gepubliceerd op 17 februari 2006
Koninklijk besluit betreffende de arbeidsduur van sommige werklieden die onder het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren ressorteren (1)
6 FEBRUARI 2006. - Koninklijk besluit betreffende de arbeidsduur van sommige werklieden die onder het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren ressorteren (PC 119) (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de arbeidswet van 16 maart 1971, inzonderheid op artikel 19, lid 3, 2°, en artikel 24, § 1, 2°, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 225 van 7 december 1983 en bij de wet van 22 januari 1985;
Gelet op de richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de rechtszekerheid inzake arbeidsverhoudingen in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren vereist dat de nodige reglementaire bepalingen onverwijld worden genomen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en de werklieden tewerkgesteld aan werken van vervoer, laden en lossen, die onder het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren ressorteren, met uitsluiting van de slagerijen, spekslagerijen en penserijen.
Art. 2.Worden voor de vaststelling van de arbeidsduur niet als tijd beschouwd gedurende welke de werkman ter beschikking is van de werkgever, de rusttijden, die door de arbeiders, tewerkgesteld aan werken van vervoer, genomen worden, inzonderheid met het oog op de verkeersveiligheid.
Deze rusttijden, die niet beschouwd worden als tijd gedurende welke de arbeider ter beschikking is van de werkgever, mogen evenwel in geen geval 15 % van de aanwezigheidstijd overschrijden.
Art. 3.De grenzen van de arbeidsduur vastgesteld bij de artikelen 19 en 20 van de arbeidswet van 16 maart 1971 of bij collectieve arbeidsovereenkomst, kunnen overschreden worden op voorwaarde dat de wekelijkse arbeidsduur berekend over een periode van maximum een trimester, gemiddeld de arbeidsduur zoals vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst niet overschrijdt.
Art. 4.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt en treedt buiten werking op 1 april 2007.
Art. 5.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 6 februari 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 16 maart 1971, Belgisch Staatsblad van 30 maart 1971; Wet van 22 januari 1985, Belgisch Staatsblad van 24 januari 1985;
Koninklijk besluit nr. 225 van 7 december 1983, Belgisch Staatsblad van 15 december 1983.