Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 maart 2006
gepubliceerd op 10 maart 2006

Koninklijk besluit betreffende de juiste voorstelling van beleggingsaanbevelingen en de bekendmaking van belangenconflicten

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2006003180
pub.
10/03/2006
prom.
05/03/2006
ELI
eli/besluit/2006/03/05/2006003180/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 MAART 2006. - Koninklijk besluit betreffende de juiste voorstelling van beleggingsaanbevelingen en de bekendmaking van belangenconflicten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat wij de eer hebben aan de ondertekening van Uwe Majesteit voor te leggen heeft tot doel uitvoering te geven aan wetsbepalingen inzake marktmisbruik en aldus de Europese richtlijnen ter zake verder om te zetten. Het gaat meer bepaald om richtlijn 2003/125/EG van de Commissie van 22 december 2003 tot uitvoering van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de juiste voorstelling van beleggingsaanbevelingen en de bekendmaking van belangenconflicten betreft (hierna : « richtlijn 2003/125/EG »).

Dit besluit bevat de nadere regels die gelden voor beleggingsaanbevelingen. Deze regels worden vastgesteld op basis van artikel 25bis, § 3, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, zoals gewijzigd bij Koninklijk besluit van 24 augustus 2005 tot wijziging, wat de bepalingen inzake marktmisbruik betreft, van voormelde wet van 2 augustus 2002 (hierna : « wet »).

Toelichting bij de artikelen Artikel 1 De algemene bepaling van artikel 1, § 1, verwijst naar de richtlijn waarvan met dit besluit bepalingen worden omgezet.

In § 2 wordt de werkingssfeer van dit besluit gepreciseerd.

Overeenkomstig artikel 25bis, § 3, van de wet zijn de verplichtingen inzake beleggingsaanbevelingen van toepassing op de in artikel 2, 25°, van de wet bedoelde personen die in België gevestigd of werkzaam zijn en aanbevelingen uitbrengen of verspreiden over een financieel instrument zoals bedoeld in artikel 25, § 3, van de wet, of over de emittent van dat financieel instrument. In voorliggend besluit wordt er vanuit gegaan dat voor het uitbrengen van aanbevelingen in principe andere normen gelden dan voor het verspreiden van door derden uitgebrachte aanbevelingen, behalve in het geval van verspreiders van door derden uitgebrachte aanbevelingen die de in de aanbeveling bepleite strategie hebben omgekeerd (artikel 8, lid 1, van richtlijn 2003/125/EG). Om verwarring over dit onderscheid te vermijden werd het begrip « betrokken persoon » niet overgenomen bij de omzetting van de richtlijn. De omschrijving van dit begrip in richtlijn 2003/125/EG verwijst immers zowel naar het uitbrengen van aanbevelingen, als naar het verspreiden ervan, waarbij deze definitie zowel gebruikt wordt in het hoofdstuk van de richtlijn over het uitbrengen van aanbevelingen, als in dat over de verspreiding van door derden uitgebrachte aanbevelingen.

Wat de toepassing op beleggingsondernemingen betreft, kan worden opgemerkt dat, in het kader van de omzetting van richtlijn 2004/39/EG betreffende markten voor financiële instrumenten, vennootschappen voor beleggingsadvies als beleggingsonderneming zullen worden ingedeeld en dus onderworpen zullen zijn aan de bepalingen van dit besluit.

Artikel 2 Artikel 2 zet artikel 2, leden 1 en 2, van richtlijn 2003/125/EG om.

Het bepaalt dat in aanbevelingen duidelijk en opvallend moet worden vermeld wie verantwoordelijk is voor het uitbrengen van een aanbeveling, alsook welke de naam en functie zijn van de natuurlijke persoon die de aanbeveling heeft geschreven. Deze verplichting rust op natuurlijke of rechtspersonen die in het kader van hun beroeps- of bedrijfsuitoefening aanbevelingen uitbrengen. Naast bijvoorbeeld de evidente categorie van financiële analisten, al dan niet in loondienst van financiële instellingen, kan hierbij worden gedacht aan gespecialiseerde journalisten die zelf, al dan niet regelmatig, aanbevelingen uitbrengen. Voor de juiste inschatting van de werkingssfeer van deze verplichting moet tevens rekening worden gehouden met de algemene definitie van « aanbeveling » (artikel 2, 24°, van de wet), die ruimer is opgevat voor professionele actoren van het effectenbedrijf (artikel 2, 25°, punt a, van de wet), waar zij ook middellijke of indirecte aanbevelingen en aanbevelingen ten aanzien van emittenten beoogt. Voor personen die niet tot deze categorie behoren (artikel 2, 25°, punt b, van de wet), worden enkel rechtstreekse aanbevelingen en enkel aanbevelingen ten aanzien van financiële instrumenten beoogd.

Het artikel maakt een onderscheid tussen de identiteit van de persoon die verantwoordelijk is voor de publicatie van aanbevelingen en de natuurlijke persoon die de aanbeveling effectief heeft opgesteld, bijvoorbeeld het geval van een analist die aanbevelingen opstelt die worden gepubliceerd door de financiële instelling waarvoor hij werkt.

In andere gevallen bestaat dit onderscheid niet, bijvoorbeeld een onafhankelijke analist die zelf instaat voor de publicatie van zijn beleggingsaanbevelingen.

Indien de aanbeveling wordt uitgebracht door een kredietinstelling of een beleggingsonderneming, moet, in voorkomend geval, bijkomend worden vermeld welke de bevoegde toezichthouder is.

Artikel 3 De bij artikelen 3 en 4 opgelegde verplichtingen hebben tot doel bij te dragen tot de correcte inschatting van aanbevelingen door het publiek. Artikel 3, dat de omzetting van artikel 3, leden 1 en 3, van richtlijn 2003/125/EG vormt, is van toepassing op natuurlijke of rechtspersonen die in het kader van hun beroeps- respectievelijk bedrijfsuitoefening aanbevelingen uitbrengen.

Artikel 3, § 2, vereist dat de redelijkheid van aanbevelingen kan worden aangetoond.

Artikel 4 Artikel 4 zet artikel 4, lid 1, van richtlijn 2003/125/EG om. Het bevat verplichtingen die, bovenop de verplichtingen van artikel 3, moeten worden nageleefd door professionele actoren uit het effectenbedrijf die aanbevelingen uitbrengen. Gelet op hun beroepsmilieu of bedrijfsactiviteit, worden hun aanbevelingen doorgaans ruimer opgevolgd en zijn strengere vereisten dan ook verantwoord.

In artikel 4, 4°, is het begrip « publicatiebeleid » gebruikt, in plaats van het begrip uit de richtlijn (« dekkingsbeleid »), omdat het duidelijker weergeeft wat wordt bedoeld, namelijk de het geheel van beslissingen over de publicatie van aanbevelingen, zoals bijvoorbeeld de selectie van de financiële instrumenten die worden opgevolgd of de frequentie van actualisering.

Artikel 5 Artikel 5, dat artikel 5, leden 1 en 2, van richtlijn 2003/125/EG omzet, verplicht de natuurlijke of rechtspersonen die in het kader van hun beroeps- of bedrijfsuitoefening aanbevelingen uitbrengen, hun financiële belangen en belangenconflicten bekend te maken. In geval van rechtspersonen is transparantie vereist zowel op het niveau van de rechtspersoon zelf en van ermee gelieerde rechtspersonen, als op het niveau van de natuurlijke of rechtspersoon die bij het opstellen van de aanbeveling betrokken was.

Artikel 6 Artikel 6 zet artikel 6, leden 1 tot 4, van richtlijn 2003/125/EG om.

De eerste paragraaf van het artikel bevat vereisten inzake transparantie van belangen en belangenconflicten die specifiek gelden voor professionele actoren uit het effectenbedrijf. In de overige paragrafen worden daarenboven bijkomende verplichtingen ingevoerd voor beleggingsondernemingen en kredietinstellingen.

Artikel 7 Artikel 7 en volgende omschrijven de regels voor de verspreiding van door derden uitgebrachte aanbevelingen. Artikel 7 vormt de omzetting van artikel 7 van richtlijn 2003/125/EG. Het verplicht natuurlijke of rechtspersonen die in het kader van hun beroeps- of bedrijfsuitoefening en uit eigen initiatief aanbevelingen van derden verspreiden, om hun identiteit bekend te maken.

Artikel 8 Artikel 8, dat artikel 8 van richtlijn 2003/125/EG omzet, bepaalt de verplichtingen bij de verspreiding van ingrijpend gewijzigde aanbevelingen of samenvattingen van aanbevelingen.

In artikel 8 van richtlijn 2003/125/EG is sprake van een formele, schriftelijk vastgelegde gedragslijn, welke rechtspersonen die zelf of via natuurlijke personen ingrijpend gewijzigde aanbevelingen verspreiden, dienen te volgen zodat de personen voor wie de informatie bestemd is, worden doorverwezen naar een plaats waar zij toegang kunnen krijgen tot de identiteit van de uitbrenger van de aanbeveling, de aanbeveling zelf en de bekendmaking van de belangen of belangenconflicten van de uitbrenger, mits deze gegevens openbaar gemaakt zijn. Het lijkt evenwel aangewezen om de tussenstap van een « formele gedragslijn » weg te laten en de betrokken verplichting direct op te leggen, zoals overigens het geval is voor alle andere verplichtingen die dit besluit bevat. Aldus hoeft de werkingssfeer van deze verplichting niet te worden beperkt tot rechtspersonen, wat consistent is met de algemene werkingssfeer van de verplichting om te verwijzen naar het brondocument en de bijhorende informatie wanneer een samenvatting van andermans aanbeveling wordt verspreid.

Artikel 9 Artikel 9 vormt de omzetting van artikel 9 van richtlijn 2003/125/EG en bevat bijkomende verplichtingen voor beleggingsondernemingen en kredietinstellingen.

Artikel 10 Op grond van artikel 25bis, § 3, tweede alinea, van de wet kan de Koning, op advies van de CBFA, vrijstelling van de toepassing van dit besluit verlenen aan beroepsgroepen die onderworpen zijn aan zelfregulering die gelijkwaardige verplichtingen bevat als dit besluit. Deze bepaling is gebaseerd op artikel 1, punt 7, van richtlijn 2003/125/EG. In voorliggend besluit wordt dergelijke vrijstelling verleend aan journalisten, overeenkomstig de uitdrukkelijke verwijzing naar journalisten in richtlijn 2003/125/EG. In dat verband kan worden verwezen naar de definitie van « journalist » van Aanbeveling R (2000) 7 van de Raad van Europa : « iedere natuurlijke of rechtspersoon die op regelmatige of professionele basis informatie vergaart en verspreidt bij het publiek via de media ».

Artikel 11 Op grond van artikel 11 kan in bepaalde gevallen volstaan worden met een verwijzing naar een internetsite of een gemakkelijk toegankelijke vindplaats voor de openbaar te maken informatie, in plaats van deze informatie in de aanbeveling zelf te vermelden. De eerste paragraaf betreft niet-geschreven aanbevelingen, en is gebaseerd op artikel 2, lid 3, 3, lid 2, en 4, leden 2 en 3, van richtlijn 2003/125/EG. De tweede paragraaf betreft gevallen waarin de nakoming van de betrokken verplichtingen onevenredig zou zijn in verhouding tot de lengte van de aanbeveling, en is gebaseerd op artikel 6, lid 5, van richtlijn 2003/125/EG. Artikel 12 De bepalingen van dit besluit treden in werking twee maanden na de publicatie van het besluit in het Belgisch Staatsblad. Aldus wordt aan de personen op wie het besluit van toepassing is, de tijd gegund om zich eraan aan te passen.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS

5 MAART 2006. - Koninklijk besluit betreffende de juiste voorstelling van beleggingsaanbevelingen en de bekendmaking van belangenconflicten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, inzonderheid op artikel 25bis, § 3, ingevoegd bij koninklijk besluit van 24 augustus 2005;

Gelet op het advies van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, gegeven op 8 november 2005;

Gelet op het advies nr. 39.568/2 van de Raad van State, gegeven op 18 januari 2006, op grond van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.§ 1. Dit besluit zet bepalingen om van richtlijn 2003/125/EG van de Commissie van 22 december 2003 tot uitvoering van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de juiste voorstelling van beleggingsaanbevelingen en de bekendmaking van belangenconflicten betreft. § 2. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de in artikel 2, 25°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten bedoelde personen die in België gevestigd of werkzaam zijn en aanbevelingen uitbrengen of verspreiden over een financieel instrument zoals bedoeld in artikel 25, § 3, van de wet, of over de emittent van dat financieel instrument. § 3. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « gelieerde rechtspersonen » : de vennootschappen die een band hebben in de zin van artikel 11, 1°, van het Wetboek van Vennootschappen met de personen waarmee zij gelieerd zijn, alsook de rechtspersonen andere dan vennootschappen die een band in de zin van artikel 11, 2°, van het Wetboek van Vennootschappen hebben met de personen waarmee zij gelieerd zijn;2° « emittent » : de uitgevende instelling van een financieel instrument waarop een aanbeveling rechtstreeks of middellijk betrekking heeft. HOOFDSTUK II. - Uitbrengen van aanbevelingen Afdeling 1. - Identiteit van de uitbrenger van de aanbeveling

Art. 2.Natuurlijke of rechtspersonen die in het kader van hun beroeps- of bedrijfsuitoefening aanbevelingen uitbrengen, zien erop toe dat in hun aanbevelingen duidelijk en opvallend melding wordt gemaakt van de identiteit van de uitbrenger ervan, en met name van de naam en functie van de natuurlijke persoon die de aanbeveling heeft opgesteld, alsook van de naam van de rechtspersoon die verantwoordelijk is voor het uitbrengen ervan.

Kredietinstellingen en beleggingsondernemingen vermelden desgevallend eveneens welke hun bevoegde overheid is. Indien de uitbrenger geen kredietinstelling of beleggingsonderneming is, maar wel onderworpen is aan uit zelfregulering voortvloeiende normen of gedragscodes, wordt daarnaar verwezen. Afdeling 2. - Juiste voorstelling van aanbevelingen

Art. 3.§ 1. Natuurlijke of rechtspersonen die in het kader van hun beroeps- of bedrijfsuitoefening aanbevelingen uitbrengen, treffen redelijke maatregelen opdat : 1° feiten in een aanbeveling duidelijk kunnen worden onderscheiden van interpretaties, ramingen, adviezen en andere vormen van informatie die niet op feiten betrekking heeft;2° de voor een aanbeveling gebruikte bronnen betrouwbaar zijn of, wanneer wordt betwijfeld of een bron betrouwbaar is, dat dit duidelijk wordt vermeld;3° alle projecties, prognoses en richtkoersen in een aanbeveling duidelijk als zodanig worden omschreven en dat de belangrijke hypothesen voor het opstellen en het gebruik ervan worden vermeld. § 2. Natuurlijke of rechtspersonen die in het kader van hun beroeps- of bedrijfsuitoefening aanbevelingen uitbrengen, treffen redelijke maatregelen zodat op verzoek van de CBFA de redelijkheid van elke aanbeveling kan worden aangetoond.

Art. 4.Behoudens de in artikel 3 neergelegde verplichtingen, treffen onafhankelijke analisten, beleggingsondernemingen, kredietinstellingen, rechtspersonen die met hen gelieerd zijn, andere personen van wie de hoofdactiviteit bestaat in het uitbrengen van aanbevelingen, of in het kader van een arbeidscontract of anderszins voor hen werkzame natuurlijke personen redelijke maatregelen opdat in hun aanbevelingen : 1° alle wezenlijke inhoudelijke bronnen worden vermeld, met inbegrip van de emittent, samen met het feit of de aanbeveling aan deze emittent al dan niet is bekendgemaakt en naar aanleiding daarvan is gewijzigd voordat zij is verspreid;2° alle grondslagen of methoden voor de beoordeling van een financieel instrument of een emittent van een financieel instrument, of voor de vaststelling van een richtkoers voor een financieel instrument op adequate en beknopte wijze worden vermeld;3° de betekenis van enigerlei gedane aanbeveling, zoals kopen, verkopen of aanhouden, waarbij eventueel ook melding wordt gemaakt van de tijdshorizon van de belegging waarop de aanbeveling betrekking heeft, op afdoende wijze wordt uitgelegd en er een passende risicowaarschuwing, die onder meer een gevoeligheidsanalyse van de relevante hypothesen omvat, wordt gegeven;4° melding wordt gemaakt van de geplande frequentie van eventuele bijstellingen van de aanbeveling en van alle belangrijke wijzigingen in het eerder bekendgemaakte publicatiebeleid;5° de datum waarop de aanbeveling voor het eerst voor verspreiding werd vrijgegeven, duidelijk en opvallend wordt vermeld, alsook de datum en het tijdstip waarop elke vermelde koers van een financieel instrument betrekking heeft;6° wanneer een aanbeveling verschilt van een met betrekking tot hetzelfde financiële instrument of dezelfde emittent gedane aanbeveling die is verspreid in de loop van de periode van twaalf maanden welke onmiddellijk aan de bekendmaking van eerstgenoemde aanbeveling voorafgaat, dit verschil en de datum van de eerder gedane aanbeveling duidelijk en opvallend worden vermeld. Afdeling 3. - Bekendmaking van belangen en belangenconflicten

Art. 5.§ 1. Natuurlijke of rechtspersonen die in het kader van hun beroeps- of bedrijfsuitoefening aanbevelingen uitbrengen, maken in hun aanbevelingen alle betrekkingen en omstandigheden openbaar waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen dat zij afbreuk kunnen doen aan de objectiviteit van de aanbeveling, met name wanneer zij een wezenlijk financieel belang hebben in één of meer financiële instrumenten die het voorwerp uitmaken van de aanbeveling, of een wezenlijk belangenconflict ten aanzien van een emittent op wie de aanbeveling betrekking heeft.

In geval van door rechtspersonen uitgebrachte aanbevelingen, geldt de in het eerste lid bedoelde verplichting ook voor elke in het kader van een arbeidsovereenkomst of anderszins voor de betrokken rechtspersoon werkzame natuurlijke of rechtspersoon die bij het opstellen van de aanbeveling betrokken was. § 2. In geval van door rechtspersonen uitgebrachte aanbevelingen, omvat de overeenkomstig § 1 openbaar te maken informatie ten minste de volgende elementen : 1° enigerlei belangen of belangenconflicten van de betrokken rechtspersoon of van met hem gelieerde rechtspersonen welke toegankelijk waren of waarvan redelijkerwijze mag worden aangenomen dat zij toegankelijk waren voor de personen die bij het opstellen van de aanbeveling betrokken waren;2° enigerlei belangen of belangenconflicten van de betrokken rechtspersoon of van met hem gelieerde rechtspersonen welke bekend waren bij personen die weliswaar niet bij het opstellen van de aanbeveling betrokken waren, maar die toegang hadden of van wie redelijkerwijze mag worden aangenomen dat zij toegang hadden tot de aanbeveling voordat deze onder de cliënten of het publiek werd verspreid.

Art. 6.§ 1. Behoudens de in artikel 5 neergelegde verplichtingen, vermelden onafhankelijke analisten, beleggingsondernemingen, kredietinstellingen, rechtspersonen die met hen gelieerd zijn, of andere personen van wie de hoofdactiviteit bestaat in het uitbrengen van aanbevelingen, volgende gegevens duidelijk en opvallend in hun aanbevelingen : 1° aanzienlijke onderlinge deelnemingen tussen henzelf of een met hen gelieerde rechtspersoon enerzijds en de emittent anderzijds.Deze aanzienlijke onderlinge deelnemingen omvatten ten minste de volgende gevallen : - zijzelf of een met hen gelieerde rechtspersoon bezitten meer dan 5 % van het volledige geplaatste aandelenkapitaal van de emittent; of - de emittent bezit meer dan 5 % van het volledige geplaatste aandelenkapitaal van betrokken uitbrengers van aanbevelingen of een met hen gelieerde rechtspersoon. 2° andere wezenlijke financiële belangen van henzelf of van een met hen gelieerde rechtspersoon ten aanzien van de emittent;3° in voorkomend geval, dat zij of een met hen gelieerde rechtspersoon als market maker of liquiditeitsverschaffer in de financiële instrumenten van de emittent optreden;4° in voorkomend geval, dat zij of een met hen gelieerde rechtspersoon tijdens de voorafgaande twaalf maanden als lead manager of co-lead manager zijn opgetreden bij een openbaar gemaakte aanbieding van financiële instrumenten van de emittent;5° in voorkomend geval, dat zij of een met hen gelieerde rechtspersoon partij zijn bij enigerlei andere overeenkomst met de emittent betreffende het verrichten van zakenbankdiensten, mits dit evenwel niet leidt tot de openbaarmaking van vertrouwelijke commerciële informatie en de overeenkomst de voorafgaande twaalf maanden van kracht was of tijdens dezelfde periode aanleiding heeft gegeven tot de betaling van een vergoeding of tot de belofte dat een vergoeding zou worden betaald;6° in voorkomend geval, dat zij of een met hen gelieerde rechtspersoon partij zijn bij een overeenkomst met de emittent betreffende het uitbrengen van de aanbeveling. § 2. Beleggingsondernemingen en kredietinstellingen vermelden in algemene bewoordingen in hun aanbevelingen welke regelingen zij getroffen hebben om belangenconflicten ten aanzien van aanbevelingen te voorkomen en te vermijden, met inbegrip van informatiescheidingen. § 3. In hun aanbevelingen vermelden beleggingsondernemingen en kredietinstellingen, in toepassing van artikel 5, § 1, tweede lid, met name of de beloning van de natuurlijke of rechtspersonen die in het kader van een arbeidsovereenkomst of anderszins voor hen werkzaam zijn en die bij het opstellen van de aanbeveling betrokken waren, al dan niet gekoppeld is aan door hen of een met hen gelieerde rechtspersoon verrichte zakenbanktransacties.

Wanneer de in het eerste lid bedoelde natuurlijke personen aandelen van emittenten ontvangen of verwerven voordat deze aandelen aan het publiek worden aangeboden, vermelden de aanbevelingen de koers waartegen de aandelen zijn verworven en de verwervingsdatum. § 4. Beleggingsondernemingen en kredietinstellingen maken driemaandelijks het aandeel van de aanbevelingen om "te kopen", "aan te houden", "te verkopen" of gelijkwaardige formuleringen voor aanbevelingen in hun totale aantal aanbevelingen openbaar, alsook het aandeel van de onder elk van deze categorieën vallende emittenten voor wie de beleggingsonderneming of kredietinstelling tijdens de voorafgaande twaalf maanden belangrijke zakenbankdiensten heeft verricht. HOOFDSTUK III. - Verspreiding van door derden uitgebrachte aanbevelingen

Art. 7.Natuurlijke of rechtspersonen die in het kader van hun beroeps- of bedrijfsuitoefening op eigen verantwoordelijkheid een door een derde uitgebrachte aanbeveling verspreiden, vermelden hun identiteit duidelijk en opvallend in de aanbeveling.

Art. 8.§ 1. Wanneer de in artikel 7 bedoelde personen een door hen verspreide aanbeveling ingrijpend hebben gewijzigd, maken zij hiervan duidelijk en gedetailleerd melding, en nemen zij een verwijzing op naar een plaats waar het publiek toegang kan krijgen tot de identiteit van de uitbrenger van de aanbeveling, de aanbeveling zelf en de bekendmaking van de belangen of belangenconflicten van de uitbrenger, mits deze gegevens openbaar gemaakt zijn. Indien de ingrijpende wijziging bestaat in een omkering van de in de aanbeveling bepleite strategie, leven zij ten aanzien van deze wijziging de in artikelen 2 tot en met 5 neergelegde verplichtingen na. § 2. Wanneer de in artikel 7 bedoelde personen een samenvatting van een door een derde uitgebrachte aanbeveling verspreiden, dragen er zorg voor dat deze samenvatting duidelijk en niet misleidend is, en dat daarin melding wordt gemaakt van het brondocument alsook van de plaats waar de informatie in verband met het brondocument direct en gemakkelijk toegankelijk is voor het publiek, mits deze informatie openbaar gemaakt is.

Art. 9.Behoudens de in artikelen 7 en 8 neergelegde verplichtingen, dienen beleggingsondernemingen, kredietinstellingen of in het kader van een arbeidsovereenkomst of anderszins voor hen werkzame natuurlijke personen, die door een derde uitgebrachte aanbevelingen verspreiden : 1° de naam van de voor de beleggingsonderneming of kredietinstelling bevoegde autoriteit duidelijk en opvallend te vermelden;2° indien de uitbrenger van de aanbeveling deze nog niet via een distributiekanaal heeft verspreid, aan de in artikel 6 neergelegde verplichtingen voor uitbrengers te voldoen;3° indien de beleggingsonderneming of kredietinstelling de aanbeveling ingrijpend heeft gewijzigd, aan de in de artikelen 2 tot en met 6 neergelegde verplichtingen voor uitbrengers te voldoen. HOOFDSTUK IV. - Uitzonderingsbepalingen

Art. 10.Journalisten zijn niet onderworpen aan de bepalingen van dit besluit, wanneer zij onderworpen zijn aan beroepsregels, met inbegrip van deontologische codes en arbeidsreglementen, die gelijkwaardig zijn en eenzelfde effect sorteren.

Art. 11.§ 1. In geval van niet-schriftelijke aanbevelingen mag aan de in artikelen 2, 3, § 1, 4, 5 en 6 bedoelde verplichtingen worden voldaan door te verwijzen naar een directe internetlink of een andere gemakkelijk toegankelijke vindplaats voor de in voornoemde bepalingen bedoelde informatie, wanneer de verplichting tot openbaarmaking daarvan in de aanbeveling zelf onevenredig zou zijn. § 2. Indien de in artikelen 4, 1° tot en met 3°, 5 en 6 bedoelde verplichtingen onevenredig zijn in verhouding tot de lengte van de verspreide aanbeveling, mag aan bedoelde verplichtingen worden voldaan door te verwijzen naar een directe internetlink of een andere gemakkelijk toegankelijke vindplaats voor de in voornoemde bepalingen bedoelde informatie, mits er zich geen wijziging heeft voorgedaan in de gehanteerde methode of grondslag voor de beoordeling. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 12.Dit besluit treedt in werking twee maanden na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 13.Onze Minister van Financiën wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 5 maart 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS

^