gepubliceerd op 21 februari 2014
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 december 2001 betreffende de soortenbescherming in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België
7 FEBRUARI 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 december 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/12/2001 pub. 14/02/2002 numac 2002022115 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende de soortenbescherming in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België sluiten betreffende de soortenbescherming in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Verordening (EG) nr. 708/2007 van de Raad van 11 juni 2007 inzake het gebruik van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in de aquacultuur, gewijzigd bij de Verordening (EG) nr. 304/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011;
Gelet op de wet van 20 januari 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/01/1999 pub. 12/03/1999 numac 1999022033 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België sluiten ter bescherming van het mariene milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, de artikelen 11, § 1 en 30, § 2;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 december 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/12/2001 pub. 14/02/2002 numac 2002022115 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende de soortenbescherming in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België sluiten betreffende de soortenbescherming in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 14 februari 2011;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 14 november 2013;
Gelet op het advies 52.369/3 van de Raad van State, gegeven op 4 december 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Noordzee en de Minister van Wetenschapsbeleid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 21 december 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/12/2001 pub. 14/02/2002 numac 2002022115 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende de soortenbescherming in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België sluiten betreffende de soortenbescherming in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de bepaling onder 4) wordt vervangen als volgt : "4) uitheemse soort : a) een soort of ondersoort van een aquatisch organisme waar die buiten het bekende natuurlijke verspreidingsgebied en buiten het potentiële natuurlijke verspreidingsgebied voorkomt; b) polyploïde organismen, en vruchtbare kunstmatig gehybridiseerde soorten, ongeacht hun natuurlijke of potentiële verspreidingsgebied;" 2° een bepaling onder 15) wordt ingevoegd, luidende : "15) Verordening Aquacultuur : Verordening (EG) nr.708/2007 van de Raad van 11 juni 2007 inzake het gebruik van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in de aquacultuur."
Art. 2.Artikel 2 van hetzelfde besluit, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met de paragrafen 2 tot 4, luidende : " § 2. Het hoofdstuk VII is niet van toepassing op de Japanse oester (Crassostrea gigas). § 3. Het hoofdstuk VII is van toepassing op de translocatie binnen België van plaatselijk niet-voorkomende soorten, met uitzondering van gevallen waarin wetenschappelijke informatie overgemaakt wordt aan het bestuur en waarbij het bestuur deze informatie schriftelijk aanvaardt als duidend op de afwezigheid van gevaren voor het milieu als gevolg van de translocatie. § 4. Het hoofdstuk VII is niet van toepassing op verplaatsingen van uitheemse of plaatselijk niet-voorkomende soorten die zullen worden gehouden in gesloten aquacultuurvoorzieningen, uitgevoerd in overeenstemming met de bepalingen van de Verordening Aquacultuur."
Art. 3.In hetzelfde besluit wordt het opschrift van hoofdstuk VII vervangen als volgt : "HOOFDSTUK VII. - Introductie van uitheemse organismen of translocatie van plaatselijk niet-voorkomende soorten in de zeegebieden."
Art. 4.Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "
Art. 13.Elke introductie en translocatie is onderworpen aan een vergunning overeenkomstig artikel 11 van de wet en de Verordening Aquacultuur, met uitzondering van de gevallen bepaald in artikel 2, §§ 2 tot 4. De vergunning wordt verleend volgens de procedure omschreven in artikel 15."
Art. 5.Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "
Art. 14.Het indienen van een vergunningsaanvraag volgens de procedure in artikel 15 stelt de aanvrager niet vrij, in voorkomend geval, van de verplichting een aparte vergunningsaanvraag in te dienen in toepassing van de artikelen 25 tot 30 van de wet. In dat geval kan het bestuur de aanvrager de toelating verlenen het milieueffectenrapport en de milieurisicobeoordeling te integreren."
Art. 6.Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "
Art. 15.§ 1. De aanvraag voor vergunning wordt ingediend door de persoon die de actie wenst te voeren of de activiteit wenst uit te oefenen.
De aanvraag wordt gericht aan de minister en betekend aan het bestuur in één origineel exemplaar en vier afschriften.
De aanvraag omvat minstens de volgende gegevens : 1) naam, voornaam, beroep, woonplaats en nationaliteit van de aanvrager;2) een identificatie van de voorgenomen actie of activiteit en in voorkomend geval het aantal introducties en translocaties voorzien binnen een periode van zeven jaar;3) als de aanvrager een vennootschap is, haar statuten en de stukken tot staving van de volmachten van de ondertekenaars van de aanvraag;4) een identificatie van de uitheemse of plaatselijk niet voorkomende soort of soorten die mogelijk, ten gevolge van de actie of activiteit, in de zeegebieden zullen ingebracht worden;5) een dossier dat is opgesteld volgens de in bijlage I van de Verordening Aquacultuur opgestelde richtsnoeren. De retributie verschuldigd overeenkomstig artikel 30, § 2, van de wet wordt geraamd en betaald volgens de procedure van de artikelen 18 en 19 van het koninklijk besluit van 9 september 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 09/09/2003 pub. 17/09/2003 numac 2003014213 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit houdende de regels betreffende de milieu-effectenbeoordeling in toepassing van de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene-milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België sluiten houdende de regels betreffende de milieu-effectenbeoordeling in toepassing van de wet van 20 januari 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/01/1999 pub. 12/03/1999 numac 1999022033 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België sluiten ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België.
Conform artikel 7 van de Verordening Aquacultuur gaat het bestuur, onmiddellijk na betaling van de geraamde retributie over tot de beoordeling of de voorgenomen actie of activiteit een routinematige of niet-routinematige verplaatsing is, en of de uitzetting moet worden voorafgegaan door een quarantaine of proefuitzetting. Het bestuur kan advies vragen over de aanvraag aan de departementen van het Instituut met expertise ter zake en, indien het dit nodig acht, aan andere binnenlandse en/of buitenlandse experten.
Binnen een termijn van negentig dagen na ontvangst van de retributie zendt het bestuur de aanvraag met zijn desbetreffend advies aan de minister. § 2. Conform artikel 8 van de Verordening Aquacultuur kan de minister, ingeval het bestuur adviseert dat het een routinematige introductie of translocatie betreft, Ons een met redenen omkleed vergunningsbesluit ter ondertekening voorleggen. De vergunning is in overeenstemming met de randvoorwaarden die bepaald zijn in de hoofdstukken IV en V van de Verordening Aquacultuur en wordt afgeleverd binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van het advies van het bestuur. § 3. Conform artikel 9, lid 1 van de Verordening Aquacultuur, moet, ingeval het bestuur adviseert dat het een niet-routinematige introductie of translocatie betreft, een milieurisicobeoordeling verricht worden als omschreven in bijlage II, deel 1 en 2 van de Verordening Aquacultuur. Deze beslissing wordt door de minister betekend, binnen een termijn van vijftien dagen na ontvangst van het advies van het bestuur, aan de vergunningsaanvrager, met kennisgeving aan het bestuur. Het bestuur raamt vervolgens de retributie verschuldigd overeenkomstig artikel 30, § 2, van de wet en betekent de grootte van de retributie aan de vergunningsaanvrager, binnen een termijn van vijftien dagen na ontvangst van deze kennisgeving. De procedure van de artikelen 18 en 19 van het koninklijk besluit van 9 september 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 09/09/2003 pub. 17/09/2003 numac 2003014213 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit houdende de regels betreffende de milieu-effectenbeoordeling in toepassing van de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene-milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België sluiten houdende de regels betreffende de milieu-effectenbeoordeling in toepassing van de wet van 20 januari 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/01/1999 pub. 12/03/1999 numac 1999022033 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België sluiten ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België is mutatis mutandis van toepassing. § 4. Conform artikel 9, lid 2 van de Verordening Aquacultuur, brengt het bestuur, nadat de aanvrager een milieurisicobeoordeling als omschreven in bijlage II, deel 1 en 2 van de Verordening Aquacultuur aan de minister gericht heeft, met betekening aan het bestuur, en onmiddellijk na betaling door de aanvrager van de geraamde retributie aan het bestuur, in een beknopt verslag als bedoeld in bijlage II, deel 3 van de Verordening Aquacultuur advies uit aan de minister over de risico's, binnen een termijn van honderd twintig dagen na ontvangst van de betekening van de milieurisicobeoordeling. Het bestuur kan daartoe advies vragen over de aanvraag aan de departementen van het Instituut met expertise ter zake en, indien het dit nodig acht, aan andere binnenlandse en/of buitenlandse experten.
Conform artikel 9, lid 3 van de Verordening Aquacultuur, pleegt het bestuur, indien de risico's verbonden aan de voorgestelde introductie of translocatie groot of middelmatig zouden zijn in afwezigheid van bijzondere risicobeperkende procedures of technologieën, overleg met de aanvrager om na te gaan of er dergelijke procedures of technologieën beschikbaar zijn waardoor het risico laag kan worden gehouden. De resultaten van dit onderzoek, met een omstandige omschrijving van het gevoerde overleg, met vermelding van de omvang van het risico en de redenen voor een eventuele beperking van het risico worden in voorkomend geval in het verslag als bedoeld in bijlage II, deel 3 van de Verordening Aquacultuur opgenomen. § 5. Conform artikel 9, lid 2 van de Verordening Aquacultuur, legt de minister, indien het bestuur de risico's verbonden aan de voorgestelde introductie of translocatie gering vindt, Ons een met redenen omkleed vergunningsbesluit ter ondertekening voor, behoudens ingeval van toepassing van het voorzorgsbeginsel zoals vermeld in paragraaf 6. De vergunning is in overeenstemming met de randvoorwaarden die bepaald zijn in de hoofdstukken IV en V van de Verordening Aquacultuur en wordt afgeleverd binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van het advies van het bestuur zoals vermeld in paragraaf 4. § 6. Conform artikel 9, lid 4 van de Verordening Aquacultuur, adviseert het bestuur, indien het bestuur de risico's verbonden aan de voorgestelde introductie of translocatie niet gering vindt, aan de minister om geen vergunning toe te kennen. In dit geval of indien de minister op grond van het voorzorgsbeginsel beslist om Ons geen vergunningsbesluit ter ondertekening voor te leggen, betekent de minister zijn met redenen omklede beslissing aan de aanvrager binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van het advies van het bestuur, zoals vermeld in paragraaf 4. § 7. De termijnen vermeld in paragraaf 1, derde lid, en paragraaf 4, eerste lid, worden verlengd indien het bestuur, binnen een termijn van twintig dagen, schriftelijk aan de aanvrager meldt dat zijn aanvraag onvolledig is, met vermelding van de ontbrekende stukken. De verlenging is gelijk aan de periode tussen de melding en de ontvangst door het bestuur van de ontbrekende stukken. § 8. Het vergunningsbesluit wordt bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad."
Art. 7.De minister bevoegd voor Wetenschapsbeleid en de minister bevoegd voor het Mariene Milieu zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 7 februari 2014.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Noordzee, J. VANDE LANOTTE De Minister van Sociale Zaken, Mevr. L. ONKELINX De Staatssecretaris van Wetenschapsbeleid, Ph. COURARD