Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 07 april 2005
gepubliceerd op 27 april 2005

Koninklijk besluit betreffende de tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging in het kader van nieuwe alternatieven in de ouderenzorg ter ondersteuning van de thuisverzorging

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2005022329
pub.
27/04/2005
prom.
07/04/2005
ELI
eli/besluit/2005/04/07/2005022329/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

7 APRIL 2005. - Koninklijk besluit betreffende de tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging in het kader van nieuwe alternatieven in de ouderenzorg ter ondersteuning van de thuisverzorging


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 56, § 2, eerste lid, 1°, vervangen bij de wet van 10 augustus 2001, en gewijzigd bij de wet van 22 augustus 2002;

Gelet op het advies van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging, gegeven op 19 januari 2004;

Gelet op het advies van Inspecteur van Financiën, gegeven op 11 februari 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 30 september 2004;

Gelet op het advies 38.062/1 van de Raad van State, gegeven op 3 februari 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Onder de hierna vermelde voorwaarden kunnen tussen het Verzekeringscomité voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering en de Overheden bedoeld in de artikelen 128, 130 en 135 en 138 van de Grondwet, overeenkomsten worden gesloten waarbij in een bijzondere regeling wordt voorzien voor de tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging. Deze overeenkomsten hebben betrekking op geneeskundige verstrekkingen die worden gefinancierd in het raam van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, en die worden toegediend binnen projecten van alternatieve opvangmogelijkheden en verzorging bestemd voor bejaarden ter ondersteuning van de thuiszorg; dit teneinde bejaarden toe te laten zo lang mogelijk thuis te blijven wonen.

Deze overeenkomsten worden gesloten voor 30 juni 2005 voor een termijn van maximum drie jaar.

Art. 2.Voor elk project wordt er een financiële en/of functionele band met de geïntegreerde diensten voor thuisverzorging vereist, bedoeld in artikel 34, eerste lid, 13°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.

In voorkomend geval kan er eveneens in een band met een structuur van het type rusthuis en/of rust- en verzorgingstehuis worden voorzien.

Art. 3.Het aantal alternatieve opvangmogelijkheden en het aantal projecten per opvangmogelijkheid worden vastgelegd door het Verzekeringscomité voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, op voorstel van de overheden bedoeld in artikelen 128, 130, 135 en 138 van de Grondwet. Daarbij wordt rekening gehouden met de bepalingen van hoofdstuk II, 6, van het protocol nr. 2 van 1 januari 2003 gesloten tussen de federale regering en de overheden bedoeld in de artikelen 128, 130, 135 en 138 van de Grondwet, over het te voeren ouderenzorgbeleid.

De alternatieve opvangmogelijkheden en het aantal projecten per opvangmogelijkheid worden opgenomen in de in artikel 1 bedoelde overeenkomsten. Elke opvangmogelijkheid maakt het voorwerp uit van een afzonderlijke overeenkomst.

Art. 4.De tegemoetkomingen per alternatieve opvangmogelijkheid en per individueel project worden berekend door het Verzekeringscomité voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, op basis van de gegevens meegedeeld door de overheden bedoeld in artikelen 128, 130, 135 en 138 van de Grondwet, rekening houdend met de bepalingen van hoofdstuk II, 6, van het voormeld protocol nr. 2 van 1 januari 2003, en worden vastgelegd in elke van de in artikel 1 bedoelde overeenkomsten.

Art. 5.Een evaluatie van de alternatieve opvangmogelijkheden wordt uitgevoerd door een werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering en van de betrokken overeenkomstencommissie, waartoe de verschillende ondertekenende partijen van het genoemde protocol van 1 januari 2003 uitgenodigd worden zich te laten vertegenwoordigen.

Het doel van deze evaluatie is tweevoudig, met name de uitwisseling van « goede praktijkvoeringen » onder de verschillende partijen mogelijk maken en voorts onderzoeken of een alternatieve opvangmogelijkheid op het gehele grondgebied kan of moet veralgemeend worden dan wel dat aan de financiering van een alternatieve opvangmogelijkheid een einde gemaakt moet worden.

Het resultaat van deze evaluatie wordt voorgelegd aan het Verzekeringscomité, en dit uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de overeenkomst betreffende de alternatieve opvangmogelijkheid.

Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang op 1 januari 2004.

Art. 7.Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 7 april 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE

^