Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 07 december 2016
gepubliceerd op 19 januari 2017

Koninklijk besluit tot regeling van de spreiding van de commissie voor bemiddeling inzake kredietovereenkomsten

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2017010006
pub.
19/01/2017
prom.
07/12/2016
ELI
eli/besluit/2016/12/07/2017010006/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

7 DECEMBER 2016. - Koninklijk besluit tot regeling van de spreiding van de commissie voor bemiddeling inzake kredietovereenkomsten


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek van economisch recht, artikel VII.114, § 3, ingevoegd bij de wet van 19 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/04/2014 pub. 07/05/2014 numac 2014022176 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot wijziging van artikel 68, § 3, van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen sluiten, en artikel VII.147/30, § 3, ingevoegd bij de wet van 22 april 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/2016 pub. 04/05/2016 numac 2016011178 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende wijziging en invoeging van bepalingen inzake consumentenkrediet en hypothecair krediet in verschillende boeken van het Wetboek van economisch recht sluiten ;

Gelet op het koninklijk besluit van 4 augustus 1992 tot regeling van de spreiding van de commissie voor bemiddeling inzake consumentenkrediet;

Gelet op het advies van de Raad voor het Verbruik, gegeven op 5 juli 2016;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 29 juli 2016;

Gelet op het advies nr. 60.264/1 van de Raad van State, gegeven op 14 november 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende het voorstel van de vertegenwoordigers van de productie en de distributie bij de Raad voor het Verbruik om voor alle kredietvormen de spreidingstermijn voor alle kredietvormen eenvormig op twee jaar te brengen;

Op de voordracht van de Minister van Economie en Consumenten, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° WER : Wetboek van Economisch Recht; 2° de commissie : de commissie van de kredietbemiddelaar en van de personeelsleden bedoeld in de artikelen VII.114 en VII.147/30 WER; 3° de betalingsregeling : de hoogte van elk termijnbedrag en de duur van de betalingstermijnen alsmede hun aantal.Worden hiermee gelijkgesteld de tijdstippen en de betalingen bedoeld in artikel VII.134, § 3, 5° WER.

Art. 2.Onverminderd de toepassing van de contractuele bepalingen die een lager percentage vaststellen, wordt de commissie bij het sluiten van de kredietovereenkomst slechts uitbetaald ten belope van maximum vijftig procent.

De commissie en het saldo zijn slechts verschuldigd binnen de perken van de artikelen VII.114 en VII.147/30 WER en worden berekend overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.

Art. 3.Het saldo van de commissie bedoeld in artikel 2 wordt als volgt verdeeld : 1° de gespreide uitbetaling van het saldo van de commissie wordt verdeeld over een duur die ten minste gelijk is aan de helft van de door de kredietovereenkomst bepaalde totale terugbetalingstermijn zonder dat die duur evenwel 24 maanden mag overschrijden.Die gespreide uitbetaling wordt in gelijke schijven verdeeld en die schijven mogen niet worden uitbetaald voor de vervaldag van de betalingstermijnen die in de kredietovereenkomst zijn vastgelegd en die betrekking hebben op de periode tijdens welke de betaling van de commissie is gespreid; 2° in afwijking van de bepalingen bedoeld in 1° mag de uitbetaling van de schijven van de commissie gehergroepeerd worden.Indien die uitbetaling gebeurt tijdens de eerste helft van de in de kredietovereenkomst vastgelegde totale terugbetalingstermijn, mogen de schijven van de commissie, waarvan de uitbetaling is gehergroepeerd, slechts uitbetaald worden na de vervaldag van de betalingstermijnen die voorzien zijn in de kredietovereenkomst en die betrekking hebben op de schijven van de commissie; 3° indien er geen betalingsregeling werd vastgesteld en dit ook niet kan worden afgeleid uit de bepalingen van de kredietovereenkomst, wordt de kredietovereenkomst geacht een theoretische looptijd te hebben van één jaar.

Art. 4.Voor de verkoop op afbetaling, de financieringshuur en de lening op afbetaling waarvan het kredietbedrag lager is dan 2.500 euro, mag het in artikel 2 bedoelde saldo van de commissie in één keer worden uitbetaald, voor zover de betaling niet gebeurt voor het verstrijken van een termijn van zes maanden na het sluiten van de kredietovereenkomst, of ten laatste bij de vervaldag van de kredietovereenkomst.

Art. 5.De uitbetaling van het saldo van de commissie mag gebeuren door het betalen van commissies op portefeuille, voor zover dat leidt tot de gelijkwaardigheid van de regels inzake de gespreide betaling van de commissie, opgelegd door de artikelen 2 tot 4.

Art. 6.Als overgangsmaatregel wordt bij een hypothecair krediet met een onroerende bestemming dat werd gesloten tijdens de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 het saldo van de commissie voor de ene helft van dat saldo uitbetaald tijdens het eerste halfjaar dat volgt op de datum waarop de overeenkomst werd gesloten en voor de andere helft van dat saldo tijdens het tweede halfjaar dat volgt op de datum waarop de overeenkomst werd gesloten. Deze maatregel geldt niet voor de commissies waarvan de spreiding reeds voor 1 januari 2018 contractueel was onderworpen aan een regime dat beantwoordt aan de bepalingen van dit besluit.

Art. 7.Het koninklijk besluit van 4 augustus 1992 tot regeling van de spreiding van de commissie voor bemiddeling inzake consumentenkrediet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, wordt opgeheven.

Art. 8.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2018, met uitzondering van de artikelen 1 tot 5 wat betreft de bepalingen inzake het hypothecair krediet met een roerende bestemming die in werking treden op 1 april 2017.

Art. 9.De minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 7 december 2016.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie en Consumenten, K. PEETERS

^