gepubliceerd op 17 februari 2003
Koninklijk besluit houdende wijziging van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten
7 FEBRUARI 2003. - Koninklijk besluit houdende wijziging van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 februari 2002;
Overwegende dat het de bedoeling was van de Regering om de kandidaten die bij de eindevaluatie door de leden van de selectiecommissie en de externe expert-evaluatoren, bedoeld in artikel 8, § 2, 4°, van het bovenvermeld koninklijk besluit van 29 oktober 2001, erkend werden als geschikt (groep B) of zeer geschikt (groep A), vrij te stellen van het assessment, ongeacht hun resultaat;
Overwegende dat de Raad van State in zijn advies nr. 34.067/1, gegeven op 5 september 2002, « het gehanteerde criterium (een indeling bij de eindevaluatie in de groepen A of B, dan wel de groepen C of D) niet pertinent vond ten aanzien van het gemaakte onderscheid (de al dan niet vrijstelling van assessment, zijnde slechts één van de onderdelen van de selectieprocedure) ». Dit verschil in behandeling tussen de groepen met eindevaluatie A of B en de groepen met eindevaluatie C of D was volgens de Raad van State in casu niet te verantwoorden;
Overwegende dat de Regering in gevolge dit advies derhalve aan elke kandidaat, die na het assessment de beoordeling « zeer geschikt », « geschikt » of « minder geschikt » gekregen heeft de mogelijkheid wenst te bieden zijn vroegere beoordeling na het assessment te behouden voor een managementfunctie met hetzelfde functiegewicht of een lager functiegewicht; dat de vrijstelling derhalve niet meer gekoppeld is aan de eindevaluatie; dat het aan de nieuwe selectiecommissie en de externe expert-evaluatoren dan toekomt de managementkwaliteiten van de vrijgestelde kandidaat te evalueren aan de hand van de schriftelijke beschrijving van het assessment door mogelijks andere expert-evaluatoren overeenkomstig artikel 8, § 2, 2°, derde lid; de leden van de selectiecommissie zullen de eindevaluatie maken zonder dat zij de mogelijkheid gehad hebben aanwezig te zijn bij het assessment als observator en zonder de beoordeling door de expert-evaluatoren bijgewoond te hebben; de leden en de expert-evaluatoren zullen zich bij de eindevaluatie dienen te steunen op het schriftelijk assessmentverslag;
Overwegende dat deze mogelijkheid tot behoud van behaalde assessmentresultaten, eveneens van voor de inwerkingtreding van onderhavige wijziging, wordt toegekend voor toekomstige vergelijkende selecties voor managementfuncties, zijnde bij een eerste vacantverklaring of bij hervacantverklaring wegens gebrek aan zeer geschikte of geschikte kandidaten; dat bijvoorbeeld elke niet-weerhouden kandidaat voor de functie van voorzitter van het directiecomité, die tijdens het assessment « zeer geschikt », « geschikt » of « minder geschikt » werd beoordeeld zijn assessmentresultaat op eigen verzoek kan behouden bij deelname aan een toekomstige vergelijkende selectie voor een managementfunctie van voorzitter, -1, -2 of -3 van hetzelfde functiegewicht of lager in dezelfde federale overheidsdienst of een andere;
Overwegende dat de kandidaat zijn assessmentresultaat behoudt op eigen verzoek welk onherroepelijk is; dat hij bij de kandidaatstelling aanduidt welk assessmentresultaat hij wenst te behouden met vermelding van het examennummer; dat hij deze keuze derhalve maakt met kennis van zaken bijvoorbeeld wat betreft de niet-aanwezigheid van leden van de selectiecommissie bij zijn assessment als observatoren;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 15 juli 2002;
Gelet op het protocol nr. 427 van 31 juli 2002 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat procedures tot toekenning van de diverse managementfuncties lopen en het derhalve zowel om budgettaire redenen als in het belang van de kandidaten is, dat een zo groot mogelijk aantal kandidaten kan genieten van de voorgestelde vrijstelling;
Gelet op het advies nr. 34.202 van de Raad van State, gegeven op 3 oktober 2002 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Begroting en Onze Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In artikel 8 van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten wordt een § 4 ingevoegd, luidend als volgt : « § 4. Elke kandidaat die reeds deelgenomen heeft aan een assessment en overeenkomstig § 2, 2°, « zeer geschikt », « geschikt » of « minder geschikt » beoordeeld werd, kan op zijn verzoek welk onherroepelijk is, gedurende twee jaar vanaf de datum waarop hij werd ingelicht van zijn rangschikking, een vrijstelling van deelname aan het assessment, bedoeld in § 2, 2°, bekomen voor elke managementfunctie met hetzelfde of een lager gewicht. In dit geval behoudt hij de beoordeling die hem overeenkomstig § 2, 2° werd toegekend en zijn § 2, 2°, tweede lid, laatste zin en derde lid niet van toepassing.
Deze bepaling is van toepassing op de vergelijkende selecties waarvoor het assessment nog dient georganiseerd te worden evenals op deze selecties waar de procedure dient herbegonnen te worden. »
Art. 2.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 3.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 7 februari 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, L. VAN DEN BOSSCHE