gepubliceerd op 11 december 2007
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 april 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant, betreffende de sociale programmatie 2007-2008 voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk met uitzondering van de provincie Luik en de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant
6 NOVEMBER 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 april 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant, betreffende de sociale programmatie 2007-2008 voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk met uitzondering van de provincie Luik en de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 27 april 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant, betreffende de sociale programmatie 2007-2008 voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk met uitzondering van de provincie Luik en de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 6 november 2007.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota's (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant Collectieve arbeidsovereenkomst van 27 april 2007 Sociale programmatie 2007-2008 voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk met uitzondering van de provincie Luik en de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant (Overeenkomst geregistreerd op 8 juni 2007 onder het nummer 83221/CO/102.04) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant, met uitzondering van deze van de provincie Luik en van de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant.
Met "werklieden" worden de werklieden en werksters bedoeld. HOOFDSTUK II. - Beroepenclassificatie
Art. 2.De in artikel 1 bedoelde werklieden worden in de volgende categorieën ingedeeld : Categorie A : geschoolde werklieden : De schietmeesters, de herklovers, de loshouwers, de onderhoudswerklieden (smeden, mecaniciens, magazijniers,...), de schop- en bulldozerconducteurs, de locomotiefbestuurders die door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen erkend zijn.
Categorie B : geoefende werklieden : De boorders zonder gebruik van springstoffen, de bestuurders van andere mechanische toestellen dan die welke onder de categorie "geschoolde werklieden" vermeld werden, de bestuurders van verbrijzelaars of brekers, de helpers van de onderhoudswerklieden.
Categorie C : hulpwerklieden : De werklieden die niet over de nodige ervaring beschikken om in een of andere van bovenvermelde categorieën geplaatst te worden. HOOFDSTUK III. - Lonen
Art. 3.De minimumbarema-uurlonen en de werkelijk betaalde lonen worden vanaf 1 april 2007 met 0,12 EUR verhoogd.
De bruto minimumuurlonen van de in de artikels 1 en 2 bedoelde werklieden worden op 1 april 2007, op basis van het 38-urenwerkweekstelsel, als volgt vastgesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Na maximaal 3 jaar in de functie, evaluatie door de werkgever om over te gaan naar geoefende.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Na maximaal 2 jaar in de functie, evaluatie door de werkgever om over te gaan naar geoefende +.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Na maximaal 2 jaar in de functie, evaluatie door de werkgever om over te gaan naar geschoolde.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Beslissing van de werkgever.
De brutominimumuurlonen van de geschoolden + 3 jaar worden respectievelijk verhoogd met : - 0,09 EUR op 1 juli 2007; - 0,09 EUR op 1 januari 2008; - 0,09 EUR op 1 juli 2008; - 0,09 EUR op 1 januari 2009. HOOFDSTUK IV. - Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen
Art. 4.De op 1 april 2007 werkelijk uitbetaalde lonen zijn stabiel zolang het indexcijfer van de consumptieprijzen tussen de indexcijfers 104,13 tot 105,17 ligt.
Art. 5.De bij de artikel 9 bepaalde lonen schommelen zowel naar de daling als naar de stijging met volledig verlopen schijven van 1 pct., overeenkomstig de onderstaande enuntiatieve en niet-restrictieve tabel tot vaststelling van de indexcijfers die een schommeling van de lonen tot gevolg hebben : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Wanneer de derde decimaal van deze berekening gelijk is aan of hoger dan vijf wordt de tweede decimaal van de grens afgerond op de hogere eenheid. Wanneer zij lager is dan vijf, is zij te verwaarlozen.
Art. 6.De loonschommelingen worden berekend op het laatste loon dat werd uitbetaald op het ogenblik van de bekendmaking van het indexcijfer waardoor die schommelingen worden veroorzaakt en zijn van toepassing vanaf de eerste dag van de maand na die waarop dat indexcijfer betrekking heeft. HOOFDSTUK V. - Ploegenpremies
Art. 7.De werklieden waarvan het werk geregeld is in 2 of 3 opeenvolgende ploegen ontvangen vanaf 1 januari 2001 een bijslag van : - 0,3264 EUR per uur voor de arbeidsprestaties tussen 6 en 14 uur; - 0,3369 EUR per uur voor de arbeidsprestaties tussen 14 en 22 uur; - 0,7407 EUR per uur voor de arbeidsprestaties tussen 22 en 6 uur.
Vanaf 1 januari 2002, voor de werklieden die arbeidsprestaties tussen 6 en 14 uur verrichten, zal de toegekende bijslag dezelfde zijn als deze toegekend in artikel 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 maart 2001, gesloten in hetzelfde paritair subcomité, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de ondernemingen van de provincie Luik.
Feest van Sint-Niklaas
Art. 8.Op 6 december, ter gelegenheid van het feest van Sint-Niklaas, zal elke werknemer een "cadeau-cheque" ter waarde van 24,79 EUR ontvangen. HOOFDSTUK VI. - Bijzondere bepalingen
Art. 9.Wanneer de werklieden, tariefwerkers inbegrepen, bij gelegenheid een werk moeten uitvoeren dat in een lagere looncategorie is ingedeeld, hebben zij recht op hun gewoon loon. Wanneer zij bij gelegenheid een werk moeten uitvoeren dat in een hogere looncategorie is ingedeeld, ontvangen zij het loon van deze laatste categorie.
Voor de tariefwerkers wordt onder gewoon loon verstaan, het gemiddelde loon dat door de betrokken werklieden is verdiend gedurende tweemaal veertien dagen voor de periode van veertien dagen waarin het gelegenheidswerk is verricht. HOOFDSTUK VII. - Vergoedingen voor de dagen werkloosheid veroorzaakt door vorst en/of sneeuw, gecontroleerd door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening
Art. 10.Om de loonderving van de werklieden gedurende de werkloosheidsperioden wegens vorst, regen en/of sneeuw te vergoeden, wordt aan de bij artikel 1 beoogde werklieden een dagelijkse vergoeding toegekend. De werkgever bij wie de werkman was tewerkgesteld op het ogenblik dat zijn recht op vergoeding inging, betaalt deze vergoeding.
Benevens de werkloosheidsuitkeringen toegekend door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, wordt deze vergoeding betaald op vertoon van het formulier C3/2 dat in aanmerking is genomen voor de toekenning van de werkloosheidsuitkeringen.
Art. 11.De dagen werkloosheid wegens vorst en/of sneeuw waarvoor de vergoeding wordt betaald, moeten tussen 1 oktober en 31 maart daaropvolgend vallen.
Art. 12.De aanvullende vergoeding wordt vastgesteld op 7,94 EUR vanaf 1 januari 2007 en op 8,19 EUR vanaf 1 januari 2008. Die uitkeringen zijn verschuldigd tot maximaal 45 werkdagen in het stelsel van de vijfdaagse werkweek voor het dienstjaar 2007 en van 45 werkdagen in het stelsel van de vijfdaagse werkweek voor het dienstjaar 2008.
Art. 13.Het fonds voor bestaanszekerheid zal een bedrag bestemmen om de uitkering van bestaanszekerheid bij te passen voor de ondernemingen geconfronteerd met een grotere economische werkloosheid. De toepassingsmodaliteiten worden bepaald door de raad van beheer van het fonds.
Art. 14.De bij artikel 17 bedoelde vergoeding wordt door de werkgever betaald op de dag van de uitbetaling van de lonen die volgt op de periode of periodes van werkloosheid. HOOFDSTUK VIII. - Arbeidsduur
Art. 15.De wekelijkse arbeidsduur blijft behouden op 38 uur. HOOFDSTUK IX. - Eindejaarspremie
Art. 16.Vanaf 2007 wordt een eindejaarspremie toegekend die gelijk is aan 6 pct. van de ontvangen brutolonen, met uitsluiting van de eindejaarspremie, tijdens de referteperiode van 1 november 2006 tot 31 oktober 2007.
Voor 2008, wordt dit percentage gebracht op 6 pct. tijdens de referteperiode van 1 november 2007 tot 31 oktober 2008.
De arbeiders die de onderneming verlaten, ontvangen de premie pro rata van de ontvangen brutolonen tijdens de referteperiode.
Art. 17.De eindejaarspremie wordt uiterlijk op 25 december van het lopende jaar uitbetaald.
Art. 18.In geval van betwisting betreffende de betaling van de eindejaarspremie zal er voor elk geval afzonderlijk een beroep worden gedaan op de voorzitter van het Paritair subcomité voor het bedrijf van de zandsteen- en kwartsietgroeven op het gehele grondgebied van het Rijk, uitgezonderd de kwartsietgroeven van de provincie Waals-Brabant, die zal optreden als bemiddelaar. HOOFDSTUK X. - Verstrekken van veiligheidsschoeisel
Art. 19.De werkgevers stellen de werklieden veiligheidsschoeisel ter beschikking, bestaande uit bottines of laarzen met versterkte neuzen, zoals voorzien in artikel 158ter van het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming. HOOFDSTUK XI. - Vergoeding van de reiskosten
Art. 20.De werkgevers komen tegemoet in de door de werkman gedragen vervoerskosten om zich van zijn woonplaats naar zijn arbeidsplaats te begeven, wat ook het gebruikte vervoermiddel weze.
Art. 21.Onverminderd de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19quinquies van 22 december 1992, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19ter van 5 maart 1991, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19 betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het vervoer van de werknemers, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 mei 1991, ontvangen de werklieden, ongeacht het vervoermiddel dat zij gebruiken, een bedrag gelijk aan 75 pct. van de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement voor de afstand afgelegd langs de weg, tussen de woonplaats en de werkplaats, overeenkomstig de van toepassing zijnde tabellen die gevoegd zijn bij het koninklijk besluit van 28 juli 1962 tot vaststelling van het bedrag en de wijze van betaling van de werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden.
De terugbetaling heeft minstens maandelijks plaats. HOOFDSTUK XII. - Vakbondspremie
Art. 22.Vanaf 2003, verbinden de werkgevers zich ertoe om uiterlijk op 31 januari van het volgende jaar aan de VZW "Sociaal Fonds voor de werklieden van het groefbedrijf", waarvan de maatschappelijke zetel gevestigd is te Brussel, Hoogstraat 26-28, een bedrag te storten van 129,91 EUR per jaar per effectieve werkman die op 31 december van het vorige jaar is ingeschreven in het personeelsregister, alsmede voor de bruggepensioneerde werklieden.
Indien de werknemer die op 31 december van het jaar is ingeschreven geen volledig jaar heeft gewerkt, wordt er pro rata temporis een premie betaald, met een minimum van 6 maanden.
Indien de werknemer niet meer is ingeschreven op 31 december van het jaar, maar in de onderneming heeft gewerkt, zal de premie pro rata temporis worden betaald.
Elke begonnen maand wordt beschouwd als een volledige maand.
Voor iedere werknemer die tijdens het refertejaar meer dan één jaar afwezig is, stort de onderneming niet meer aan het voornoemde fonds.
Met dit bovenvermelde bedrag kan het sociaal fonds aan de werknemers een premie van 123,95 EUR toekennen.
Art. 23.De storting die per werkgever en onderneming geschiedt, is afhankelijk van de naleving van de voorwaarden betreffende de verzoenings- en opzeggingsprocedure in geval van stopzetting van de arbeid en zij wordt verricht wanneer noch collectief, noch individueel het werk in de onderneming wordt belemmerd.
Art. 24.Elke actie die tot gevolg heeft dat artikel 23 niet in acht wordt genomen, kan een vermindering met een vierde van de storting meebrengen; de beslissing van de werkgever wordt slechts genomen nadat er in aanwezigheid van de vertegenwoordigers van de vakorganisaties een onderzoek is verricht.
Art. 25.De premie wordt door toedoen van de V.Z.W. "Sociaal Fonds voor de werklieden van het groefbedrijf", Hoogstraat 26-28 te Brussel, aan de rechthebbenden betaald en door dit fonds prorata temporis verdeeld onder de georganiseerde werknemers die lid zijn van een van de vakorganisaties die deze overeenkomst hebben ondertekend.
Art. 26.De rekeningen van de VZW "Sociaal Fonds van de werklieden der groefbedrijf" worden één maal per jaar aan de vertegenwoordiger van de werkgevers voorgelegd terwijl dat de inspectie van de sociale wetten eventueel de aangiftes en de bijdragen van de werkgevers controleert. HOOFDSTUK XIII. - Terugbetaling van de kosten voor opleiding
Art. 27.Er zal 24,79 EUR per jaar opleiding worden toegekend, en dit uitsluitend aan de rechthebbenden op de vakbonds premie. HOOFDSTUK XIV. - Beëindiging van de loopbaan
Art. 28.Voor de werknemers die 55 jaar en ouder zijn en die een medisch of ander probleem hebben, waardoor zij hun beroepsarbeid niet meer kunnen voortzetten en die ten gevolge hiervan door hun werkgever worden ontslagen, zal er, voor zover zij 20 jaar dienst hebben in de sector, door het fonds voor bestaanszekerheid en op beslissing van de raad van bestuur, een maandelijkse aanvullende uitkering worden toegekend die gelijk is aan 1/2 van het verschil tussen het maandelijkse nettoreferteloon en de werkloosheidsuitkering bij het ontslag. Deze uitkering wordt tot maximaal 65 jaar toegekend en wordt gebonden aan het ontvangen van de werkloosheidsuitkering.
Indien nodig kan er tussen de werkgever en de representatieve werknemersorganisaties overleg plaatshebben.
In het geval van een geschil zal een beroep worden gedaan op de voorzitter van het paritair subcomité, die zal optreden als bemiddelaar. HOOFDSTUK XV. - Uitzendarbeid
Art. 29.De ondernemingen verbinden er zich toe alleen een beroep te doen op uitzendarbeid op basis van de wetgeving terzake.
Indien, na de periode van vijftien dagen indienstneming, de werkgever de uitzendkracht wenst te behouden, moet hij de goedkeuring verkrijgen van de in het huidige paritair subcomité vertegenwoordigde vakorganisaties. HOOFDSTUK XVI. - Afschaffing van de carenzdag
Art. 30.Vanaf het jaar 1997 wordt per semester, de eerste dag van de eerste periode van ziekte in de loop van het jaar afgeschaft. HOOFDSTUK XVII. - Langdurige ziekte
Art. 31.De arbeider die minstens 2 jaar anciënniteit heeft, geniet in geval van ziekte van minstens 30 opeenvolgende kalenderdagen, een bijkomende uitkering van 74,37 EUR. HOOFDSTUK XVIII. - Vorming en vorming van de jongeren
Art. 32.Het alternerend leren en werken zal worden bevorderd door : - de invoering van de industriële leerovereenkomst; - de invoering van werk-opleiding-overeenkomsten.
Er zal worden onderhandeld over kaderovereenkomsten, ondertekend door de gewestelijke secretarissen van de op het niveau van het paritair subcomité vertegenwoordigde interprofessionele organisaties en goedgekeurd/bekrachtigd door het paritair subcomité.
Art. 33.In toepassing van het voor de jaren 2007-2008 afgesloten interprofessioneel akkoord komen de sociale partners overeen de bijdrage aan de opleidingen met 5 pct. te vermeerderen.
Deze doelstelling kan bereikt worden door een beroep te doen op OIP (Opleidings- en Inschakelingsplannen), werk -opleidingssystemen, voortgezette opleiding van het personeel binnen het bedrijf, betaald educatief verlof, stages in samenwerking met het VDAB en onderwijsinstellingen.
Het opleidingsfonds wordt belast met het toezicht op de geleverde inspanningen en de verslaggeving aan het Paritair Subcomité. De werkwijze voor het toezicht worden door de bestuurraad van het opleidingsfonds vastgelegd. HOOFDSTUK XX. - Tewerkstellingsbevorderende maatregelen
Art. 34.Overeenkomstig de bepalingen van de wet van 3 juli 2005 houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg, verbindt deze sector zich tot : - de invoering van een recht op halftijds brugpensioen op 55 jaar; - de invoering van flexibele uurroosters en beperking van de overuren.
Voor deze twee maatregelen zullen kaderovereenkomsten worden opgesteld, ondertekend door de gewestelijke secretarissen van de op in het paritair subcomité vertegenwoordigde interprofessionele organisaties en goedgekeurd door dat paritair subcomité. HOOFDSTUK XXI. - Waarborg van het globale tewerkstellingsvolume
Art. 35.a) De werkgevers verbinden er zich toe tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst het globale tewerkstellingsvolume te handhaven, op basis van de personeelssterkte op 31 december 2006.
In geval van problemen, zal overlegd worden met de vakbondsvrijgestelden.
De werkgevers verbinden zich ertoe om geen ontslagen door te voeren om economische redenen zonder voorafgaand overleg met de vakorganisaties. b) De werkgevers verbinden zich tot overleg met de vakorganisaties ter evaluatie van de arbeidsvoorwaarden teneinde te waken over de veiligheid op de arbeidsplaatsen en de toepassing van de regels inzake hygiëne voor de werknemers.Deze maatregel dringt zich op naar aanleiding van het vertrek van de arbeidersafgevaardigden.
Een jaarlijks raamactieplan inzake veiligheid en gezondheid moet ten laatste tegen 31 december 2007 op sectorvlak opgesteld worden.
CHAPITRE XXII. - Vernieuwing en onderzoek in ontwikkeling
Art. 36.Overeenkomstig het voor de jaren 2007-2008 afgesloten interprofessioneel akkoord komen de partijen overeen dat, teneinde bij te dragen aan de ontwikkeling van een cultuur van vernieuwing in de bedrijven en er zoveel mogelijk werknemers bij te betrekken, op basis van hun bezorgdheden en hun ervaring, zal het onderwerp van de vernieuwing jaarlijks op de agenda van het paritair subcomité komen met het oog op een dialoog, zonder dat daardoor een onredelijke vermeerdering van administratief werk ontstaat en op voorwaarde dat de vertrouwelijke aard van de tijdens die dialoog meegedeelde inlichtingen gerespecteerd wordt. HOOFDSTUK XXIII. - Duur van de overeenkomst
Art. 37.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007 en treedt buiten werking op 31 december 2008.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 6 november 2007.
De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN