gepubliceerd op 23 maart 2001
Koninklijk besluit betreffende de benaming, de kenmerken en het zwavelgehalte van de gasolie voor verwarming
7 MAART 2001. - Koninklijk besluit betreffende de benaming, de kenmerken en het zwavelgehalte van de gasolie voor verwarming
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, inzonderheid op de artikelen 1, 5° en 14;
Gelet op de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid, inzonderheid op artikel 5, § 1, 3°;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 oktober 1988 betreffende de benaming, de kenmerken en het zwavelgehalte van de gasolie voor verwarming;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, gegeven op 16 augustus 2000;
Gelet op het advies van de Hoge Gezondheidsraad, gegeven op 20 september 2000;
Gelet op het advies van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling, gegeven op 17 oktober 2000;
Gelet op het advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, gegeven op 19 oktober 2000;
Gelet op het advies van de Raad voor het Verbruik, gegeven op 18 december 2000;
Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de Richtlijn 1999/32/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG, moest worden omgezet in intern recht;
Overwegende dat het laatste van de zes wettelijk vereiste adviezen pas werd verstrekt op 18 december 2000;
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, van onze Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, van Onze Minister van Middenstand, van Onze Minister van Economie en van Onze Staatssecretaris voor Energie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder gasolie-verwarming : een uit aardolie verkregen vloeibare brandstof die op grond van de distillatiegrenzen ervan behoort tot de middeldistillaten die zijn bestemd om als brandstof te worden gebruikt en die, distillatieverliezen inbegrepen, voor ten minste 85 volumeprocent overdistilleren bij 350 °C, gemeten met ASTM-methode D86. § 2. Vallen buiten deze definitie : 1° De benzines voor motorvoertuigen, de gasolie-diesel voor wegvoertuigen en de gasolie voor de zeescheepvaart;2° Brandstoffen die worden gebruikt in niet voor de weg bestemde mobiele machines en landbouwtrekkers.
Art. 2.§ 1. De gasolie voor verwarming dient te beantwoorden aan de norm NBN T 52-716 Aardolieproducten - Gasolie-verwarming - Specificaties Laatste uitgave.
De resultaten van de controles, analyses of tests door controle-instanties die behoorlijke en toereikende garanties qua technische deskundigheid, vakbekwaamheid en onafhankelijkheid bieden, worden eveneens aanvaard. § 2. Het is verboden een product op de markt te brengen onder de benaming gasolie voor verwarming, indien het niet de kenmerken bezit, bedoeld in artikel 2, § 1. § 3. Het is verboden een product te gebruiken als gasolie voor verwarming indien het niet de kenmerken bezit bedoeld in artikel 2, § 1.
Art. 3.§ 1. De Minister die de Energie onder zijn bevoegdheid heeft kan bij een met redenen omklede beslissing die hij ter kennis brengt van de betrokkenen, afwijkingen toestaan op de in artikel 2, § 1 bedoelde kenmerken met uitzondering van het zwavelgehalte, voor een periode van maximum drie jaar tegen de voorwaarden en binnen de grenzen die hij bepaalt. Deze afwijkingen zijn herroepelijk gedurende die periode maar kunnen ook hernieuwd worden. § 2. De Minister die de Energie onder zijn bevoegdheid heeft en de Minister die Leefmilieu onder zijn bevoegdheid heeft mogen gedurende een periode van zes maanden een hogere grenswaarde van het zwavelgehalte toestaan, indien ten gevolge van een plotselinge verandering in de voorziening van ruwe aardolie of aardolieproducten moeilijkheden ontstaan bij de toepassing van de grenswaarden van het zwavelgehalte van gasolie.
Het vorige lid kan enkel worden toegepast mits de Europese Commissie hiervan voorafgaandelijk in kennis werd gesteld.
Art. 4.Onverminderd het facultatief gelijktijdig gebruik van merken of alle andere commerciële benamingen, moet de benaming van gasolie voor verwarming aangeduid worden op de documenten betreffende de verkoop en de levering.
Art. 5.§ 1. De inbreuken op de bepalingen van artikel 2, §§ 1 en 2 van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en bestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument. § 2. De inbreuken op de bepalingen van artikel 2, § 3, van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en bestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid.
Art. 6.Het koninklijk besluit van 19 oktober 1988 betreffende de benaming, de kenmerken en het zwavelgehalte van de gasolie voor verwarming wordt opgeheven.
Art. 7.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 8.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, Onze Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Onze Minister van Middenstand, Onze Minister van Economie en Onze Staatssecretaris voor Energie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 7 maart 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Mevr. M. AELVOET De Minister van Middenstand, J. GABRIELS De Minister van Economie, Ch. PICQUE De Staatssecretaris voor Energie, O. DELEUZE