Geschiktheid en Reform voor zover een van deze laatste commissies geen definitieve beslissing tot ongeschiktheid voor elke militaire dienst heeft genomen. »
Art. 8.Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « De voorzitter van de medische commissie van beroep voor geschiktheid voor dienst op zee kan de voorzitter van de medische commissie voor geschiktheid voor dienst op zee uitnodigen de beslissing bedoeld in artikel 5, § 1, toe te lichten. »
Art. 9.Artikel 7 van het koninklijk besluit van 3 maart 1999 betreffende de medische geschiktheid als parachutist of commando wordt vervangen als volgt : «
Art. 7.De commissie van beroep houdt een geactualiseerde lijst bij van de geneesmiddelen waarvan de inname automatisch leidt tot de tijdelijke medische ongeschiktheid van de militairen bedoeld in de artikelen 2 tot 5 voor hun functie of hun opdrachten voor de duur van de behandeling.
Het gebruik van de geneesmiddelen die vermeld zijn op de in het eerste lid bedoelde lijst, gedurende meer dan twee opeenvolgende jaren, leidt evenwel automatisch tot de definitieve medische ongeschiktheid.
De lijst bedoeld in het eerste lid wordt ter kennis gebracht van de betrokken militairen volgens de regels vastgesteld door de chef van de generale staf in een reglement. »
Art. 10.Artikel 19 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «
Art. 19.Oordeelt de commissie of de commissie van beroep dat de militair in kwestie voor elke militaire dienst ongeschikt zou kunnen zijn, dan geeft de voorzitter van de commissie of van de commissie van beroep, naargelang het geval, de minister van Landsverdediging of de militaire overheid aangeduid door de minister van Landsverdediging hiervan kennis met het oog op de behandeling van de zaak door de Militaire Commissie voor Geschiktheid en Reform.
In het geval bedoeld in het eerste lid, stelt hij eveneens de militair in kwestie in kennis van het feit dat zijn zaak zal behandeld worden door de Militaire Commissie voor Geschiktheid en Reform.
In het geval dat de commissie oordeelt dat de militair in kwestie voor elke militaire dienst ongeschikt zou kunnen zijn, beslist de commissie van beroep pas over een eventueel beroep na de beslissing van de Militaire Commissie voor geschiktheid en Reform en in voorkomend geval na de beslissing van de Militaire Commissie van Beroep voor Geschiktheid en Reform voor zover een van deze laatste commissies geen definitieve beslissing tot ongeschiktheid voor elke militaire dienst heeft genomen. »
Art. 11.Artikel 22 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « De voorzitter van de commissie van beroep kan de voorzitter van de commissie uitnodigen de beslissing bedoeld in artikel 9 toe te lichten. »
Art. 12.Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 7 mei 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT