Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 07 februari 2001
gepubliceerd op 13 maart 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1998, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 mei 1998 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de sector van de autonome revalidatiecentra

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001012068
pub.
13/03/2001
prom.
07/02/2001
ELI
eli/besluit/2001/02/07/2001012068/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

7 FEBRUARI 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1998, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 mei 1998 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de sector van de autonome revalidatiecentra (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1998, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 mei 1998 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de sector van de autonome revalidatiecentra.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 7 februari 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Koninklijk besluit van 5 februari 1997, Belgisch Staatsblad van 27 februari 1997.

Bijlage Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1998 Vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 mei 1998 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de sector van de autonome revalidatiecentra (Overeenkomst geregistreerd op 27 augustus 1998 onder het nummer 49004/CO/305.02) HOOFDSTUK I. - Juridisch kader

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten overeenkomstig de bepalingen van de wet van 5 februari 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités en het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied, omschrijvingen

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de revalidatiecentra die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten.

De revalidatiecentra die een dienst uitmaken van een ziekenhuis of een opvoedingsinstelling en als dusdanig onder de beheersverantwoordelijkheid van dit ziekenhuis of opvoedingsinstelling vallen, zijn uitgesloten van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Die revalidatiecentra zijn, inzake de maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, onderworpen naargelang het geval of aan de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de schoot van het Paritair Subcomité voor de privé-ziekenhuizen of aan deze gesloten in het paritair comité bevoegd voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen.

Onder "werkgevers" wordt verstaan : de werkgevers georganiseerd als vereniging zonder winstoogmerk of hetzij als een vennootschap, hetzij een instelling met een sociaal oogmerk waarvan de statuten bepalen dat de vennoten geen vermogensvoordeel nastreven.

Onder "werknemers" wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijk werklieden en -bediendenpersoneel.

Art. 3.§ 1. Onder "het koninklijk besluit" wordt verstaan : het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector. § 2. Onder "Sociaal Fonds" wordt verstaan : het "Sociaal Fonds Revalidatiecentra", opgericht door de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1998 gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten. § 3. Onder "Fonds social" wordt verstaan : het "Fonds social des centres de revalidation", opgericht door de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1998 gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten. § 4. Onder "Bicommunautair Sociaal Fonds" wordt verstaan : het "Sociaal Fonds voor de bicommunautaire gezondheidsinrichtingen en -diensten", gevestigd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, opgericht door de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1998 gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten. HOOFDSTUK III. - Patronale RSZ-bijdragevermindering

Art. 4.§ 4. De in artikel 2 bedoelde werkgevers verbinden zich ertoe, zoals nader bepaald in artikel 9, een bijkomende inspanning te doen voor de tewerkstelling onder vorm van de netto aangroei van het aantal werknemers ten belope van ten minste de opbrengst van de bijdragevermindering bepaald in artikel 2 van het koninklijk en van de evenredige vermeerdering van het totaal arbeidsvolume in vergelijking tot de tewerkstelling en het arbeidsvolume van het overeenstemmende kalenderkwartaal van het referentiejaar bepaald overeenkomstig de bepalingen van het toepasselijke besluit.

Indien het noodzakelijk blijkt kunnen de partijen een gemeenschappelijke tussenkomst doen bij de bevoegde ministers om de toepassing van artikel 4, § 6 van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 te bekomen.

Art. 5.De globale opbrengst van de bijdragevermindering, vermeld in artikel 4, § 1, wordt als volgt berekend : - het aantal werknemers, dat minstens halftijds is tewerkgesteld door de werkgevers, vermenigvuldigd met het bedrag van de bijdragevermindering vastgesteld overeenkomstig artikel 2, van het koninklijk besluit; - op 1 juli 1998 wordt de globale opbrengst van de bijdragevermindering geraamd op : 1 600 personen x 6 500 F = 10 400 000 F per kwartaal; - op 1 juli 1998 wordt de globale opbrengst van de bijdragevermindering geraamd op : 1 600 personen x 9 750 F = 15 600 000 F per kwartaal.

Deze berekening is gebaseerd op het tewerkstellingsvolume op 31 december 1996 en op het koninklijk besluit van 5 februari 1997 tot bepaling van het kwartaalbedrag van de forfaitaire bijdragevermindering in de non-profit sector. Partijen verbinden zich ertoe om deze gegevens te actualiseren op het einde van elk kalenderjaar.

Art. 6.Er wordt vastgesteld dat de loonkosten voor vrijwel alle (99,9 pct.) werknemers door de werkgevers betaald worden met hetzij inkomsten verkregen op grond van de individuele conventie gesloten tussen het RIZIV en de werkgever, hetzij door rechtstreekse betoelaging (derde arbeidscircuit, gesubsidieerde contractuele). HOOFDSTUK IV. - Inning en bestemming van de bijdragevermindering

Art. 7.Vanaf het derde kwartaal 1998, onafgezien of de werkgever al dan niet toegelaten is tot het stelsel voorzien door het koninklijk besluit, stort de Rijksdienst voor sociale zekerheid ieder kwartaal respectievelijk aan het "Sociaal Fonds", aan het "Fonds social" en aan het "Bicommunautair Sociaal Fonds" de som van de bijdragevermindering waarop de werkgevers bedoeld in artikel 2 van deze overeenkomst aanspraak kunnen maken in uitvoering van het koninklijk besluit van 5 februari 1997.

Art. 8.Partijen komen overeen respectievelijk het "Sociaal Fonds", het "Fonds social" en het "Bicommunautair Sociaal Fonds" te belasten met het ontvangen, controleren, beheren en toewijzen voor de in artikel 4, § 1 vermelde objectieven, van de integrale opbrengst van de in voornoemd artikel bedoelde bijdragevermindering.

Art. 9.§ 1. De werkgevers, die de netto-aanwervingen en de evenredige vermeerdering van het totaal arbeidsvolume zullen realiseren dienen vooraf aan respectievelijk het "Sociaal Fonds", het "Fonds social" of het "Bicommunautair Sociaal Fonds" hun toetreding mede te delen. Dit gebeurt met een toetredingsakte die minstens een uitvoerige omschrijving bevat van de verbintenissen die de werkgever inzake tewerkstelling aangaat en die het akkoord van partijen weergeeft.

Het model van de toetredingsakte wordt vastgesteld door respectievelijk het "Sociaal Fonds", het "Fonds social" of het "Bicommunautair Sociaal Fonds". Dit model wordt opgesteld rekening houdende met de toe te passen reglementaire en conventionele bepalingen. § 2. Zodat de kandidatuurstelling op 1 juli 1998 uitwerking heeft moet de kandidatuurstelling ingediend worden overeenkomstig de hierna omschreven procedure : - uiterlijk op 31 augustus 1998 moet de instelling aan het Fonds haar bedoeling om toe te treden of om haar toetreding te verlengen betekenen; - uiterlijk op 30 september 1998 moet de instelling de kandidatuurstelling opgesteld overeenkomstig de procedure bepaald door paragraaf 3 en 4 van dit artikel, naargelang het geval, overmaken aan het Fonds.

De kandidatuurstellingen die ingediend werden zonder de procedure te volgen omschreven in het vorige lid, hebben ten vroegste uitwerking op de eerste dag van het kwartaal volgend op dit van de indiening bij het Fonds. § 3. De kandidatuurstelling moet vergezeld zijn van het unaniem akkoord van de ondernemingsraad of, bij ontstentenis, van het comité voor preventie en bescherming op het werk of, bij ontstentenis, van de syndicale afvaardiging.

Indien in de instelling geen der voorgaande overlegorganen werd opgericht, is de volgende procedure van toepassing : - het ontwerp kandidatuurstelling moet worden uitgehangen gedurende een periode van 14 dagen op een voor alle personeelsleden toegankelijke plaats en voor akkoord te worden getekend door ministens 50 pct. van de personeelsleden zoals vermeld op de R.S.Z.-aangifte van het kwartaal voorafgaand aan dit van de indiening van de kandidatuurstelling.

Het personeel kan eventuele bezwaren desgevallend kenbaar maken via een gewestelijke vakbondssecretaris van een representatieve werknemersorganisatie die in het paritair subcomité is vertegenwoordigd. - de dag waarop de werkgever het ontwerp kandidatuurstelling bij toepassing van het vorige streepje uithangt, stuurt hij een afschrift van het ontwerp kandidatuurstelling aan de gewestelijke secretarissen van de representatieve werknemersorganisatie die in het paritair subcomité vertegenwoordigd zijn. - na verloop van de periode van uithangen van veertien dagen en bij ontstentenis van bezwaren wordt de kandidatuurstelling aan het sociaal fonds doorgestuurd. § 4. Indien de kandidatuurstelling door een groepering van werkgevers wordt ingediend, is de volgende procedure van toepassing; - een kandidatuurstelling moet op naam van iedere werkgever die de groepering samenstelt en op naam van de groepering worden opgesteld; - de in de paragrafen 2 en 3 van dit artikel omschreven procedure moet worden gevolgd op het vlak van iedere instelling die de groepering samenstelt; - het overlegorgaan van elke instelling die de groepering samenstelt ontvangt afschrift van de kandidatuurstelling opgesteld op naam van de groepering en van deze opgesteld op naam van de instelling; - indien de kandidatuurstelling bij toepassing van het tweede lid van paragraaf 3 van dit artikel moet worden uitgehangen, moeten de kandidatuurstellingen opgesteld op naam van de groepering en deze opgesteld op naam van de instelling worden uitgehangen en moet een afschrift van deze kandidatuurstelling aan de gewestelijke secretarissen van de representatieve werknemersorganisaties vertegenwoordigd in het paritair subcomité worden doorgestuurd. § 5. Respectievelijk het "Sociaal Fonds", het "Fonds social" of het "Bicommunautair sociaal fonds" zal na ontvangst van de toetredingsakten en in elk geval binnen de quarante-cinq dagen na de ontvangst van de bijdragevermindering een voorstel van verdeling van de bijkomende jobs aan de bevoegde ministers voorleggen.

De werkgevers aangeduid na deze procedure moeten binnen de drie maanden te rekenen vanaf de betekening van de toekenning van de bijkomende jobs overgaan tot de vereiste netto-aanwervingen en de evenredige vermeerdering van het totaal arbeidsvolume. § 6. De netto-aangroei en de evenredige vermeerdering van het totaal arbeidsvolume worden berekend volgens de bepalingen vermeld in artikel 4 van het koninklijk besluit. § 7. De tussenkomst van respectievelijk het "Sociaal Fonds" het "Fonds social" of het "Bicommunautair Sociaal Fonds" aan de werkgever bedraagt maximaal 300 000 F per kwartaal en per voltijds equivalent aangeworven bijkomende werknemer.

Art. 10.De in artikel 9 bedoelde netto-aanwervingen dienen te beantwoorden aan volgende voorwaarden : a) het percentage deeltijdse werknemers kan minder dan 25 pct. bedragen van het totaal aantal bijkomende aanwervingen daar de sector reeds meer dan 35 pct. deeltijdse werknemers telt; b) de bijkomende werknemers dienen te behoren tot een personeelscategorie waarvoor geen universitair diploma vereist is. Voorrang zal gegeven worden aan werknemers die behoren tot het logistiek, administratief of paramedisch personeel; bovendien moeten die aanwervingen beantwoorden aan de vereisten gesteld in artikel 3, § 5, derde lid van het koninklijk besluit; c) de bijkomende tewerkstelling waarvoor het sociaal fonds een toelage verleent mag niet behoren tot het urenpakket van het personeel voorzien in de conventie met de RIZIV.d) worden niet beschouwd als nieuw aangeworven werknemers de aangeworven werknemers bedoeld in artikel 4, § 2 van het koninklijk besluit.

Art. 11.Het "Sociaal Fonds", het "Fonds social" en het ""Bicommunautair Sociaal Fonds" dienen om de zes maanden vanaf de inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst een rapport met betrekking tot de uitvoering ervan over te maken aan de ministers bedoeld in artikel 3, § 6 van het koninklijk besluit.

Dit rapport zal beantwoorden aan de inhoud en de modaliteiten die de Minister van Tewerkstelling en Arbeid en de Minister van Sociale Zaken kunnen bepalen.

De sectorale verslagen moeten vergezeld zijn van een afschrift van de verslagen en adviezen opgesteld op het vlak van de instellingen.

De sectorale verslagen moeten overgemaakt worden uiterlijk op : - 30 april betreffende het tweede semester van het afgelopen kalenderjaar; - 30 november betreffende het eerste semester van het lopende kalenderjaar.

De verslagen opgesteld op het vlak van de instellingen moeten bij het fonds ingediend worden uiterlijk op : - 28 februari betreffende het tweede semester van het afgelopen kalenderjaar; - 30 september betreffende het eerste semester van het lopende kalenderjaar. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen en geldigheidsduur

Art. 12.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 mei 1998, gesloten in het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de sector van de autonome revalidatiecentra.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 1998.

Zij is gesloten voor onbepaalde duur. Zij kan worden opgezegd door elk van de partijen mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten. § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is nochtans slechts toepasselijk indien zij binnen een termijn van drie maanden na het afsluiten ervan de goedkeuring bekomen heeft van de Minister van Tewerkstelling en Arbeid, van de Minister van Sociale Zaken en van de bevoegde Minister van de federale, gemeenschaps- of gewestregering of het College van de Gemeenschapscommissies.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 7 februari 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^