gepubliceerd op 25 september 2003
Koninklijk besluit waarbij sommige leden van de lokale politie en van de federale politie gemachtigd worden toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken
7 JULI 2003. - Koninklijk besluit waarbij sommige leden van de lokale politie en van de federale politie gemachtigd worden toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, strekt ertoe de lokale politie en de federale politie te machtigen toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken, overeenkomstig artikel 5, eerste lid, en 8, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van dit register.
Krachtens artikel 184 van de Grondwet, zoals vervangen door de wijziging van de Grondwet van 30 maart 2001, worden de organisatie en de bevoegdheid van de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, bij de wet geregeld.
Zo organiseert de wet van 7 december 1998 een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, het federale niveau en het lokale niveau.
De lokale politie verzekert op het lokale niveau de opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie die nodig zijn voor het beheren van lokale gebeurtenissen en fenomenen die zich voordoen op het grondgebied van de politiezone en sommige politieopdrachten van federale aard die bepaald zijn door de Minister van Binnenlandse Zaken of de Minister van Justitie (cf. artikel 3, tweede lid, van de wet van 7 december 1998).
De federale politie verzekert over het gehele grondgebied de gespecialiseerde en de supralokale opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie, evenals ondersteunende opdrachten voor de lokale politiediensten en voor de politieoverheden (cf. artikel 3, derde lid, van de wet van 7 december 1998).
De opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie worden bepaald door de wet op het politieambt : handhaving van de openbare orde en bijstand aan personen die in gevaar verkeren (artikel 14), opsporing van de misdaden, de wanbedrijven en de overtredingen (artikel 15), wegverkeer (artikel 16), bestuurlijke aanhouding (artikel 31), controle van de identiteit (artikel 34),...
Talrijke opdrachten van bestuurlijke of gerechtelijke politie worden eveneens bepaald door de bijzondere wetten : wapenwet, wegverkeerswet, vreemdelingenwet,...
Deze opdrachten hebben welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden in de zin van artikel 4, § 1, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
Teneinde een meer doeltreffende, vluggere en veiligere uitoefening van deze verschillende opdrachten te verzekeren, is het noodzakelijk dat de lokale politie en de federale politie toegang hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en dat zij het identificatienummer ervan mogen gebruiken.
De toegang tot de informatiegegevens 1° tot 11° is voorbehouden aan de leden van de lokale en de federale politie bevoegd voor de uitoefening van opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie.
De toegang tot deze informatiegegevens is verantwoord omwille van de volgende redenen.
In het kader van de gerechtelijke onderzoeken vergemakkelijkt de kennis van de informatiegegevens betreffende de naam en voornamen (1°), de geboorteplaats en -datum (2°), het geslacht (3°), de nationaliteit (4°) en de hoofdverblijfplaats (5°), de opsporing en de identificatie van de personen (slachtoffers, verdachten of getuigen), evenals de voorbereiding van de buurtonderzoeken. Deze informatiegegevens maken het eveneens mogelijk de nauwkeurigheid te controleren van de gegevens, opgenomen in de processen-verbaal en in de nationale gegevensbank.
De kennis van het informatiegegeven betreffende de geboorteplaats en -datum (2°) maakt het meer in het bijzonder mogelijk de leeftijd van een persoon te bepalen en zo te weten of deze persoon minderjarig of meerderjarig is. Deze informatie is immers belangrijk, met name op het vlak van de burgerlijke aansprakelijkheid of bijvoorbeeld voor de toepassing van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming of van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis.
De kennis van het informatiegegeven betreffende het geslacht (3°) is eveneens onontbeerlijk, met name in geval van fouillering. Zo bepaalt artikel 28 van de wet op het politieambt dat de veiligheidsfouilleringen en de lichaamsfouilleringen vóór de opsluiting in de cel moeten worden uitgevoerd door een politieambtenaar of door een andere persoon van hetzelfde geslacht als de gefouilleerde. Dat gegeven maakt eveneens de precieze indentificatie van personen mogelijk inzonderheid in geval van gemengde voornamen.
Het informatiegegeven betreffende de hoofdverblijfplaats (5°) biedt de mogelijkheid de relaties op een bepaald adres te onderzoeken en vergemakkelijkt de voorbereiding van de reconstructies van de inbreuken. Dat gegeven is ook nodig om een persoon terug te vinden tegen wie een onderzoek loopt. De hoofdverblijfplaats bepaalt eveneens de bevoegde overheden : politiezone, gerechtelijk arrondissement, parket.
Het informatiegegeven betreffende de plaats en de datum van overlijden (6°) maakt het mogelijk de nationale gegevensbank te actualiseren en eventueel een onderzoek af te sluiten. Bovendien kan de plaats van het overlijden een belangrijk element vormen in het kader van een gerechtelijk onderzoek.
Het informatiegegeven betreffende het beroep (7°) vormt een essentieel element teneinde het profiel van de pleger van een inbreuk, van een verdachte of van een slachtoffer vast te stellen. In bepaalde gevallen maakt dit informatiegegeven het eveneens mogelijk een onderzoek te (her)oriënteren.
In het kader van bepaalde gerechtelijke onderzoeken betreffende bijvoorbeeld moorden, oplichting, financiële fraudes, diefstallen, is het interessant de relaties die bestaan tussen de personen te kennen : familiebanden, ex-echtgenoot of echtgenote, verdeling van de goederen tussen de verschillende familieleden,... Het is bijgevolg onontbeerlijk toegang te hebben tot de informatiegegevens betreffende de burgerlijke staat (8°) en de samenstelling van het gezin (9°). Deze informatiegegevens zijn eveneens nuttig in het kader van de moraliteitsonderzoeken of de buurtonderzoeken.
De kennis van de inbreuken betreffende de nationaliteit (4°), de vermelding van het register waarin een vreemdeling is ingeschreven (10°) en de administratieve toestand van de vreemdelingen (11°) is noodzakelijk in het geval van gerechtelijke onderzoeken waarbij één of meerdere vreemdelingen betrokken zijn; deze informatiegegevens maken de identificatie en de controle van deze personen mogelijk. Bovendien zijn deze informatiegegevens eveneens onontbeerlijk in het kader van de toepassing van de vreemdelingenwet of van de wet op de mensenhandel.
In het kader van de bestuurlijke onderzoeken is de kennis van de hierboven bedoelde informatiegegevens ook essentieel. Zo bieden deze informatiegegevens de mogelijkheid de personen te identificeren, de nauwkeurigheid van de gegevens opgenomen in de processen-verbaal en in de nationale gegevensbank na te gaan, de personen zonder identiteitskaart te controleren, te bepalen of een persoon minderjarig of meerderjarig is,...
Het informatiegegeven betreffende de hoofdverblijfplaats (5°) is met name onontbeerlijk in het kader van de domiciliëringscontroles door de wijkagenten of om bijvoorbeeld verloren kinderen naar hun woonplaats terug te brengen om een persoon tegen wie een onderzoek loopt terug te vinden.
In geval van overlijden of lichamelijke schade, dienen de familieleden ervan op de hoogte gebracht te worden. Bijgevolg is het belangrijk de burgerlijke staat (8°) en de samenstelling van het gezin (9°) van de overledene of van de gewonde persoon te kennen. Deze informatiegegevens, evenals het informatiegegeven betreffende het beroep, zijn ook nuttig in het kader van de moraliteitsonderzoeken.
De informatiegegevens betreffende de nationaliteit (4°), de vermelding van het register waarin een vreemdeling is ingeschreven (10°) en de administratieve toestand van de vreemdelingen (11°) maken de controle en de identificatie van de vreemdelingen, alsook het onderzoek van hun administratieve toestand, mogelijk.
Zowel in het kader van de gerechtelijke onderzoeken als in het kader van de bestuurlijke onderzoeken, is de toegang tot de historiek van de gegevens, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de voormelde wet van 8 augustus 1983, onontbeerlijk; het is immers dikwijls belangrijk de oude adressen, de oude partners, de evolutie van de familiale situatie,... te kennen.
De toegang tot de informatiegegevens 1° tot 9° wordt eveneens gevraagd in het kader van het beheer, het bestuur en de werving van het personeel binnen de lokale en de federale politie. Deze toegang is voorbehouden aan de personeelsleden die behoren tot de algemene directie personeel en tot het sociaal secretariaat G.P.I. De toegang tot deze informatiegegevens is verantwoord omwille van de volgende redenen.
De informatiegegevens betreffende de naam en voornamen (1°), de geboorteplaats en -datum (2°), het geslacht (3°), de nationaliteit (4°) en de hoofdverblijfplaats (5°) zijn de minimale informatiegegevens teneinde een dossier over een natuurlijke persoon samen te stellen.
In het kader van het personeelsbeheer is de kennis van de informatiegegevens betreffende de hoofdverblijfplaats (5°), de burgerlijke staat (8°), alsook de samenstelling van het gezin (9°), noodzakelijk, met name voor de toekenning van de kinderbijslag en de haard- en standplaatsvergoeding, voor de terugbetaling van de vervoerskosten van en naar het werk, inzake pensioen of om het geldelijke statuut van de personeelsleden te bepalen. De informatiegegevens betreffende de burgerlijke staat en de samenstelling van het gezin, evenals het informatiegegeven betreffende de plaats en de datum van overlijden (6°) maken het eveneens mogelijk de rechthebbenden te bepalen en eventueel een overlevingspensioen toe te kennen.
Het informatiegegeven betreffende het beroep (7°) biedt de mogelijkheid het beroepsverleden van de personeelsleden na te gaan.
In het kader van de werving van het personeel zijn de gegevens betreffende de burgerlijke staat en de samenstelling van het gezin onontbeerlijk, met name bij de moraliteitsonderzoeken en bij de onderzoeken inzake de omgeving en het verleden.
De toegang tot de historiek van de gegevens, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de voormelde wet van 8 augustus 1983, wordt eveneens gevraagd in het kader van de opdrachten van beheer, bestuur en werving van het personeel teneinde de follow-up van de gegevens die voorafgaan (pensioen, loopbaanbeheer, geldelijk statuut,...) te verzekeren. In dit kader dient meegedeeld te worden dat de gegevens van de personeelsgegevensbank binnen de federale politie bewaard worden gedurende 100 jaar na de geboortedatum van de personeelsleden.
Door de complexiteit van de te vervullen taken, zowel door de personeelsleden van de lokale politie als door de leden van de federale politie, is het niet mogelijk om de toegang tot de historiek van de gegevens te beperken naargelang van de verschillende uit te oefenen opdrachten, aangezien deze elkaar meestal overlappen.
Of het nu in het kader van operationele opdrachten is, of in het kader van het personeelsbeheer, het gebruik van het identificatienummer voor interne beheersdoeleinden zal het mogelijk maken een precieze identificatie te verzekeren en fouten en verwarringen te vermijden, met name in de betrekkingen met de andere overheden en instellingen die zelf gemachtigd zijn om dit nummer te gebruiken of bij opzoekingen in de nationale gegevensbank.
Meer in het bijzonder in het kader van de werving en het beheer van het personeel, zal het identificatienummer het mogelijk maken één enkel identificatiemiddel te gebruiken voor de personeelsleden die nog niet over een inschrijvingsnummer zouden beschikken (bijvoorbeeld, voor de kandidaat-leden van de politiedienst) en eveneens de fouten te vermijden, bijvoorbeeld in geval van homonymie, in het kader van geneeskundige dossiers of ter gelegenheid van geschil- of tuchtprocedures.
Er wordt een intern controlesysteem ingevoerd teneinde elke toegang tot het Rijksregister te registreren. Dit systeem zal het mogelijk maken om elk onrechtmatig gebruik op te sporen en vervangt de jaarlijkse lijst van alle personen die door het ontwerp van besluit gemachtigd zijn om toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister en het identificatienummer ervan te gebruiken.
Dit intern controlesysteem zal de identiteit van de leden van de lokale politie of van de federale politie die het rijksregister raadplegen, registreren, alsook de geraadpleegde gegevens. De listings zullen ter beschikking gehouden worden van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, die ze op elk ogenblik zal kunnen raadplegen.
Er dient herhaald te worden dat de personeelsleden van het korps van de lokale politie en de federale politie de vertrouwelijkheidsplicht ten opzichte van de informatiegegevens waartoe zij toegang krijgen, moeten naleven.
Wat de federale politie betreft, treedt dit besluit in werking de dag van de publicatie in het Belgisch Staatsblad .
Aangezien elke lokale politiezone moet worden opgericht bij een koninklijk besluit van inrichting, is er daarentegen voorzien dat de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit, wat de lokale politie betreft, vastgesteld wordt op de datum van inrichting van elke politiezone.
De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer heeft haar advies nr. 46/2002 uitgebracht op 4 november 2002 en de Raad van State op 15 mei 2003.
Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN
ADVIES NR. 46/2002 VAN 4 NOVEMBER 2002 Ontwerp van koninklijk besluit waarbij sommige leden van de lokale politie en van de federale politie gemachtigd worden toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 29;
Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid artikel 8, eerste lid;
Gelet op de adviesaanvraag van de Minister van Binnenlandse Zaken van 5 september 2002, Gelet op het verslag van de heer Bart De Schutter;
Brengt op 4 november 2002 volgend advies uit : 1. Voorwerp van de adviesaanvraag : Het ontwerp van koninklijk besluit dat door de Minister van Binnenlandse Zaken aan de Commissie voor advies wordt voorgelegd, heeft tot doel de lokale en federale politie toegang te verlenen tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken.De organisatie en de bevoegdheid van de geïntegreerde politiedienst zijn vastgelegd in de wet van 7 december 1998. Hierin wordt een structuur op twee niveaus voorzien : de lokale politie met opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie binnen de politiezone en eventueel opdrachten van federale aard, bepaald door de bevoegde minister; de federale politie verzekert opdrachten van gerechtelijke of bestuurlijke aard voor het gehele grondgebied, alsmede supralokale opdrachten. De wet op het politieambt en bijzondere wetten bepalen wat opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke aard zijn (handhaving openbare orde, opsporing misdrijven, bestuurlijke aanhouding,...).
De toegang tot de gegevens wordt eveneens gevraagd in het kader van het beheer, het bestuur en de werving van het personeel binnen de politie. 2. Toepasselijke wetgeving : Krachtens artikel 5, eerste lid van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen kan de Koning toegang verlenen tot het Rijksregister aan de openbare overheden, alsmede toelating geven tot het gebruik van het identificatienummer, overeenkomstig artikel 8 van dezelfde wet. De gegevens uit het Rijksregister mogen slechts verwerkt worden overeenkomstig de wet van 8 december 1992 (WBPL). 3. Onderzoek van het ontwerp van koninklijk besluit : 3.1. Doeleinden : De opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie opgesomd in de wet van het politieambt en in een aantal bijzondere wetten (b.v. wapenwet, vreemdelingenwet, wegverkeerswet,...) zijn voor de Commissie welbepaald, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden in de zin van artikel 4, § 1, van de wet van 8 december 1992.
Toegang tot de gegevens en gebruik ervan kan bijdragen tot een meer efficiënte en snellere uitoefening van de onderscheiden opdrachten in verband met het handhaven van de openbare orde en de veiligheid. 3.2. Toegang tot de gegevens : Overeenkomstig artikel 1 van het ontwerp wordt de toegang gevraagd tot alle gegevens bedoeld in art. 3 eerste en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983.
Voor het personeelsbeheer wordt de toegang beperkt tot de gegevens 1° tot 9° van artikel 3 het eerste lid en het tweede lid.
Het verslag aan de Koning verantwoordt uitvoerig de beweegreden voor elk van de betrokken gegevens. Zo kan, in het kader van een onderzoek, de opsporing of identificatie van personen, het voorbereiden van buurtonderzoeken of de verificatie van gegevens in processen-verbaal efficiënter geschieden dankzij de gegevens inzake naam en voornaam (1°); geboorte (2°); geslacht (3°); nationaliteit (4°) of hoofdverblijfplaats (5°).
Leeftijd (2°) is dan weer belangrijk i.v.m aansprakelijkheidsregels, toepassing van de wet op de jeugdbescherming of voorlopige hechtenis; geslacht (3°) voor regels inzake fouillering; hoofdverblijfplaats (5°) voor het bepalen van de bevoegde overheden; overlijden (6°) voor het afsluiten van een onderzoek; beroep (7°) voor profielanalyse; de burgerlijke staat (8°) en gezinssamenstelling (9°) voor een inzicht in de familiale banden en relaties of moraliteitsonderzoeken.
Het feit dat gerechtelijke onderzoeken één of meerdere vreemdelingen kunnen aanbelangen, verantwoordt toegang tot de vermelding van het register waarin een vreemdeling is ingeschreven (10°) en diens administratieve toestand (11°). Identificatie en controle zijn aldus mogelijk. Ook de toepassing van de vreemdelingenwet of de wet op de mensenhandel kan beroep op deze gegevens verantwoorden.
Ook voor bestuurlijke onderzoeken wordt in het ontwerp zorgvuldig de toegang tot elke categorie gegevens van art.3 geargumenteerd (identificatiecontrole, domiciliëringscontrole, administratieve toestand vreemdelingen enz.).
De toegang tot de historiek van de gegevens (art. 3, tweede lid) is verantwoord in de uitvoering van bestuurlijke en gerechtelijke opdrachten. Vorige adressen of gezinsleden kunnen nuttige elementen aanleveren voor een onderzoek.
De Commissie heeft dienaangaande geen opmerkingen.
Zij wijst er echter op dat het gegeven beroep (7°) met omzichtigheid moet benaderd worden, aangezien wijzigingen in het beroepsleven zeker niet systematisch aan het Rijksregister overgemaakt worden en dus een risico inhouden van onjuistheid en dus beperkte relevantie vertonen.
Wat de toegang tot de gegevens 1° tot 9° betreft in het kader van beheer, bestuur en werving van personeel, wordt eveneens uitvoerig verantwoording gegeven in het Verslag aan de Koning. De samenstelling van een personeelsdossier, de toepassing van wetgevingen inzake kinderbijslag, vergoedingen, vervoerskosten, pensioenen e.a. verantwoorden zeker toegang tot deze gegevens.
Informatie inzake het beroep kan dan weer nuttig zijn voor moraliteits- of veiligheidsoverwegingen, maar ook hier geldt de hogervermelde opmerking. Ook historische gegevens zijn om dezelfde redenen nuttig.
De Commissie heeft dienaangaande geen verdere bemerkingen. 3.3. Personen aan wie de toegang wordt verleend : Artikel 1 van het ontwerp voorziet dat de leden van lokale en federale politie, belast met het vervullen van wettelijke en reglementaire opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie, toegang tot de gegevens zouden verkrijgen. Dit komt wellicht neer op de overgrote meerderheid van het korps. De Commissie is dan ook van oordeel dat het toegangsrecht nog duidelijker omschreven wordt en de notie "wegens hun functie" vervangen wordt door "die, voorzover noodzakelijk voor het vervullen van wettelijke opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie". Voorgelegd koninklijk besluit is bedoeld de huidige machtigingen tot toegang (en gebruik), verleend aan de rijkswacht (koninklijk besluit 10 april 1995), de officieren van gerechtelijke politie (koninklijk besluit 30 september 1985) en de gemeentelijke politie (koninklijk besluit 9 februari 1988 alleen voor het gebruik van het nummer) te vervangen in het licht van de politiehervorming.
Wel is er uitbreiding van de toegang naar de lokale politie toe, maar door de nieuwe eenheidsstructuur kan deze - trouwens weinig coherente - toestand een eenvormige oplossing krijgen.
De toegang tot de gegevens dermate opengooien is wellicht verantwoord door de belangrijkheid van de opdrachten van openbare orde en veiligheid. De snelheid en accuraatheid waarmede ingegrepen moet worden vergt concrete informatie en dit is ten voordele van zowel het politieapparaat zelf als van de betrokken burgers (b.v. in geval van mogelijke verwarring of misverstand).
Niettemin is deze toelating voor de Commissie alleen aanvaardbaar indien een ernstige en daadwerkelijke controle kan uitgeoefend worden op het gebruik van dit recht.
Art. 4 van het ontwerp beantwoordt deels aan deze vereiste. Het voorziet in het organiseren van een controlesysteem waarin de identiteit van de leden van lokale en federale politie die het Rijksregister raadplegen, geregistreerd wordt, met een bewaartermijn van deze log-ins gedurende vijf jaar. Wil deze controle effectief zijn, oordeelt de Commissie dat de registratie niet beperkt moet blijven tot de loutere registratie van de identiteit van de raadpleger, maar ook moet melden over wie welke gegevens opgevraagd worden. Aldus kan de proportionaliteitsvereiste nagetrokken worden. De Commissie beklemtoont bovendien dat - naast de bevoegdheid van het gegevensbeschermingsmechanisme eigen aan de federale politiediensten voorzien in artikel 44/7 van de wet op het politieambt - uiteraard geen afbreuk kan gedaan worden aan de haar door de wet van 8 december 1992 opgedragen controlebevoegdheid. Er zou dan ook uitdrukkelijk in het koninklijk besluit moeten opgenomen worden dat de Commissie, in het raam van haar controlebevoegdheid, inzage kan krijgen in deze listings en ze dienaangaande te haren beschikking moeten gehouden worden.
Bijkomend wenst de Commissie te benadrukken dat de leden van het korps die toegang verkrijgen duidelijk zouden gewezen worden op het privacy-gevoelig karakter van deze toelating, teneinde elke overmatige toegang te vermijden.
Wat de toegang tot de gegevens betreft in het kader van het beheer, het bestuur en de werving van personeel, voorziet het koninklijk besluit dat de personeelsleden van de algemene directie personeel en het sociaal secretariaat GPI, wegens hun functie belast met opdrachten dienaangaande, toegang krijgen. De Commissie is van oordeel dat de ontwerptekst een te ruime en overmatige toegang voorziet en dat hij uitdrukkelijk beperkt moet worden tot : a) De hoofden van de algemene directie personeel en van het sociaal secretariaat.b) De personeelsleden die wegens hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden daartoe bij name en schriftelijk aangewezen zijn door hun respectieve diensthoofden. De personeelsleden onder b) zouden bovendien een expliciete verklaring m.b.t. de veiligheid en vertrouwelijkheid dienen te ondertekenen. De lijst van de aldus aangewezen personeelsleden zou bovendien permanent ter beschikking van de Commissie moeten gehouden worden. 3.4. Gebruik van het nummer : Overeenkomstig artikel 2 van het ontwerp wordt het gebruik van het nummer toegelaten voor de in artikel 1, eerste lid voorziene personeelsleden, voor het vervullen van hun opdrachten van bestuurlijke of gerechtelijke politie. Inzake personeelsbeheer, kan het identificatienummer enkel gebruikt worden als identificatiemiddel in de bestanden, repertoria en dossiers bijgehouden voor het beheer, bestuur en werving van politiepersoneel. Volgens artikel 3 is mededeling aan derden of aanwending t.o.v. derden niet geoorloofd.
Zijn geen derden de betrokken natuurlijke personen of andere openbare overheden en instellingen aangewezen krachtens artikel 5 en artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 binnen hun relaties met de politie, binnen doelstellingen en bevoegdheden. De Commissie heeft geen bezwaar. 3.5. Opheffings- en slotbepalingen : Deze regelen de opheffing van de bestaande regelingen voor rijkswacht, gemeentepolitie en gerechtelijke politie. De inwerkingtreding gebeurt de dag van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad voor de federale politie en voor de politiezones op de datum van inrichting van de bedoelde zone.
De Commissie heeft dienaangaande geen opmerkingen.
Om deze redenen, brengt de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, mits rekening gehouden wordt met haar opmerkingen onder 3.3, een gunstig advies uit.
Voor de secretaris, wettig verhinderd, D. Gheude, adviseur.
De voorzitter, P. Thomas.
ADVIES 34.975/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 25 februari 2003 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste één maand, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "waarbij sommige leden van de lokale politie en van de federale politie gemachtigd worden toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken", heeft op 15 mei 2003 het volgende advies gegeven : Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht van de Regering op het feit dat de ontstentenis van de controle die het Parlement krachtens de Grondwet moet kunnen uitoefenen, tot gevolg heeft dat de Regering niet over de volheid van haar bevoegdheid beschikt. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de Regering in aanmerking kan nemen als zij te oordelen heeft of het vaststellen of wijzigen van een verordening noodzakelijk is.
Wil het ontworpen koninklijk besluit in rechte aanvaardbaar blijven, dan moet het overeenkomstig artikel 19, § 3, eerste lid, van de wet van 25 maart 2003 tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen ter ondertekening worden voorgelegd aan de Koning voor de aanwijzing van de leden van het sectoraal comité van het Rijksregister, opgericht binnen de Commissie vóór de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Daarna komt het de Koning immers niet meer toe zo een besluit goed te keuren.
Aangezien de verplichting om een consulent inzake informatieveiligheid en bescherming van de persoonlijke levenssfeer aan te stellen rechtstreeks voortvloeit uit artikel 10 van de wet, zoals het is hersteld bij de voormelde wet van 25 maart 2003, is het daarentegen niet nodig het koninklijk besluit op dat punt aan te vullen.
De kamer was samengesteld uit : De heren : Y. Kreins, kamervoorzitter;
J. Jaumotte en Mevr. M. Baguet, staatsraden;
Mevr. A.-C. Van Geersdaele, toegevoegd griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld door de heer M. Joassart, adjunct-referendaris.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte.
De griffier, A.-C. Van Geersdaele.
De voorzitter, Y. Kreins.
7 JULI 2003. - Koninklijk besluit waarbij sommige leden van de lokale politie en van de federale politie gemachtigd worden toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 30 maart 1995, en artikel 8, gewijzigd bij de wet van 15 januari 1990;
Overwegende de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, gewijzigd bij de wetten van 24 maart 1999, 19 april 1999, 13 mei 1999, 22 december 2000, 27 december 2000, 2 april 2001, 31 mei 2001, 13 juli 2001, 19 juli 2001 en 30 december 2001;
Overwegende dat de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 4, § 1, zoals vervangen bij de wet van 11 december 1998, toegepast moet worden;
Gelet op het advies nr. 46/2002 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 4 november 2002;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 11 december 2002;
Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van één maand;
Gelet op het advies 34.975/2 van de Raad van State, gegeven op 15 mei 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toegang tot de informatiegegevens
Artikel 1.De leden van de lokale politie en de federale politie die, voor zover noodzakelijk voor het vervullen van wettelijke opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie, worden gemachtigd toegang te hebben tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
In het kader van de uitvoering van de taken inzake het beheer, het bestuur en de werving van het personeel, worden de leidende ambtenaren van de algemene directie human ressources en van het sociaal secretariaat GPI, evenals de personeelsleden die door deze leidende ambtenaren binnen hun respectieve dienst bij naam en schriftelijk aangewezen worden wegens hun functies en hun respectieve bevoegdheden, gemachtigd toegang te hebben tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen. HOOFDSTUK II. - Gebruik van het identificatienummer
Art. 2.§ 1. De in artikel 1, eerste lid, bedoelde personeelsleden van de lokale politie en de federale politie worden, voor het vervullen van hun opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie, gemachtigd om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken. § 2. De in artikel 1, tweede lid, bedoelde personeelsleden van de lokale politie en de federale politie worden gemachtigd om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken, enkel als identificatiemiddel in de bestanden, repertoria en dossiers die bijgehouden worden voor het beheer, het bestuur en de werving van het personeel van de lokale politie en de federale politie. HOOFDSTUK III. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 3.De met toepassing van artikel 1 verkregen informatiegegevens, evenals het identificatienummer waarvan het gebruik toegelaten is krachtens artikel 2, mogen niet meegedeeld worden aan derden, noch vermeld worden op documenten die ter kennis van derden gebracht zouden kunnen worden.
Voor de toepassing van het eerste lid worden niet als derden beschouwd : 1° de natuurlijke personen waarop deze informatiegegevens betrekking hebben, evenals hun wettelijke vertegenwoordigers;2° de openbare overheden en instellingen aangewezen krachtens artikel 5 en artikel 8 van de voormelde wet van 8 augustus 1983, in het kader van de betrekkingen die zij met de lokale politie en de federale politie onderhouden, voor de in artikel 1 bedoelde doelstellingen en in het kader van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden.
Art. 4.De identiteit van de leden van de lokale politie of de federale politie die het Rijksregister raadplegen, evenals de geraadpleegde gegevens, worden geregistreerd in een controlesysteem.
Deze informatiegegevens worden gedurende 5 jaar bewaard en ter beschikking gehouden van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
De in artikel 1, tweede lid, bedoelde personeelsleden moeten een schriftelijke verklaring ondertekenen waarbij zij zich ertoe verbinden de veiligheid en de vertrouwelijkheid van de informatiegegevens waartoe zij toegang verkrijgen, te bewaren.
De lijst van de in artikel 1, tweede lid, bedoelde personeelsleden wordt ter beschikking gehouden van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. HOOFDSTUK IV. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 5.Het koninklijk besluit van 30 september 1985 waarbij aan de onderzoeksrechters, de magistraten van het openbaar ministerie en de gerechtelijke officieren en agenten bij de parketten toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt gewijzigd als volgt : 1° het opschrift wordt vervangen als volgt : « Koninklijk besluit waarbij aan de onderzoeksrechters en de magistraten van het openbaar ministerie toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen »;2° artikel 1 wordt vervangen als volgt : « Voor het vervullen van de taken die tot hun bevoegdheid behoren, wordt aan de onderzoeksrechters en de magistraten die het ambt van onderzoeksrechter waarnemen, en aan de magistraten van het openbaar ministerie toegang verleend tot de informatie bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.»
Art. 6.Wat de federale politie betreft, worden het koninklijk besluit van 10 april 1995 waarbij aan de rijkswacht toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en het koninklijk besluit van 10 april 1995 waarbij de rijkswacht gemachtigd wordt om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken, opgeheven op de dag van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad .
Wat de lokale politie betreft, worden het koninklijk besluit van 9 februari 1988 waarbij sommige leden van de gemeentelijke politie gemachtigd worden het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken, het koninklijk besluit van 10 april 1995 waarbij aan de rijkswacht toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en het koninklijk besluit van 10 april 1995 waarbij de rijkswacht gemachtigd wordt om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken, opgeheven, voor elke lokale politiezone, vanaf de datum van oprichting van de bedoelde zone.
Art. 7.Dit besluit treedt in werking, wat de federale politie betreft, op de dag van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad , en wat de lokale politie betreft, in elke politiezone op de datum van oprichting van de bedoelde zone.
Art. 8.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 7 juli 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN