gepubliceerd op 10 maart 1998
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, in het kader van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen
7 JANUARI 1998. Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, in het kader van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 november 1972, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende het statuut van de syndicale afvaardiging, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 maart 1973, inzonderheid op de artikelen 13 en 26, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 mei 1995, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 8 december 1995;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 februari 1975, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, houdende oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid genaamd « Sociaal Fonds » en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 7 mei 1975, inzonderheid op de artikelen 3 en 13, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 januari 1997, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 6 juli 1997;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 maart 1976, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende de syndicale vorming, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 juni 1976, inzonderheid op artikel 2, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 mei 1995, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 8 december 1995;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1988, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende het conventioneel brugpensioen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 oktober 1988, verlengd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 mei 1995, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 8 december 1995;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1989, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair comité voor de bedienden, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 6 augustus 1990;
Gelet op het verzoek van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, in het kader van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen.
Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 7 januari 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET
Bijlage Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden Collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997 Collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het kader van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (Overeenkomst geregistreerd op 17 juni 1997 onder het nummer 44268/COB/218, door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid op 27 juni 1997 goedgekeurd als tewerkstellingsakkoord zonder directe uitwerking, met toepassing van het koninklijk besluit van 24 februari 1997*) Het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) in naam van de werkgeversorganisaties vertegenwoordigd in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, het Algemeen Belgisch Vakverbond (ABVV), de Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België (ACLVB), het Algemeen Christelijk Vakverbond van België (ACV), hebben tijdens de vergadering van het Aanvullend nationaal paritair comité voor bedienden van 12 mei 1997, volgende collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het kader van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied, duur van de overeenkomst en begrippen
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de bedienden van de ondernemingen, die tot de bevoegdheid behoren van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor bedienden.
Art. 2.Tenzij uitdrukkelijk anders bepaald is deze collectieve arbeidsovereenkomst gesloten voor 2 jaar vanaf 1 januari 1997 tot 31 december 1998.
Art. 3.De ondertekenende partijen verstaan onder : - bedienden : de mannelijke en vrouwelijke bedienden; - Sociaal Fonds : het fonds voor bestaanszekerheid dat werd opgericht bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 februari 1975, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, tot instelling van een fonds voor bestaanszekerheid, « Sociaal Fonds » genaamd en tot vaststelling van zijn statuten, met sociale zetel in de Stuiversstraat 8, te 1000 Brussel; - Tewerkstellingscommissie : de beperkte commissie, samengesteld door de leden van het directiecomité van het « Sociaal Fonds », dat de adviesbevoegdheid van het paritair comité inzake de toetredingen toegewezen krijgt; - Flexibel werkrooster : variabele werktijden met inachtneming van een gemiddelde wekelijkse arbeidsduur over een referteperiode; - Gebaremiseerd personeel : de bedienden die een functie bekleden die is bepaald in artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1989, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende de arbeids- en beloningsvoorwaarden. HOOFDSTUK II. - Arbeidsbevorderende maatregelen
Art. 4.Dit hoofdstuk is overeengekomen in het kader van Titel II van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen en van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden in toepassing van artikel 7, § 2, 30, § 2 en 33 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen.
Dit hoofdstuk houdt arbeidsbevorderende maatregelen zonder directe werking in. De werkgever heeft de mogelijkheid toe te treden tot minstens twee arbeidsbevorderende maatregelen die in dit hoofdstuk beschreven zijn.
Art. 5.§ 1. Onverminderd de toepassing van de wettelijke procedure voor de wijziging van het arbeidsreglement, wordt de keuze van twee of meer maatregelen door de werkgever gedaan met inachtname van de volgende procedure. § 2. Voor zover er een vakbondsafvaardiging voor bedienden bestaat, is de werkgever verplicht overleg te plegen wanneer hij de keuze van twee of meer maatregelen overweegt en hiervan een verslag op te stellen, volgens het model bepaald in bijlage 2 van deze overeenkomst.
De werkgever stuurt een kopie van de toetredingsakte en het verslag van het vermelde overleg naar het betrokken bediendenpersoneel. § 3. Bij ontstentenis van vakbondsafvaardiging voor bedienden wordt de toetredingsakte opgesteld overeenkomstig de volgende procedure : - het ontwerp van toetredingsakte wordt door de werkgever aan elke bediende schriftelijk meegedeeld. Alle vermeldingen over zowel de inhoud als de nadere regels van de voorgestelde maatregelen alsmede de verwachte weerslag op de werkgelegenheid moeten erin opgenomen worden; - gedurende acht dagen vanaf de schriftelijke mededeling stelt de werkgever een register ter beschikking van de bedienden waarin zij hun opmerkingen mogen schrijven.
Art. 6.De toetredingsakte moet opgesteld worden volgens het model voorzien in bijlage 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Het origineel moet volledig ingevuld, gedateerd en door de werkgever zelf ondertekend worden en moet vergezeld zijn van een verslag van het overleg met de syndicale afvaardiging of, bij ontstentenis van syndicale afvaardiging van het opmerkingenregister. Het verslag of het opmerkingenregister moet gedagtekend en door de werkgever zelf ondertekend zijn.
De toetredingsakte moet voor 1 december 1997 aangetekend opgestuurd worden naar de « Tewerkstellingscommissie » van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, p/a « Sociaal Fonds » van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, Stuiversstraat 8, 1000 Brussel.
Art. 7.De toetredingsakten worden voor advies voorgelegd aan de Tewerkstellingscommissie. Binnen de vier weken na ontvangst geeft deze commissie advies en legt de toetredingsakten neer bij de Griffie van de Dienst collectieve arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.
Art. 8.Maatregel I : Vormingsplicht. § 1. De werkgever heeft de verplichting om, gedurende twee jaren te rekenen vanaf de dag van de betekening van de toetredingsakte voor elke bediende tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur minimum 2 dagen per jaar of 4 dagen per twee jaar professionele vorming, te organiseren. § 2. Deze verplichting kan beperkt worden tot het gebaremiseerd personeel. In de toetredingsakte bepaalt de werkgever het toepassingsgebied van de maatregel : - hetzij alle bedienden; - hetzij het gebaremiseerd personeel. § 3. Normaliter gaat deze vorming door gedurende de werkuren.
Nochtans, ingeval deze buiten de werkuren doorgaat, wordt compensatieverlof, te verrekenen op de normale werktijd, toegestaan. § 4. Bij toepassing van artikel 8 van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de coördinatie van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden, wordt de ondernemingsraad geraadpleegd over de maatregelen van organisatie en uitvoering inzake beroepsopleiding en omscholing van collectieve aard.
Wanneer deze maatregelen van toepassing zijn op een beperkt aantal werknemers of zelfs individuele werknemers, worden deze vooraf ingelicht en geraadpleegd. Zij kunnen zich, op hun verzoek, door een syndicale afgevaardigde laten bijstaan. § 5. De keuze van de professionele vorming wordt door de werkgever genomen en kan zowel intern in het bedrijf als extern bij een vormingsorganisatie georganiseerd worden.
Art. 9.Maatregel II : Arbeidsherverdeling "4=5" of "3=4" § 1. Wanneer 4 of 3 voltijds tewerkgestelde bedienden met een minimum anciënniteit van één jaar die een vergelijkbare functie uitoefenen gelijktijdig en voor onbepaalde duur voor elk een deeltijdse uurregeling a rato van 80, respectievelijk 75 pct., aanvragen, is de werkgever ertoe gebonden deze aanvraag in te willigen binnen de twee maanden na de aanvraag en over te gaan tot de compenserende aanwerving van een deeltijdse bediende aan 80, respectievelijk 75 pct. § 2. De bedienden die een aanvraag voor deze vorm van arbeidsherverdeling indienen verbinden zich ertoe achtereenvolgens gedurende de eerste vijf jaar een aanvraag om loopbaanonderbreking van 12 maanden in te dienen om hun arbeidstijd te reduceren tot 80, respectievelijk 75 pct. Zij stemmen ermee in om na het verstrijken van die vijf jaar voor onbepaalde tijd hun arbeidsovereenkomst te wijzigen in overeenstemming met voornoemd werkrooster van 80, respectievelijk 75 pct. van een voltijds werkrooster.
De werkgever verbindt zich ertoe de hiervoren beschreven aanvragen om deeltijdse loopbaanonderbreking in te willigen en over te gaan tot vervanging volgens de regels van de wettelijke regeling inzake loopbaanonderbreking. Hij stemt er tevens mee in om, na het verstrijken van die vijf jaar, de arbeidsovereenkomst van de betrokken bedienden voor onbepaalde tijd te wijzigen in overeenstemming met voornoemd werkrooster van 80, respectievelijk 75 pct. van een voltijds werkrooster. § 3. De eventuele afwezigheidsdagen worden gelijkmatig verdeeld over gans de week. Zij worden in gemeenschappelijk akkoord tussen de betrokken bedienden en de directe chef vastgelegd. § 4. Wanneer de arbeidsovereenkomst van de betrokken bedienden wordt gesloten met een flexibel werkrooster, is de referteperiode voor de berekening van het gemiddelde het kalenderjaar.
In dit geval kunnen de betrokken bedienden gedurende tien weken per jaar in een voltijdse uurregeling tewerkgesteld worden. Met dit doel bedraagt het bijkomende urenkrediet, waarboven een overloon verschuldigd is, 39 uren per kwartaal. § 5. Dit recht kan beperkt worden tot het gebaremiseerd personeel.
In de toetredingsakte bepaalt de werkgever de uurregeling en het toepassingsgebied, met name : - hetzij alle bedienden; - hetzij het gebaremiseerd personeel.
Art. 10.Maatregel III : Verruiming van het recht op loopbaanonderbreking. § 1. Er wordt een recht toegekend op hetzij een volledige hetzij een halftijdse loopbaanonderbreking waarbij de werkgever wordt verplicht tot compenserende aanwerving.
Dit recht doet geen afbreuk aan het recht op loopbaanonderbreking in geval van toepassing van artikel 29 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 2. De duur van de loopbaanonderbreking of van de vermindering van de prestaties beloopt minimum 6 tot maximum 12 maanden, hernieuwbaar volgens de wettelijke modaliteiten. § 3. Dit recht kan beperkt worden tot het gebaremiseerd personeel. § 4. In de toetredingsakte bepaalt de werkgever : a) de regeling(en) die van toepassing is (zijn) : volledige en/of halftijdse loopbaanonderbreking;b) het toepassingsgebied van de maatregel : - hetzij alle bedienden; - hetzij het gebaremiseerde personeel. § 5. De volledige loopbaanonderbreking of de halftijdse loopbaanonderbreking moet worden verwezenlijkt binnen 6 maanden na de aanvraag.
De werkgever kan echter weigeren dit recht toe te staan indien hij binnen een termijn van twee maanden vanaf de indiening van de aanvraag bewijst dat Forem, de Bgda of de Vdab hem geen vervanger voor dezelfde functie heeft kunnen bezorgen. § 6. In geval van volledige loopbaanonderbreking van een voltijdse bediende in uitvoering van onderhavig artikel kent het « Sociaal Fonds » aan de betrokken bediende een maandelijkse uitkering van 11 830 F toe gedurende de periode van de eerste 24 maanden na de effectieve aanvang van de loopbaanonderbreking. § 7. Wanneer het werkrooster van de bediende die gedeeltelijk zijn loopbaan onderbreekt of van degene die ter vervanging in dienst is genomen een flexibel werkrooster van deeltijdse arbeid is, wordt als referteperiode voor de berekening van het gemiddelde het kalenderjaar genomen.
Het bijkomende-urenkrediet, waarboven een overloon verschuldigd is, bedraagt 39 uren per kwartaal.
Art. 11.Maatregel IV : Vrijwillige deeltijdse arbeid. § 1. De werkgever verbindt er zich toe het aantal deeltijdse bedienden met één procent van het totaal aantal bedienden, per kalenderjaar te verhogen. § 2. De werkgever kan deze maatregel beperken tot het gebaremiseerd personeel. § 3. Iedere voltijds tewerkgestelde bediende heeft het recht over te stappen naar een deeltijdse arbeidsregeling die op het vlak van de onderneming door de werkgever is vastgesteld onder de volgende regelingen : a) deeltijdse arbeid naar rata van 4 dagen op 5 (80 pct.van een voltijdse regeling); b) deeltijdse arbeid naar rata van 3 dagen op 5 (60 pct.van een voltijdse regeling); c) halftijdse arbeid (50 pct.van een voltijdse regeling).
In het geval dat de werkgever meerdere regelingen vaststelt, heeft de bediende die belangstelling toont voor deeltijds werk het recht over te stappen naar de regeling van zijn keuze. § 4. De arbeidsovereenkomst van de betrokken bediende wordt op zijn minst gewijzigd wat de arbeidsregeling betreft. Deze arbeidsregeling kan later slechts worden gewijzigd mits daarover een akkoord bestaat tussen werkgever en bediende. § 5. De overgang naar de deeltijdse arbeidsregeling moet gebeuren binnen 3 maanden na de aanvraag tot wijziging van de arbeidsregeling. § 6. Wanneer de arbeidsovereenkomst van de bediende die vrijwillig zijn arbeidstijd vermindert en van de eventuele vervanger wordt gesloten met een « flexibel werkrooster », is de referteperiode voor de berekening van het gemiddelde het kalenderjaar.
Het bijkomende-urenkrediet, waarboven een overloon verschuldigd is, bedraagt 39 uren per kwartaal. § 7. In de toetredingsakte bepaalt de werkgever : a) welke uurregeling(en) van toepassing is (zijn);b) het toepassingsgebied van de maatregel : - hetzij alle bedienden; - hetzij het gebaremiseerd personeel.
Art. 12.Maatregel V : Halftijdse loopbaanonderbreking vanaf 50 jaar. § 1. Iedere voltijds tewerkgestelde bediende van 50 jaar of meer met een anciënniteit van tenminste één jaar heeft recht op een definitieve halftijdse loopbaanonderbreking tot de leeftijd van het wettelijk pensioen. § 2. De werkgever kan het toepassingsgebied beperken tot het gebaremiseerd personeel.
In de toetredingsakte bepaalt de werkgever het toepassingsgebied : - hetzij alle bedienden; - hetzij het gebaremiseerd personeel. § 3. De vermindering van de arbeidsprestaties moet worden verwezenlijkt binnen 6 maanden na de aanvraag.
De werkgever kan echter weigeren dit recht toe te staan indien hij, binnen een termijn van twee maanden vanaf de indiening van de aanvraag, bewijst dat Forem, de Bgda of de Vdab hem geen vervanger voor dezelfde functie heeft kunnen bezorgen. § 4. De betrokken bediende heeft recht op een aanvullende uitkering ten belope van 6 000 F per maand gedurende de eerste 12 maanden en van 3 000 F gedurende de volgende 12 maanden ten laste van het « Sociaal Fonds ». § 5. Wanneer de betrokken bediende ontslagen wordt en recht heeft op het conventioneel brugpensioen wordt de aanvullende vergoeding berekend op basis van zijn voltijdse wedde.
Art. 13.Bedrijfseigen maatregel.
Met uitvoerige beschrijving van de maatregel, de uitvoeringsmodaliteiten en het verwachte tewerkstellingseffect kan de werkgever een bedrijfseigen module voor advies aan de « Tewerkstellingscommissie » voorleggen. HOOFDSTUK III. - Maatregelen ten gunste van de risicogroepen
Art. 14.In dit hoofdstuk willen de ondertekenende partijen uitvoering geven aan hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 27 januari 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid met toepassing van artikel 7, § 2 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheden tot preventie van de vrijwaring van het concurrentievermogen.
Art. 15.Artikel 13 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 februari 1975 tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten, wordt aangevuld met de volgende bepaling : « De bijdrage van de werkgevers voor het derde kwartaal 1997 tot en met het vierde kwartaal 1998 wordt vastgesteld op 0,20 pct. van de brutolonen van de hoofdarbeiders van de onderneming. »
Art. 16.De bijdragen bepaald in het voorgaande artikel zijn bestemd voor het « Sociaal Fonds » om de tewerkstellings- en opleidingsmaatregelen voor de risicogroepen te financieren, ondermeer : - de werkloze werkzoekenden; - de personen die terugkeren op de arbeidsmarkt; - de gerechtigden op het bestaansminimum; - de personen die hebben gewerkt in een programma tot opslorping van de werkloosheid; - de bedienden die om het behoud van hun baan verplicht zijn een aangepaste opleiding te volgen; - de gehandicapte bedienden.
De raad van beheer van het « Sociaal Fonds » is belast met de uitvoering van dit artikel. HOOFDSTUK IV. - Conventioneel brugpensioen
Art. 17.De leeftijd van het conventioneel brugpensioen wordt vastgesteld op 58 jaar.
Art. 18.§ 1. De werkgever kan, voor de bedienden die uiterlijk op 2 januari 1999 werden bruggepensioneerd op 58 jaar of 59 jaar, ten laste van het « Sociaal Fonds » gedurende drie jaar de terugbetaling verkrijgen van de aanvullende vergoeding van de bruggepensioneerde.
De terugbetaling van de aanvullende vergoeding wordt beperkt tot het bedrag dat is bepaald in collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen. HOOFDSTUK V. - Koopkracht
Art. 19.Dit hoofdstuk wordt van kracht op 1 januari 1998.
Art. 20.Artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1989, zoals gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 maart 1991, de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 februari 1992 en de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 februari 1993, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 4.§ 1. De minimummaandlonen per categorie van het voltijds tewerkgesteld personeel worden per 1 januari 1998 vastgesteld : a) volgens de schaal I, opgenomen in bijlage 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, gedurende het eerste jaar na de indiensttreding;b) volgens de schaal II, opgenomen in bijlage 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, na de eerste twaalf maanden na de indiensttreding;c) volgens schaal III, opgenomen in bijlage 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, voor de bedienden van ten minste 25 jaar die sinds 5 jaar in dezelfde onderneming in dezelfde Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden-categorie werkzaam zijn. De overgang van de ene loonschaal naar een ander gebeurt de maand die volgt op die waarin de bediende aan de toekenningsvoorwaarden voldoet.
De toepassing van de loonschalen heeft alleen betrekking op de minimumlonen van de bedienden, die aan de toekenningsvoorwaarden voldoen, en kan geen invloed hebben op de lonen van de bedienden die boven deze minima worden betaald. » De hierboven vermelde loonschalen staan tegenover de spil 121,22 - stabilisatieschijf 118,84 tot 123,65 (basis 1988 = 100) - lonen aan 100 pct. § 2. De deeltijdse bedienden moet voor een gelijk werk of voor een werk van gelijke waarde in verhouding hetzelfde loon ontvangen als een voltijdse bediende en dit overeenkomstig artikel 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 35 van 27 februari 1981, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende sommige bepalingen van het arbeidsrecht ten aanzien van de deeltijdse arbeid, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 september 1981 Belgisch Staatsblad van 6 oktober 1981). § 3. De bedienden die effectief een loon ontvangen gelijk aan het barema dat van toepassing is op 31 december 1997, ontvangen een reële loonsverhoging van 1,5 pct.
De bedienden die effectief een loon ontvangen lager dan 101,5 pct. van het barema dat van toepassing is op 31 december 1997, ontvangen een reële loonsverhoging van 1,5 pct.
De andere bedienden ontvangen per 1 januari 1998 een reële loonsverhoging van 0,5 pct. alsook een éénmalige premie van 5 000 F. § 4. Onverminderd de toepassing van de op leeftijd en/of anciënniteit gebaseerde annalen die voortvloeien uit een op ondernemingsvlak verworven loonschaal, zijn de voordelen bepaald in de vorige paragraaf niet van toepassing voor de bedienden die in 1998, volgens bedrijfseigen modaliteiten, effectieve verhogingen van het loon en/of andere voordelen toegekend kregen die ten minste gelijkwaardig zijn aan deze hierboven vermelde.
Deze verhogingen en/of voordelen van welke aard ook zijn per bediende voor hun brutowaarde aan te rekenen op de voordelen bepaald door de huidige collectieve arbeidsovereenkomst.
Indien de voordelen van welke aard ook niet op hun brutowaarde kunnen geschat en/of berekend worden voor iedere individuele werknemer kunnen zij worden aangerekend op de in § 3 vermelde éénmalige premie op voorwaarde dat : 1) in de onderneming met een vakbondsafvaardiging een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten wordt met alle vakbondsorganisaties die in de vakbondsafvaardiging vertegenwoordigd zijn;2) dat in de ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging een collectieve arbeidsovereenkomst ter goedkeuring aan het paritair comité wordt voorgelegd.».
Art. 20bis.§ 1. In artikel 6, § 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1989 betreffende de arbeids- en beloningsvoorwaarden, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomsten van 24 maart 1991, van 26 februari 1992 en van 19 februari 1993, wordt het getal 109,79 vervangen door 121,22. § 2. Artikel 6, § 2, 1e lid, van de in § 1 vermelde collectieve arbeidsovereenkomst wordt vervangen door de volgende bepaling : « het referte-indexcijfer 121,22 vormt de spil van de stabilisatieschijf 118,84 tot 123,65 (basis 1988 = 100) ». § 3. In artikel 6, § 2 van de in § 1 vermelde collectieve arbeidsovereenkomst, wordt de tabel met stabilisatieschijven vervangen door de volgende bepalingen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Deze bepalingen gelden voor onbepaalde tijd met ingang van 1 januari 1998. » HOOFDSTUK VI.- Diverse bepalingen
Art. 21.Artikel 3 van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 28 februari 1975 wordt aangevuld met de volgende bepaling : « Voor de jaren 1997 en 1998 a) het betalen van een maandelijkse uitkering aan de voltijdse bedienden die bij toepassing van artikel 10 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997 gesloten in het kader van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen een volledige loopbaanonderbreking aanvraagt;b) het betalen, aan de werkgever, van de tegemoetkoming die is vastgesteld in artikel 18 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997 gesloten in het kader van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen;c) het betalen van een maandelijkse uitkering aan de bediende van 50 jaar of meer die bij toepassing van artikel 11 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997 gesloten in het kader van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen zijn loopbaan definitief halftijds onderbreekt;d) het financieren van de tewerkstellings- en opleidingsmaatregelen voor de risicogroepen, onder andere via Cevora, tijdens de jaren 1997 en 1998;e) het financieren van arbeidsorganisatorische maatregelen met arbeidsherverdelend effect.».
Art. 22.De vakbonden verbinden zich ertoe om in het kader van het betaald educatief verlof geen aanvragen in te dienen voor opleidingen die rechtstreeks verband houden met syndicale vorming.
Art. 23.In de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 maart 1976 betreffende de syndicale vorming worden de volgende wijzigingen aangebracht : - in artikel 2, eerste lid, worden de woorden « tien dagen » vervangen door de woorden « veertien dagen »; - in artikel 2, derde lid, worden de woorden « één maand » vervangen door de woorden « veertien dagen ».
Art. 24.Artikel 13 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 november 1972 betreffende het statuut van de syndicale afvaardiging wordt aangevuld met het volgende lid : « De werkgever kan zich binnen een termijn van vijftien dagen na het indienen van het hierboven vermelde verzoek verzetten tegen de oprichting van een syndicale afvaardiging met een aangetekende brief aan de syndicale organisaties die het verzoek hebben opgestuurd. ».
Art. 25.In artikel 26, laatste lid van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 november 1972 betreffende het statuut van de syndicale delegatie worden de woorden « dertig dagen » vervangen door de woorden « twee maanden ».
Art. 26.De wijzigingen bepaald in artikel 22, 23, 24 en 25 hierboven zijn overeengekomen voor onbepaalde duur.
Art. 27.Tussen artikel 26 en 27 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1989, zoals gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 maart 1991, collectieve arbeidsovereenkomst van 26 februari 1992 en collectieve arbeidsovereenkomst van 19 februari 1993 wordt een artikel 26bis ingelast met volgende bepaling : « Voor de toepassing van artikel 25, nrs 2, 3, 5, 8 en 9, wordt de partner met wie de bediende samenwoont gelijkgesteld met de echtgeno(o)t(e). Het samenwonen dient bewezen te worden aan de hand van de officiële domiciliëring. » Deze bepaling is van toepassing vanaf 1 juni 1997 en geldt voor onbepaalde duur.
Art. 28.Artikel 5, tweede lid van de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1989, zoals gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 maart 1991, collectieve arbeidsovereenkomst van 26 februari 1992 en collectieve arbeidsovereenkomst van 19 februari 1993 wordt vervangen door de volgende bepaling : « Voor de handelsvertegenwoordigers waarvan de wedde geheel veranderlijk is, wordt de premie berekend op het maandgemiddelde van het loon der laatste twaalf maanden. Dit maandgemiddelde is evenwel begrensd op het hoogste bedrag van de 4e categorie van de schaal.
Voor de handelsvertegenwoordigers waarvan de wedde gedeeltelijk veranderlijk is, wordt de premie berekend op het maandgemiddelde van het loon der laatste twaalf maanden. Dit maandgemiddelde is evenwel begrensd op het hoogste bedrag van de 4e categorie van de schaal tenzij het vaste gedeelte hoger ligt dan het vermelde bedrag. In het laatste geval wordt in het jaar 1998 de premie begrensd tot het hoogste bedrag van de 4e categorie vermeerderd met de helft van het verschil tussen het hoogste bedrag van de 4e categorie en dat van het vast gedeelte en vanaf het jaar 1999 tot het vaste gedeelte. ».
Deze bepaling is van toepassing vanaf 1 januari 1998 en geldt voor onbepaalde duur.
Art. 29.§ 1. Het recht van loopbaanonderbreking zoals bepaald in het koninklijk besluit van 6 februari 1997 tot vaststelling van een recht op onderbreking van de beroepsloopbaan wordt beperkt : - tot het gebaremiseerd personeel tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur die tenminste één jaar dienst heeft; - tot de ondernemingen die 20 of meer bedienden tewerkstellen. § 2. Het recht op loopbaanonderbreking kan alleen ingevuld worden per periodes van minstens zes maanden. § 3. In de ondernemingen die op 30 juni 1996 meer dan 20 en minder dan 50 bedienden tewerkstelden, en in die welke op 30 juni 1996 50 tot minder dan 100 bedienden tewerkstelden, kan het gebruik van dit recht echter niet tot gevolg hebben dat respectievelijk meer dan één of meer dan twee bedienden tegelijk in de onderneming afwezig kunnen zijn wegens volledige beroepsloopbaanonderbreking. § 4. Deze beperkingen doen geen afbreuk aan de mogelijkheden om het recht op loopbaanonderbreking in te roepen omwille van bijstand of verzorging van een gezins- en een familielid dat lijdt aan een zware ziekte, zoals bepaald in artikel 4 van het voormelde koninklijk besluit van 6 februari 1997. HOOFDSTUK VII. - Sociale vrede
Art. 30.De vakorganisaties die vertegenwoordigd zijn in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor bedienden verbinden zich ertoe om, tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst, geen bijkomende eisen in het paritair comité en in de ondernemingen in te dienen met betrekking tot de in deze overeenkomst opgenomen materies.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 7 januari 1998.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 7 januari 1998.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het koninklijk besluit van 7 januari 1998.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Bijlage 3 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997 gesloten in het kader van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen Schaal I (eerste jaar van indiensttreding vanaf 1 januari 1998) (spilindex 121,22) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Dit barema staat tegenover de spilindex 121,22 - stabilisatieschijf 118,84 tot 123,65 (basis 1988 = 100).
Lonen aan 100 pct.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 7 januari 1998.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET
Bijlage 4 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997 gesloten in het kader van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen Schaal II (na eerste jaar van indiensttreding) (spilindex 121,22) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Dit barema staat tegenover de spilindex 121,22 - stabilisatieschijf 118,84 tot 123,65 (basis 1988 = 100).
Lonen aan 100 pct.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 7 januari 1998.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET
Bijlage 5 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997 gesloten in het kader van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen Schaal III vanaf 1 januari 1998 (spilindex 121,22) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Dit barema staat tegenover de spilindex 121,22 - stabilisatieschijf 118,84 tot 123,65 (basis 1988 = 100).
Lonen aan 100 pct.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 7 januari 1998.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld