gepubliceerd op 02 oktober 2001
Koninklijk besluit : a) betreffende de arbeidsduur van sommige werklieden die onder het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren ressorteren, b) waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 van het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren
5 SEPTEMBER 2001. - Koninklijk besluit : a) betreffende de arbeidsduur van sommige werklieden die onder het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren ressorteren, b) waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 van het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de arbeidswet van 16 maart 1971, inzonderheid op artikel 19, lid 3, 2°, en artikel 24, § 1, 2°, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 225 van 7 december 1983 en bij de wet van 22 januari 1985;
Gelet op het advies van het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de rechtszekerheid inzake arbeidsverhoudingen in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren vereist dat de nodige reglementaire bepalingen onverwijld worden genomen;
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomst en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren waarbij de algemeen verbindendverklaring wordt gevraagd van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 van hetzelfde comité betreffende de arbeidsduur;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Reglementaire bepalingen
Artikel 1.Dit hoofdstuk is van toepassing op de werkgevers en de werklieden tewerkgesteld aan werken van vervoer, laden en lossen, die onder het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren ressorteren, met uitsluiting van de slagerijen, spekslagerijen en penserijen.
Art. 2.Worden voor de vaststelling van de arbeidsduur niet als tijd beschouwd gedurende welke de werkman ter beschikking is van de werkgever, de rusttijden, die door de arbeiders, tewerkgesteld aan werken van vervoer, genomen worden, inzonderheid met het oog op de verkeersveiligheid.
Deze rusttijden, die niet beschouwd worden als tijd gedurende welke de arbeider ter beschikking is van de werkgever, mogen evenwel in geen geval 15 % van de aanwezigheidstijd overschrijden.
Art. 3.De grenzen van de arbeidsduur vastgesteld bij de artikelen 19 en 20 van de arbeidswet van 16 maart 1971 of bij collectieve arbeidsovereenkomst, kunnen overschreden worden op voorwaarde dat de wekelijkse arbeidsduur berekend over een periode van maximum een trimester, gemiddeld de arbeidsduur zoals vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst niet overschrijdt. HOOFDSTUK II Conventionele bepaling welke algemeen verbindend wordt verklaard
Art. 4.Wordt algemeen verbindend verklaard de in bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001 van het paritair comité voor handel in voedingswaren betreffende de arbeidsduur. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen
Art. 5.Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 2001 en treedt buiten werking op 31 maart 2003.
Art. 6.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 5 september 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX
Bijlage Paritair Comité voor de handel in voedingswaren Collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2001
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders die onder het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren ressorteren, met uitsluiting van de slagerijen, spekslagerijen en penserijen. § 2. Met arbeiders worden de mannelijke en vrouwelijke arbeiders bedoeld.
Art. 2.De werkgever is, wat de aan werken van vervoer tewerkgestelde werklieden betreft, er toe gehouden het bedongen loon voor de volledige aanwezigheidstijd te betalen.
Hij mag de rechtvaardiging vragen van de rusttijden welke onder meer met het oog op de verkeersveiligheid werden genomen door de werklieden die in vorig lid beoogde werken verrichten.
Voor de toepassing van artikel 29 van de wet van 16 maart 1971 worden de overuren berekend in verhouding tot de aanwezigheidstijd.
De bij het arbeidsreglement bepaalde rusttijden gedurende welke de werkman het voertuig niet hoeft te bewaken, worden niet als aanwezigheidstijd aangezien.
Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 april 2001 en houdt op van kracht te zijn op 31 maart 2003.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 september 2001.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969; Wet van 16 maart 1971, Belgisch Staatsblad van 30 maart 1971;
Wet van 22 januari 1985, Belgisch Staatsblad van 24 januari 1985;
Koninklijk besluit nr. 225 van 7 december 1983, Belgisch Staatsblad van 15 december 1983.