gepubliceerd op 29 april 2000
Koninklijk besluit met betrekking tot de Adviesraad van burgemeesters
6 APRIL 2000. - Koninklijk besluit met betrekking tot de Adviesraad van burgemeesters
Verslag aan de Koning Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit waarvan de Regering de eer heeft het U ter ondertekening voor te leggen, heeft tot doel de samenstelling en de werkingsmodaliteiten vast te stellen van de adviesraad van burgemeesters. Deze werd ingesteld bij wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus.
Deze wet van 7 december 1998 zal, eens deze volledig in werking is gesteld, het politieland grondig wijzigen. Er komt immers een politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, namelijk het lokale en het federale niveau. Deze twee niveaus zijn autonoom en hangen af van verschillende overheden. Tussen beide niveaus worden er functionele banden ingesteld zodat de geïntegreerde politiedienst een minimale gelijkwaardige dienstverlening verleent over het ganse grondgebied van het rijk.
De Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie waken erover de politiediensten op zodanige wijze te organiseren dat een doeltreffende operationele samenwerking tussen de niveaus van de geïntegreerde politiedienst en een geïntegreerde politiezorg worden gewaarborgd.
Nochtans blijven de lokale overheden verantwoordelijk voor het lokale veiligheidsbeleid. Teneinde een evenwicht te realiseren tussen de algemene verantwoordelijkheid van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie en deze van de lokale overheden op gemeentelijk niveau, voorziet artikel 8 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, in de oprichting van een Adviesraad van burgemeesters. Elk reglementair besluit betreffende de lokale politie wordt door de Minister van Binnenlandse Zaken onderworpen aan het advies van de adviesraad. Ook bepaalt artikel 96 van voornoemde wet dat de adviesraad een advies geeft met betrekking tot de besluiten waarbij een lid van de lokale politie gedetacheerd wordt naar een dienst van de federale politie.
Het eerste hoofdstuk van het voorliggend besluit bepaalt de samenstelling van de Raad. Deze bestaat uit 16 burgemeesters.
Ze worden volgens de in artikel 1, paragraaf 2 opgenomen regels aangesteld. Zoals de wet bepaalt, worden de leden bij in Ministerraad overlegd koninklijk besluit benoemd. Hierbij moet er gewaakt worden over het representatief karakter van de adviesraad.
Dit gebeurt op een drieledige manier : Eerst en vooral bepaalt het besluit een verdeling van de leden per gewest. Binnen ieder taalgebied wordt erover gewaakt dat zowel de kleinere, de middelgrote als de grotere politiezones vertegenwoordigd zijn. Ten tweede zal iedere provincie door minstens één burgemeester vertegenwoordigd zijn in de Raad. Tenslotte voorziet het ontwerp ook dat zowel de ééngemeentezones als de meergemeentezones een minimale vertegenwoordiging zouden kennen in de Raad.
De plaatsvervangende leden, die tot de Raad toetreden in het geval het effectief lid zijn mandaat vroegtijdig moet beëindigen, worden volgens dezelfde regels aangeduid.
De voorzitter en de ondervoorzitter van de Raad worden aangeduid door middel van een in Ministerraad goedgekeurd koninklijk besluit. Dit gebeurt op advies van de Raad. Er zal over gewaakt worden dat van de voorzitter en ondervoorzitter er één Nederlandstalig en één Franstalig is; bovendien zal er bij iedere hersamenstelling op gelet worden dat er op het vlak van het voorzitterschap en ondervoorzitterschap een beurtwisseling qua taalaangehorigheid optreedt.
De Raad kan zich bij zijn vergaderingen laten bijstaan door iedere persoon waarvan hij meent dat zijn deskundigheid kan bijdragen tot de besluitvorming van de Raad (artikel 7).
Voor een aantal overheden of deskundigen lijkt de aanwezigheid op de vergaderingen van de Raad evident. Zij zouden op voorstel van de Raad op permanente basis kunnen worden uitgenodigd op alle vergadering, met uitzondering dan van dat gedeelte van de beraadslagingen, die de Raad besloten wenst te houden. Het betreft de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie of hun vertegenwoordiger, een ambtenaar van de Algemene directie van de algemene rijkspolitie en een vertegenwoordiger van de Belgische Vereniging van Steden en Gemeenten.
Artikel 7, lid 2 bepaalt dat de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie in ieder geval het recht hebben op eigen verzoek gehoord te worden met betrekking tot de ontwerpen, of onderdelen hiervan, die tot hun bevoegdheid behoren.
Hiernaast zal het wellicht ook opportuun zijn geregeld een beroep te doen op experten die bevoegd zijn op een specifiek domein.
In het volgende hoofdstuk zijn de regels met betrekking tot de vergaderingen en de werking van de Raad opgenomen.
Belangrijkste regel is dat het de taak van de voorzitter is de Raad bijeen te roepen wanneer deze tot een verzoek om advies gevat is.
In normale omstandigheden heeft de Raad een termijn van één maand om een advies te verlenen. De Minister kan deze termijn op verzoek van de Raad verlengen, bijvoorbeeld indien de materie dermate ingewikkeld of omvangrijk is dat de Raad meer dan de normale beschikbare termijn nodig heeft om een gedegen advies uit te brengen. In hoogdringende gevallen, wanneer een snel optreden vereist is, kan de Minister deze termijn ook inperken.
Indien er geen advies werd uitgebracht binnen de voorziene termijn, wordt de Raad geacht af te zien van zijn adviesrecht. Dit is zo ongeacht de reden waarom deze termijn niet werd gehaald.
Belangrijk is ook de vorm van het advies. Teneinde de Minister met de grootst mogelijke nuancering in te lichten over de standpunten van de burgemeesters, zal een advies dat niet bij consensus werd uitgebracht, ook de afwijkende standpunt(en) bevatten.
Artikel 8 voorziet in de functie van een secretaris. Teneinde administratieve continuïteit te bewaren binnen de Raad die om de drie jaar van samenstelling verandert, zal de Minister een ambtenaar van zijn departement als secretaris aanstellen.
Hoofdstuk III bevat tenslotte een aantal diverse bepalingen.
We hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige En zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN
ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 15 februari 2000 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot vaststelling van de samenstelling van de adviesraad van burgeméesters en van de nadere regels voor de aanwijzing van zijn laden en van zijn werking", heeft op 15 maart 2000 het volgende advies gegeven : Algemene opmerking De regels voor de samenstelling van de Adviesraad van burgemeesters en die voor de werkwijze van die adviesraad moeten zorgvuldig uit elkaar worden gehouden.
Alleen burgemeesters mogen immers in die raad zitting hebben en de bij de wet vereiste adviezen uitbrengen. Degenen die vergaderingen mogen bijwonen, als secretaris, als deskundige of om toelichtingen te geven die noodzakelijk zijn om de ter fine van advies voorgelegde ontwerpen te kunnen begrijpen, maken geen deel uit van de Adviesraad. Bijgevolg horen de bepalingen betreffende de aanwezigheid van die personen niet thuis in het hoofdstuk "Samenstelling van de raad" en zeker niet in de bepaling betreffende het aantal leden van de raad, omdat anders de indruk wordt gewekt dat zij lid zijn van de raad of aan de beraadslagingen ervan deelnemen.
De indeling van het ontwerp-besluit moet dus worden herzien. De bepalingen onder artikel 2, § 1, tweede en derde lid, en § 2, en onder artikel 3 moeten onder een hoofdstuk "Werkwijze van de raad" komen.
De hoofdstukken I en II kunnen bijgevolg worden samengevoegd tot één hoofdstuk, met als opschrift : "Samenstelling van de raad".
Voorts bevat artikel 11 ook een bepaling betreffende de werkwijze.
Bijgevolg moet het onder het hoofdstuk "Werkwijze van de raad" komen.
Bijzondere opmerkingen Onderzoek van het ontwerp Opschrift Het opschrift is onnodig lang. Het is beter te schrijven : « Koninklijk besluit betreffende de Adviesraad van burgemeesters. » .
Dispositief Artikel 1 1. Dit artikel is overbodig.In plaats van "de raad' te omschrijven als de "Adviesraad van burgemeesters", is het voldoende de eerste keer dat de raad in het ontwerp wordt vermeld zijn volledige benaming te gebruiken en meteen daarop de woorden "hierna te noemen 'de raad'" te laten volgen. Bovendien spreekt het vanzelf dat het gaat om de raad ''bedoeld in artikel 8 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus", aangezien het ontworpen besluit tot doel heeft die bepaling ten uitvoer te leggen. 2. Tot slot, in plaats van "de Minister" te omschrijven als "de Minister van Binnenlandse Zaken", is het zaak om de eerste maal dat die minister in het ontwerp wordt vermeld, naar hem te verwijzen met de woorden "de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken", meteen daarna te schrijven "hierna te noemen 'de Minister'" en die benaming op de juiste plaatsen in het ontwerp te gebruiken.In artikel 2, § 2, en in artikel 14 is het evenwel beter de volledige benaming "minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken" te bezigen, in het eerste geval omdat die minister samen met een andere minister wordt genoemd en in het tweede geval omdat het gaat om een uitvoeringsbepaling en omdat daarin zo duidelijk mogelijk moet worden bepaald welke minister met de uitvoering van het besluit belast is.
Hoofdstuk I. - Samenstelling van de raad Artikel 2, § 1, eerste lid (dat artikel 1 wordt) Onder deze bepaling moet de inhoud van artikel 4, eerste en tweede lid, komen.
Artikel 1 zou dus als volgt kunnen worden gesteld «
Artikel 1.§ 1. De raad bestaat uit zestien burgemeesters die worden aangesteld volgens de wijze van uitkiezen bepaald in de paragrafen 2 tot 4. § 2. Acht burgemeesters komen uit gemeenten van het Vlaams Gewest, van wie twee uit een politiezone met minder dan vijftigduizend inwoners, drie uit een politiezone met vijftig- tot honderdduizend inwoners en drie uit een politiezone met meer dan honderdduizend inwoners.
Zes burgemeesters komen uit gemeenten van het Waals Gewest, van wie drie uit een politiezone met minder dan vijftigduizend inwoners, twee uit een politiezone met vijftig- tot honderdduizend inwoners en één uit een politiezone met meer dan honderdduizend inwoners.
Twee burgemeesters komen uit gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. § 3. De raad telt op zijn minst één burgemeester uit elke provincie.
Van de burgemeesters uit het Waals Gewest komt er één uit een gemeente van het Duitse taalgebied. § 4. Ten minste vier burgemeesters komen uit een gemeente die samen met andere gemeenten een politiezone vormt en ten minste vier burgemeesters komen uit een gemeente die op zichzelf een politiezone vormt.
Per politiezone kan slechts één burgemeester worden aangesteld.
Bovendien moet voor de toepassing van paragraaf 2 het inwonertal waarnaar wordt verwezen, worden gepreciseerd.
Artikel 5 (dat artikel 2 wordt) 1. De woorden "tevens" en "eveneens" in de eerste zin van dit artikel moeten vervallen. 2. In de Franse versie moet op het einde worden geschreven : "... pour la durée du mandat qui reste à courir. » .
Artikel 4, derde lid (dat artikel 3 wordt) Deze bepaling zou als volgt kunnen worden gesteld « De laden en hun plaatsvervangers worden aangesteld nadat in het Belgisch Staatsblad een oproep tot de gegadigden is bekendgemaakt, met vermelding van de termijn waarbinnen de kandidaturen moeten worden ingediend. ».
Artikel 6 (dat artikel 4 wordt) Overeenkomstig het besluit van de Ministerraad en de opmerking in de akkoordbevinding van de Minister van Begroting moet dit artikel worden aangevuld met een bepaling waarin staat dat de voorzitter en de ondervoorzitter tot een verschillende taalrol behoren.
Hoofdstuk III - Werkwijze van de Raad (dat hoofdstuk II wordt) Artikel 7 (dat artikel 5 wordt) 1. In het eerste lid schrijve men : "... wanneer de Minister hem om advies heeft verzocht". 2. In het tweede lid, eerste zin, schrijve men "geschiedt schriftelijk en bevat een agenda" in plaats van "gebeurt schriftelijk en vermeldt de agenda".In de Franse tekst schrijve men in de tweede zin "y sont annexés" in plaats van "sont annexés à la convocation". 3. In het derde lid schrijve men "dringende noodzaak'' in plaats van "hoogdringendheid". Artikel 8 (dat artikel 6 wordt) 1. Men schrijve "vergadert alleen rechtsgeldig" in plaats van "kan slechts rechtsgeldig vergaderen".2. Het is beter "leden" in plaats van "burgemeesters" te schrijven, zoals in de overige artikelen van het ontwerp waarin sprake is van de personen waaruit de raad bestaat (bijvoorbeeld artikel 7, derde lid). Artikel 7 (nieuw) Onder die bepaling komen de regels vervat in artikel 2, § 1, tweede en derde lid, en § 2.
Die regels zouden als volgt eenvoudiger kunnen worden gesteld : «
Art. 7.Om een advies in te winnen kan de raad deskundigen uitnodigen, een ambtenaar van de Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie aangewezen door de leidend ambtenaar van die directie en een vertegenwoordiger van de Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten.
De ministers onderscheidenlijk bevoegd voor Binnenlandse Zaken en Justitie of hun vertegenwoordiger kunnen op de vergaderingen van de raad ook in consult worden geroepen, hetzij op verzoek van de raad, hetzij op eigen initiatief, om ieder wat hem betreft de projecten waarover advies gevraagd wordt, voor te stellen. ».
Artikel 8 (nieuw) Onder deze bepaling moet de inhoud van het huidige artikel 3 over het secretariaat van de Raad komen.
In plaats van "duidt... aan" schrijve men "stelt... aan".
Artikel 9 (dat artikel 8 wordt) 1. In de eerste zin van het eerste lid zijn de woorden "hiertoe door de Minister" in het licht van artikel 7, eerste lid, overbodig.Voorts schrijve men "om advies is verzocht" in plaats van "gevat werd". 2. Het tweede lid zou aldus gesteld moeten worden : « In geval van dringende noodzaak kan de Minister deze termijn inkorten;deze mag echter niet korter zijn dan tien dagen vanaf het ogenblik dat de voorzitter... het verzoek om advies heeft ontvangen. » . 3. Voorgesteld wordt het derde lid als volgt te stellen « Wordt geen advies verstrekt binnen de gestelde termijn, dan wordt eraan voorbijgegaan.».
Artikel 10 (dat artikel 9 wordt) Deze bepaling zou beter als volgt worden gesteld «
Art. 9.Over adviezen die niet bij consensus kunnen worden aangenomen, wordt gestemd.
In dat geval worden de uitslag van de stemming alsook eventuele minderheidsstandpunten vermeld.
Als geen enkel voorstel de meerderheid van de stemmen behaalt, bestaat het advies uit de diverse geuite meningen. ».
Artikel 11 (dat artikel 10 wordt) Er moet worden bepaald dat de Minister zijn goedkeuring hecht aan het huishoudelijk reglement dat hem ter kennisgeving wordt bezorgd.
Artikel 12 (dat artikel 11 wordt) 1. Regels behoren in de onvoltooid tegenwoordige tijd te worden gesteld.Het is dus beter in de Franse versie "sont remboursés" te schrijven in plaats van "seront remboursés".
Daarenboven schrijve men "reiskosten" en niet "reisonkosten". 2. Bovendien is het beter in de Franse tekst ''conformément à l'article 17" te schrijven, in plaats van "selon les dispositions de l'article 17".3. Aangezien het presentiegeld geschrapt is, moet de tekst van het verslag aan de Koning worden aangepast. Slotopmerkingen Opmerking over de nummering van de hoofdstukken Voor het nummeren van hoofdstukken en afdelingen worden hoofdtelwoorden in Romeinse cijfers gebruikt. Dat geldt ook voor het Frans, behalve voor "Chapitre premier" dat voluit wordt geschreven.
Opmerkingen over de Nederlandse tekst van het ontwerp Uit een oogpunt van correct taalgebruik en wetgevingstechniek is de Nederlandse tekst van verscheidene bepalingen van het ontwerp ondermaats. Ongerekend de tekstvoorstellen die in het corpus van het advies gedaan zijn, worden hierna, onder voorbehoud van de in het advies gemaakte inhoudelijke opmerkingen, ten overvloede en bij wijze van voorbeeld enige tekstvoorstellen gedaan : Aanhef In het derde lid schrijve men overeenkomstig de voorschriften van de Wetgevingstechniek : « Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 31 januari 2000; » In het voordrachtformulier schrijve men : « Op de voordracht van... en op het advies van... ».
Dispositief Artikel 5 Men schrijve : "met inachtneming van" in plaats van "met inachtname van", "gewoon lid" in plaats van "effectief lid", "eindigt" in plaats van "beëindigd wordt".
Artikel 6 Men schrijve : "Op voordracht van de raad aangewezen... ».
De kamer was samengesteld uit : de heren : Y. Kreins, staatsraad, kamervoorzitter;
P. Lienardy, P. Quertainmont, staatsraden;
J.-M. Favresse, assessor van de afdeling wetgeving;
Mevr. B. Vigneron, toegevoegd griffier.
Het verslag werd uitgebracht door de heer L. Detroux, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer C. Amelynck, referendaris.
De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Liernardy.
De griffier, De voorzitter, A. Vigneron. Y. Kreins.
6 APRIL 2000. - Koninklijk besluit betreffende de Adviesraad van burgemeesters ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op artikel 8;
Gelet op het advies van de inspecteur-generaal van Financiën van 16 december 1999;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 31 januari 2000;
Gelet op het besluit van de Ministerraad van 14 januari 2000, over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 15 maart 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Samenstelling van de raad
Artikel 1.§ 1 : De Adviesraad van burgemeesters, hierna "de Raad" genoemd, is samengesteld uit 16 burgemeesters, aangewezen volgens de in paragrafen 2 tot 4 opgenomen verdelingsregels; § 2. Acht burgemeesters komen uit gemeenten van het Vlaamse Gewest, van wie twee uit een politiezone met minder dan 50 000 inwoners, drie uit een politiezone met 50 000 tot 100 000 inwoners en drie uit een politiezone met meer dan 100 000 inwoners.
Zes burgemeesters komen uit gemeenten van het Waalse Gewest, van wie drie uit een politiezone met minder dan 50 000 inwoners, twee uit een politiezone met 50 000 tot 100 000 inwoners en één uit een politiezone met meer dan 100 000 inwoners.
Twee burgemeesters komen uit gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Het aantal inwoners per zone wordt berekend op basis van het meest recente besluit van de Minister tot vaststelling van de bevolkingscijfers per gemeente. § 3. De Raad telt op zijn minst één burgemeester uit elke provincie.
Van de burgemeesters uit het Waalse Gewest komt er één uit het Duitse taalgebied. § 4. Ten minste vier burgemeesters komen uit een gemeente die deel uitmaakt van een meergemeentezone, ten minste vier burgemeesters uit een gemeente die een ééngemeentezone vormt.
Per politiezone kan slechts één burgemeester aangesteld worden.
Art. 2.Voor elk lid wordt een plaatsvervangend lid aangewezen, met inachtneming van de in artikel 1 opgenomen verdelingsregels. Het plaatsvervangend lid vervangt het gewoon lid, van wie het mandaat vroegtijdig eindigt, gedurende de verdere looptijd van dit mandaat.
Art. 3.De leden en hun plaatsvervanger worden aangesteld nadat in het Belgisch Staatsblad een oproep tot de gegadigden is bekendgemaakt, met vermelding van de termijn waarbinnen de kandidaturen moeten worden ingediend.
Art. 4.Op voorstel van de Raad worden een voorzitter en een ondervoorzitter aangeduid door middel van een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit.
De voorzitter en de ondervoorzitter behoren tot een verschillende taalrol. HOOFDSTUK II. - Werkwijze van de raad
Art. 5.De voorzitter roept de Raad bijeen wanneer de Minister hem om advies heeft verzocht.
De oproeping geschiedt schriftelijk en bevat de agenda. Voor elk agendapunt worden de stukken die erop betrekking hebben samen met de oproeping verzonden.
De oproeping wordt de leden minimaal zeven dagen voor de vergadering toegezonden. In geval van dringende noodzaak, zoals bedoeld in artikel 9, lid 2, kan deze termijn tot minimaal twee dagen verkort worden.
Art. 6.De Raad vergadert alleen rechtsgeldig indien minstens acht leden aanwezig zijn.
Art. 7.Om de Raad van advies te dienen, kan de Raad deskundigen uitnodigen, evenals een ambtenaar van de Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie aangewezen door de leidend ambtenaar van die directie en een vertegenwoordiger van de Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten.
Ook de ministers onderscheidenlijk bevoegd voor Binnenlandse Zaken en Justitie of hun vertegenwoordiger kunnen als raadgever deelnemen aan de vergaderingen van de Raad, hetzij op verzoek van deze, hetzij op eigen initiatief, om ieder wat hem betreft de projecten waarover advies gevraagd wordt, voor te stellen.
Art. 8.De Minister stelt een ambtenaar van zijn departement aan als secretaris van de Raad.
Art. 9.De Raad verstrekt advies binnen een termijn van één maand nadat de voorzitter van de Raad door de Minister om advies is verzocht. Op gemotiveerd verzoek van de Raad kan de Minister deze termijn met maximaal één maand verlengen.
In geval van dringende noodzaak kan de Minister deze termijn inperken; deze mag echter niet korter zijn dan 10 dagen vanaf het ogenblik dat de voorzitter van de Raad het verzoek om advies heeft ontvangen.
Wordt geen advies verstrekt binnen de gestelde termijn, dan wordt eraan voorbijgegaan.
Art. 10.Over adviezen die niet bij consensus kunnen worden aangenomen, wordt gestemd.
In dat geval worden de uitslag van de stemming alsook eventuele minderheidsstandpunten vermeld.
Als geen enkel voorstel de meerderheid van de stemmen behaalt, bestaat het advies uit de diverse geuite meningen.
Art. 11.De Raad stelt een huishoudelijk reglement op. Hij bezorgt dit reglement, evenals de wijzigingen eraan, voor akkoord aan de Minister. HOOFDSTUK III. - Diverse bepalingen
Art. 12.De reiskosten van de leden van de Raad worden vergoed overeenkomstig artikel 17 van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten.
Art. 13.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 14.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 6 april 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN