Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 maart 2008
gepubliceerd op 10 april 2008

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor het glasbedrijf, betreffende de arbeidsvoorwaarden en de verloning en de andere arbeidsmodaliteiten in de aanvullende subsector van de glasindustrie

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2008012285
pub.
10/04/2008
prom.
05/03/2008
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 MAART 2008. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor het glasbedrijf, betreffende de arbeidsvoorwaarden en de verloning en de andere arbeidsmodaliteiten in de aanvullende subsector van de glasindustrie (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het glasbedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 24 april 2007, gesloten in het Paritair Comité voor het glasbedrijf, betreffende de arbeidsvoorwaarden en de verloning en de andere arbeidsmodaliteiten in de aanvullende subsector van de glasindustrie.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 5 maart 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, J. PIETTE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het glasbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 24 april 2007 Arbeidsvoorwaarden en de verloning en de andere arbeidsmodaliteiten in de aanvullende subsector van de glasindustrie (Overeenkomst geregistreerd op 2 oktober 2007 onder het nummer 85038/CO/115) VOORWOORD De sociale gesprekspartners van het Paritair Comité voor het glasbedrijf onderschrijven volledig het Interprofessioneel akkoord 2007-2008 van 2 februari 2007.

Overeenkomstig dit Interprofessioneel akkoord, en in het bijzonder de wet van 26 juli 1996 betreffende de promotie van de arbeid en het preventieve behoud van het concurrentievermogen, wordt de verhoging van de loonkosten met 5 pct. voor de komende twee jaar als indicatieve loonnorm aanvaard in functie van de economische situatie van de onderneming of de subsector.

Deze loonnorm omvat de inflatiekost en de baremieke verhogingen.

Bijgevolg, zullen de onderhandelaars in het belang van de economische activiteit en de tewerkstelling en rekening houdend met het internationaal karakter van de sector, en in het bijzonder de economische realiteit van elke subsector of van elke onderneming, op het niveau van de subsector of van de onderneming, de discussies leiden met het oog op de onderhandeling van een overwogen en redelijke evolutie van de loonkosten.

TITEL I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen van volgende bedrijfssectoren, het door hen verrichten monteren en plaatsen inbegrepen : 1° glas voor industriële of huishoudelijke toepassingen (zoals pannen, kranen, tegels, stelen in glas en vitroceramische platen);2° buizen, staven en staafjes in glas (namelijk voor de chemische, farmaceutische en elektrotechnische nijverheden);3° verlichting en seininrichting (zoals glasballons en elektrische buizen, lichtreclames);4° glasvezels, glaswol en cellulair glas;5° voorwerpen in glas voor elk technisch, wetenschappelijk en industrieel gebruik (zoals leidingen, microkogels en -parels);6° verwerkt en/of bewerkt holglas, zoals glasballons, flacons, kolven en laboratoriumtoestellen (laboratoriumglas), isolerende flessen;7° ver- en bewerking van borosilicaat en ceramisch vlakglas, glasblazen (voor wetenschappelijke en industriële apparaten);8° optiekglas, alsmede het slijpen en het versieren van deze glazen (glazen voor brillenfabricage). Deze ondernemingen behoren tot de aanvullende bedrijfssector glas voor zover één van de voormelde activiteiten in hoofdzaak wordt uitgeoefend en niet als bijkomstige activiteit van een andere sector van de glasindustrie.

Onder "arbeiders" verstaat men : zowel arbeiders als arbeidsters.

TITEL II. - Arbeidsvoorwaarden HOOFDSTUK I. - Wekelijkse arbeidsduur

Art. 2.Gemiddelde duur De conventionele wekelijkse arbeidsduur bedraagt maximum 37 uur en 50 minuten volgens de toepassingsmodaliteiten die paritair op ondernemingsvlak en rekening houdend met de imperatieven van de arbeidsorganisatie en de productie en met het oog op het behoud van de werkgelegenheid, werden afgesproken.

Bovendien, gebeurt de overgang van 38 uur naar 37 uur en 50 minuten in de vorm van een dag inhaalrust.

Art. 3.Anciënniteitsverlof Na 25 jaar dienst in de onderneming wordt er echter aan de arbeiders een eerste verlofdag toegekend.

De dag wordt toegekend zodra de anciënniteit is bereikt.

De verlofdag wordt vastgesteld in overleg met de werkgever, rekening houdend met de arbeidsorganisatie.

Deze verlofdag is niet cumuleerbaar met een anciënniteitsdag toegekend door een vóór 31 maart 2006 afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak.

Deze verlofdag geldt niet wanneer op 31 maart 2006 gelijkaardige of voordeligere voorwaarden van kracht zijn in de vorm van een dag en/of anciënniteitspremie via een ondernemings-collectieve arbeidsovereenkomst. In dit geval, blijven enkel de voorwaarden voorzien in de ondernemings-collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing. HOOFDSTUK II. - Functieclassificatie

Art. 4.Behalve bijzondere bepalingen gesloten op het vlak van de onderneming, worden de functies van de in artikel 1 bedoelde arbeiders ingedeeld in zeven categorieën volgens de hierna vermelde algemene criteria : Categorie 1 : Functie die geen enkele beroepsopleiding vergt of waarvoor enkel een opleiding van zeer korte duur noodzakelijk is om de eenvoudige taken waaruit zij in hoofdzaak bestaat te kunnen uitvoeren.

Categorie 2 : Functie die geen enkele beroepsopleiding vergt, maar waarvoor een in de onderneming verstrekte bijzondere opleiding noodzakelijk zijn.

Categorie 3 : Functie die geen enkele beroepsopleiding vergt, enkel maar een opleiding van enkele dagen in de onderneming.

Categorie 4 : Functie die een beroepsopleiding van langere duur vergt (van drie tot zes maanden).

Categorie 5 : Veelzijdige functie betreffende meerdere uiteenlopende taken in eenzelfde afdeling of in verschillende afdelingen.

Categorie 6A en 6B : Geschoolde arbeiders. HOOFDSTUK III. - Minimum uurlonen

Art. 5.De minimumuurlonen van de arbeiders die een in artikel 4 bepaalde functie uitoefenen worden per 1 januari 2007 als volgt vastgesteld in een wekelijkse arbeidsregeling van 37 uur 50 minuten.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De bovenvermelde bedragen moeten worden gesteld tegenover het spilindexcijfer 103,96 (basis 2004 = 100). HOOFDSTUK IV. - Ploegenpremies

Art. 6.Wanneer het werk in ploegen wordt uitgevoerd, worden aan de arbeiders, zonder onderscheid van leeftijd, de volgende premies toegekend, voor een arbeidsregeling van 37 uur en 50 minuten : - tweeploegenstelsel : a) ochtendploeg : 0,6689 EUR/uur b) namiddagploeg : 0,7805 EUR/uur - drieploegenstelsel : a) ochtendploeg : 0,6689 EUR/uur b) namiddagploeg : 0,7805 EUR/uur c) nachtploeg : 1,2183 EUR/uur De bovenvermelde bedragen moeten worden gesteld tegenover het spilindexcijfer 103,96 (basis 2004 = 100) HOOFDSTUK V.- Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen

Art. 7.De minimum uurlonen vastgesteld bij artikel 5, de minimum uurlonen vastgesteld bij artikel 6 evenals de effectief betaalde lonen zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen dat maandelijks vastgesteld wordt door de Federale Overheidsdienst Economie en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 september 1998, gesloten in de schoot van het Paritair Comité voor het glasbedrijf, betreffende de koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, geregistreerd onder het nummer 72208 en zoals gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 februari 2006. HOOFDSTUK VI. - Aanvullend extra wettelijk vakantiegeld

Art. 8.De arbeiders die volledige prestaties hebben verricht van 1 november 2006 tot 31 oktober 2007 en van 1 november 2007 tot 31 oktober 2008 hebben voor elke referteperiode recht op aanvullend extrawettelijk vakantiegeld dat overeenstemt met het loon voor minimum 165 uren arbeid, in een wekelijkse arbeidsduur van 37 uur en 50 minuten.

De arbeiders die onvolledige arbeidsprestaties hebben verricht, hebben recht op extra wettelijk vakantiegeld dat prorata temporis wordt berekend onder de volgende voorwaarden, wanneer zij, hetzij : - in dienst zijn getreden in de loop van het dienstjaar; - ontslagen werden in de loop van het dienstjaar, behalve om dringende redenen; - gepensioneerd of bruggepensioneerd werden in de loop van het dienstjaar; - hun ontslag hebben ingediend of hun contract hebben beëindigd met wederzijdse toestemming in de loop van het dienstjaar.

De toekenningsvoorwaarden worden op het niveau van de onderneming uitgewerkt.

TITEL III. - Bestaanszekerheid - Gedeeltelijke werkloosheid

Art. 9.Worden beschouwd als zijnde gedeeltelijk werkloos, de arbeiders van wie de uitvoering van de arbeidsovereenkomst niet is geschorst.

Art. 10.Wanneer de gedeeltelijke werkloosheid te wijten is aan economische en/of technische redenen, met uitzondering van werkloosheid wegens stakingen in de onderneming of in andere ondernemingen, ontvangen de in artikel 12 bedoelde arbeiders, een aanvullende dagvergoeding van minimum 7,8002 EUR per dag werkloosheid (stelsel 5 dagen/week), zonder beperking van het aantal dagen werkloosheid tijdens het jaar.

De aanvullende vergoeding moet worden gesteld tegenover spilindexcijfer 104,14 (basis 2004 = 100).

Art. 11.Deze uitkering schommelt volgens het koppelingssysteem vastgesteld voor de evolutie van de drempels van het algemeen stelsel van de sociale zekerheid door de wet van 2 augustus 1971, gepubliceerd in het Staatsblad van 20 augustus 1971.

TITEL IV. - Vrijwillige halftijdse tewerkstelling

Art. 12.Om tewerkstellingsperspectieven te openen, verbinden de werkgevers er zich toe om het voluntariaat voor halftijds werk in hun ondernemingen aan te moedigen.

Elke tewerkgestelde arbeider heeft het recht om op ondernemingsvlak over te schakelen naar een halftijdse arbeidsregeling, op basis van een jaarlijks gemiddelde.

Het aantal halftijds tewerkgestelde arbeiders is echter beperkt tot 2 pct. van het totaal aantal ingeschreven arbeiders in het personeelsregister.

Elke aanwerving zal in de vorm van een "duo-baan" gebeuren, met andere woorden de werkgever zal het verzoek van een arbeider die naar een halftijdse arbeidsregeling wil overschakelen moeten aanvaarden voor zover twee arbeiders die dezelfde functie uitoefenen gezamelijk een aanvraag indienen.

De overgang naar de halftijdse arbeidsregeling moet binnen de drie maanden na het verzoek van de wijziging van de arbeidsregeling gebeuren.

De arbeidsovereenkomst van de arbeider wordt gewijzigd tenminste voor wat de arbeidsregeling betreft. Deze arbeidsregeling mag naderhand slechts gewijzigd worden mits akkoord van de werkgever.

TITEL V. - Uitzendarbeid

Art. 13.De referentie inzake arbeidsovereenkomst is deze van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Er kan beroep gedaan worden op uitzendarbeid mits wat volgt.

Het beroep doen op uitzendkrachten zal gebeuren in overleg met de vakbondsafvaardiging of met de ondernemingsraad en met inachtneming van de bestaande wetgeving en collectieve arbeidsovereenkomsten.

De duur van de arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid zal minstens één week bedragen, behalve in geval van bijzondere omstandigheden, die met de vakbondsafvaardiging moeten worden besproken.

De maximale duur moet worden besproken met de vakbondsafvaardiging met het oog op een eventuele contractuele aanwerving, indien de uitzendkracht minstens 12 maanden ononderbroken tewerkgesteld is.

TITEL VI. - Onderaanneming

Art. 14.Indien het nodig blijkt een beroep te moeten doen op onderaannemingsbedrijven, verbindt de werkgever er zich toe de vakbondsafvaardiging of de ondernemingsraad op de hoogte te brengen van de gekende en geplande onderaannemingsactiviteiten.

De informatie zal betrekking hebben op de aard van de werken, hun duur en de kwalificatie van de werknemers die deze werken zullen uitvoeren.

De werkgever verbindt er zich toe een beroep te doen op onderaannemingsbedrijven die de wettelijke bepalingen inzake personeelsbezetting, de wetten en Belgische reglementen betreffende veiligheid en gezondheid van de werknemers, naleven. De opvolging van de wettelijke bepalingen inzake veiligheid en gezondheid zal gebeuren in overleg met het comité voor preventie en bescherming op het werk.

TITEL VII. - Arbeidsorganisatie

Art. 15.Indien het nodig blijkt de werktijdorganisatie in de onderneming te wijzigen, zullen de sociale gesprekspartners ervoor zorgen dat er enerzijds de economische en anderzijds de sociale bekommernissen in opgenomen worden, zijnde : - de effecten op de werkgelegenheid (bijvoorbeeld mogelijkheden om er meer contracten van bepaalde en/of onbepaalde duur in op te nemen, om overuren te beperken); - de aanpassing van de arbeidsvoorwaarden; - de gezondheid en de veiligheid van de werknemers; - de invloed op de inkomsten van de arbeiders.

De toepassing van de nieuwe arbeidsorganisatie zal opgevolgd worden en, indien nodig, aangepast in overleg met de vakbondsafvaardiging of de ondernemingsraad.

TITEL VIII. - Werkzekerheid

Art. 16.Gedurende de looptijd van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst zal alles in het werk worden gesteld om ontslagen omwille van technische of economische redenen te vermijden. Indien een werkgever ondanks alles van plan is te ontslagen, zal hij daarover voorafgaand overleg plegen met de werknemersvertegenwoordigers. Samen zullen zij onderzoeken hoe de voorgestelde ontslagen kunnen vermeden of beperkt worden, zonder dat enige maatregel op voorhand wordt uitgesloten.

TITEL IX. - Sociaal overleg

Art. 17.In geval van sociale conflicten, bevestigen de werkgevers en de arbeiders hun vaste intentie om de aangepaste conventionele bemiddelingsprocedures te volgen, met inbegrip van het beroep doen op de voorzitter van het paritair comité in zijn hoedanigheid van sociaal bemiddelaar.

TITEL X. - Sociale vrede

Art. 18.Tot 31 december 2008, verbinden de ondertekenende vakbonden van de huidige overeenkomst en hun leden zich ertoe geen enkele algemene en collectieve eis meer aan de werknemers bedoeld in artikel 1 te stellen, ten gunste van de arbeiders buiten de uitvoeringsmaatregelen van de huidige overeenkomst.

De ondertekenende partijen van de huidige overeenkomst gaan echter akkoord om onderhandelingen te starten op ondernemingsvlak.

Indien de sociale vrede niet nageleefd wordt, indien de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1987, gesloten in de schoot van het Paritair Comité voor het glasbedrijf, betreffende de sociale vrede en prestaties van openbaar nut in vredestijd, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 22 september 1987, niet nageleefd wordt door de vakbondsorganisaties, zullen de sancties voorzien in artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1987 toegepast worden.

TITEL XI. - Geldigheid

Art. 19.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt van kracht op 1 januari 2007 en verliest haar uitwerking op 31 december 2008.

Zij wordt te goeder trouw gesloten en de ondertekenende partijen verbinden er zich toe om ze te doen naleven bij hun lastgevers, zowel naar de letter als naar de geest.

Art. 20.Deze collectieve arbeidsovereenkomst zal worden neergelegd ter Griffie van de Algemene Directie Collectieve arbeidsbetrekkingen en een aanvraag tot algemene verbindend verklaring bij koninklijk besluit zal worden gevraagd.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 maart 2008.

De Minister van Werk, J. PIETTE

^