gepubliceerd op 28 juli 2006
Koninklijk besluit houdende financiering van de opvang verleend aan de slachtoffers van mensenhandel in 2006
6 JULI 2006. - Koninklijk besluit houdende financiering van de opvang verleend aan de slachtoffers van mensenhandel in 2006
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 20 december 2005 houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2006;
Gelet op de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit van 17 juli 1991, inzonderheid op artikel 55;
Gelet op de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun, verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, inzonderheid op artikel 11, paragraaf 1 en paragraaf 2, gewijzigd bij de wet van 9 juli 1971;
Overwegende dat het noodzakelijk is dat de personen die het slachtoffer zijn van mensenhandel en aan wie de Dienst Vreemdelingenzaken een tijdelijke verblijfsvergunning heeft toegekend, ondersteund worden;
Overwegende dat het wenselijk is dat de opvang van deze personen gebeurt door gespecialiseerde organisaties;
Gelet op het gunstig advies van de Inspectie van Financiën gegeven op 2 februari 2006;
Op de voordracht van Onze Minister van Maatschappelijke Integratie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Een globaal bedrag van euro 153.530 aanrekenbaar op basisallocatie 55.12.3326.43 van de Algemene Uitgavenbegroting 2006, wordt gereserveerd voor de opvang van slachtoffers van mensenhandel.
Dit bedrag heeft tot doel de kosten van de opvang te vergoeden verleend aan personen die het slachtoffer zijn van mensenhandel en die een tijdelijke verblijfsvergunning hebben bekomen om in deze hoedanigheid ter beschikking van het gerecht te blijven. De opvang kan plaatsvinden in de opvanghuizen zelf, in gastgezinnen, of op plaatsen die om veiligheidsredenen geheim dienen te blijven.
Het vermelde bedrag is onder voorbehoud dat enkel het opvangcentrum « Pag-Asa » rechtstreeks kosten zal terugvorderen en de opvangcentra « Payoke » en « Sürya » respectievelijk via de openbare centra voor maatschappelijk welzijn werken.
Art. 2.§ 1. De uitbetaling van de Staatstussenkomst zal gebeuren in de vorm van maandelijkse stortingen na voorlegging van de verantwoordingsstukken van de uitgaven, die binnen de grenzen moeten blijven bepaald in artikel 11, par. 1, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de O.C.M.W.'s en in het ministerieel besluit van 30 januari 1995 tot regeling van de terugbetaling door de Staat van de kosten van de dienstverlening door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn toegekend aan een behoeftige die de Belgische nationaliteit niet bezit en die niet in het bevolkingsregister is ingeschreven. § 2. Indien de organisaties de bedragen, waarvoor de Staat geheel of gedeeltelijk tussenkwam, teruggevorderd hebben, zullen deze organisaties de teruggevorderde bedragen die verschuldigd zijn aan de Staat, overschrijven op de postchequerekening van de POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie of zal de Staat de teruggevorderde bedragen afhouden van de volgende tussenkomst.
Art. 3.Deze organisaties verbinden zich ertoe, ingeval zij een beroep doen op deze Staatstussenkomst, de POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie maandelijks in te lichten over de naam, het aantal en de nationaliteit van de gesteunde personen evenals de modaliteiten van de toegekende steun en dit om een eventuele dubbele steunverlening te vermijden.
Wat de opvang van slachtoffers van mensenhandel betreft, zal een afschrift van de tijdelijke verblijfsvergunning toegevoegd worden. Na de periode van 45 dagen zal een afschrift van het bewijs dat een klacht werd ingediend eveneens aan de POD worden verzonden.
Art. 4.Onze Minister van Maatschappelijke Integratie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 6 juli 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Maatschappelijke Integratie, C. DUPONT