Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 07 juni 2000
gepubliceerd op 10 juni 2000

Koninklijk besluit tot bepaling van de algemene principes inzake het gebruik van de maatschappelijke enquête en het beknopt voorlichtingsrapport in strafzaken

bron
ministerie van justitie
numac
2000009487
pub.
10/06/2000
prom.
07/06/2000
ELI
eli/besluit/2000/06/07/2000009487/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

7 JUNI 2000. - Koninklijk besluit tot bepaling van de algemene principes inzake het gebruik van de maatschappelijke enquête en het beknopt voorlichtingsrapport in strafzaken


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, inzonderheid op artikel 2, § 3, ingevoegd bij de wet van 22 maart 1999;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, zoals gewijzigd bij de wet van 22 maart 1999, vereist dat onverwijld uitvoeringsmaatregelen worden genomen teneinde op het terrein de toepassing mogelijk te maken van de voorziene maatregelen strekkende enerzijds tot de reïntegratie van de beklaagde in de maatschappij en anderzijds tot het herstellen van de schade geleden door het slachtoffer;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijving

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : 1° de justitieassistent, zijnde een ambtenaar van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie, de probatieassistent bedoeld in artikel 2 van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie;2° de opdrachtgever, de onderzoeksrechter, het openbaar ministerie, de onderzoeksgerechten of de vonnisgerechten.

Art. 2.Het beknopt voorlichtingsrapport is een verslag, waarbij de justitieassistent slechts bevraagt en rapporteert in functie van de specifieke vraag van de opdrachtgever, naar de haalbaarheid van een dienstverlening, een opleiding of een andere specifieke matregel.

Art. 3.Een maatschappelijke enquête is een sociaal onderzoek waarbij de justitieassistent, samen met de beklaagde, de feiten in een bredere psycho-sociale context plaatst, om een geïndividualiseerde maatregel voor te stellen, die toekomst -en herstelgericht is. HOOFDSTUK II. - Werkwijze van de justitieassistent

Art. 4.De opdrachtgever van een beknopt voorlichtingsrapport kan in zijn aanvraag een specifieke vraag stellen, met het oog op de haalbaarheid van een dienstverlening, een opleiding of een andere specifieke maatregel. De rapportage van de justitieassistent zal dan ook slechts de weergave zijn van de bronnen van inlichtingen, de identificatiegegevens, een antwoord op de specifiek gestelde vraag en een advies.

Art. 5.De justitieassistent baseert zich voor de het beknopt voorlichtingsrapport en de maatschappelijke enquête op de schema's, gevoegd bij dit besluit.

Art. 6.In zijn onderzoek heeft de justitieassistent bijzondere aandacht voor de actieve medewerking alsook voor de herstelmogelijkheden van de beklaagde.

Art. 7.De persoon die het voorwerp uitmaakt van een beknopt voorlichtingsrapport of een maatschappelijk enquête heeft, tijdens het onderzoek, de mogelijkheid om zijn visie ten aanzien van een opschorting, een uitstel of een probatiemaatregel kenbaar te maken. De justitieassistent neemt deze opmerkingen op in het verslag.

Art. 8.De justitieassistent kan, naargelang de vraag van de opdrachtgever, interne en externe informatiebronnen raadplegen ter ondersteuning van zijn rapport of enquête. De justitieassistent maakt in het eerste contact met de beklaagde duidelijk dat andere informatiebronnen kunnen worden aangeboord. De justitieassistent vermeldt zijn bronnen. HOOFDSTUK III. - Neerlegging van het verslag

Art. 9.Wordt een beknopt voorlichtingsrapport aangevraagd, dan dient de opdracht binnen een termijn van één maand te worden uitgevoerd.

De directeur van het justitiehuis geeft prioriteit aan de beknopte voorlichtingsrapporten voor de beklaagden in voorlopige hechtenis.

Art. 10.De opdrachtgever van de maatschappelijke enquête bepaalt de termijn binnen dewelke de opdracht moet worden uitgevoerd en brengt deze ter kennis van de bevoegde directeur van het justitiehuis. Deze termijn kan niet korter zijn dan één maand. De termijn kan worden verlengd mits instemming van de opdrachtgever.

Art. 11.De termijnen bepaald in artikel 10 zijn niet van toepassing op de procedure van onmiddellijke verschijning. Wordt in het kader van de procedure van onmiddellijke verschijning een maatschappelijke enquête gevraagd, dan moet de opdrachtgever de termijn bepalen, binnen dewelke de opdracht moet worden uitgevoerd. Deze termijn bedraagt ten minste vijf werkdagen.

De maatschappelijke enquête in de procedure van onmiddellijke verschijning wordt opgevat als een beknopt voorlichtingsrapport.

Art. 12.De opdracht tot een maatschappelijke enquête of een beknopt voorlichtingsrapport kan via de snelste, schriftelijke communicatiemiddelen ter kennis worden gebracht.

De termijn binnen dewelke het beknopt voorlichtingsrapport of een maatschappelijke enquête moet worden afgeleverd, begint te lopen vanaf de kennisgeving aan het justitiehuis van de volledige opdracht, de identificatiegegevens en de verblijfplaats van de persoon die het voorwerp uitmaakt van de opdracht.

Art. 13.Dit besluit treedt in werking op 10 juni 2000.

Art. 14.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 7 juni 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

Bijlage Schema voor het beknopt voorlichtingsrapport 1. Bronnen van inlichtingen 1.1. Interne bronnen 1.2. Externe bronnen 2. Identificatiegegevens 3.Antwoord op de specifieke vraag 4. Advies Schema voor de maatschappelijke enquête 1.Bronnen van inlichtingen 1.3. Interne bronnen 1.4. Externe bronnen 2. Identificatiegegevens en actuele gezinssamenstelling 3.De Feiten 3.1. Zienswijze van het gerecht 3.2. Visie van de cliënt 3.3. Contextuele analyse 3.3.1. Door de client 3.3.2. Door de justitieassistent 4. De cliënt en zijn omgeving 4.1. Relevante gegevens m.b.t. de opvoeding, het milieu en de maatschappelijke context 4.2. Relevante individuele kenmerken 5. Conclusie 5.1. Ten aanzien van de cliënt 5.2. Ten aanzien van een geïndividualiseerde maatregel 5.3. Voorstel Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 7 juni 2000 tot bepaling van de algemene principes inzake het gebruik van de maatschappelijke enquête en het beknopt voorlichtingsverslag in strafzaken.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^