gepubliceerd op 20 augustus 1998
Koninklijk besluit tot bepaling van de nadere voorwaarden en de modaliteiten inzake de erkenning en de intrekking van de erkenning als patroon en als opleidingsverantwoordelijke in het kader van het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst
5 JULI 1998. - Koninklijk besluit tot bepaling van de nadere voorwaarden en de modaliteiten inzake de erkenning en de intrekking van de erkenning als patroon en als opleidingsverantwoordelijke in het kader van het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst, inzonderheid artikel 43, § 4, gewijzigd bij de wetten van 24 juli 1987 en 6 mei 1998;
Gelet op de adviezen nrs. 1077 en 1151 van de Nationale Arbeidsraad van respectievelijk 16 november 1993 en 28 mei 1996;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat de nieuwe regels met betrekking tot de erkenning van patroons die in uitvoering van de recente wijziging op 6 mei 1998 van de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst dienen vastgesteld te worden, zonder verwijl ingang moeten vinden, teneinde te vermijden dat dit leerlingwezen in zijn concrete werking gestremd zou worden door een juridisch vacuüm en teneinde de paritaire leercomités in staat te stellen om overeenkomstig de nieuwe regels de ingevolge de voormelde recente wetswijziging vereiste aanpassingen aan het leerlingstelsel op sectorniveau door te voeren voor het begin van het volgende schooljaar;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de wet : de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst;2° het bevoegd comité : - een paritair leercomité, bedoeld in artikel 49, § 1, van de wet, of - het paritair leercomité van de Nationale Arbeidsraad, bedoeld in artikel 53 van de wet, of - een paritair sub-leercomité, bedoeld in artikel 49, § 2, van de wet, indien de erkenning en de intrekking van de erkenning van patroons en opleidingsverantwoordelijken tot zijn bevoegdheden behoren;4° de opleidingsverantwoordelijke : de in artikel 22 van de wet bedoelde persoon, door de patroon aangeduid om de opleiding van de leerling in een bepaald beroep te verzekeren.
Art. 2.Overeenkomstig artikel 22 van de wet kan, wanneer de onderneming een rechtspersoon is, enkel de natuurlijke persoon die belast is met het effectieve beheer ervan en die gemachtigd is om de rechtspersoon te verbinden, als patroon fungeren.
Wanneer deze natuurlijke persoon niet over de in artikel 43 van de wet bedoelde praktijkervaring in een bepaald beroep beschikt, moet hij, overeenkomstig de artikelen 22 en 43 van de wet, een opleidingsverantwoordelijke aanduiden voor elk beroep dat het voorwerp uitmaakt van een opleiding in de onderneming.
Art. 3.§ 1. Onverminderd de in artikel 43, §§ 1, 2 en 3, van de wet bepaalde voorwaarden, moeten de patroon en de opleidingsverantwoordelijke voldoen aan de volgende nadere voorwaarden om door het bevoegd comité erkend te kunnen worden : 1° in hoofde van de patroon en de opleidingsverantwoordelijke : a) in België verblijven;b) van onberispelijk gedrag zijn;c) zich ertoe verbinden het overeenkomstig artikel 23 van de wet opgesteld opleidingsprogramma te volgen;2° in hoofde van de patroon : a) ingeschreven zijn bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;b) de wettelijke, reglementaire en conventionele bepalingen inzake belastingen en sociale zekerheid naleven. § 2. Wanneer artikel 2, eerste lid, van toepassing is, moet de rechtspersoon voldoen aan de in § 1, 2°, a) en b), gestelde voorwaarden en moet zijn maatschappelijke zetel in België gevestigd zijn.
De in artikel 2, eerste lid, bedoelde natuurlijke persoon moet voldoen aan de in § 1, 1°, gestelde voorwaarden. § 3. Om erkend te kunnen worden, moeten de patroon en de opleidingsverantwoordelijke eveneens voldoen aan de bijzondere bijkomende voorwaarden, bepaald in het in artikel 47 van de wet bedoeld leerreglement overeenkomstig artikel 43, § 4, van de wet.
Art. 4.§ 1. De aanvraag tot erkenning als patroon en/of opleidingsverantwoordelijke wordt schriftelijk door de patroon ingediend bij het secretariaat van het bevoegd comité. § 2. Wanneer het een aanvraag tot erkenning als patroon betreft, moet het ingediende dossier de volgende gegevens en stukken bevatten : 1° benaming en adres van de onderneming;2° inschrijvingsnummer bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;3° naam en voornamen, hoedanigheid of beroep, geboortedatum en adres van de patroon;4° het aantal werknemers en stagiairs (arbeiders en bedienden) dat op het ogenblik van de erkenningsaanvraag in de onderneming wordt tewerkgesteld;5° het beroep of de beroepen waarvoor de erkenningsaanvraag wordt ingediend;6° het aantal jaren ervaring dat de patroon heeft in het beroep of in een van de beroepen, bedoeld onder 5°;7° naam en voornamen, hoedanigheid of beroep, geboortedatum en adres van de opleidingsverantwoordelijke(n), door de patroon aangeduid in toepassing van de artikelen 22 en 43, § 1, van de wet;8° het aantal jaren ervaring dat elke opleidingsverantwoordelijke heeft in het beroep waarvoor hij door de patroon werd aangeduid;9° naam en voornamen, hoedanigheid of beroep en geboortedatum van de instructeur(s), door de patroon aangeduid in toepassing van de artikelen 22 en 43, § 2, van de wet;10° het aantal jaren ervaring dat elke instructeur heeft in het beroep waarvoor hij door de patroon werd aangeduid;11° een schriftelijke verbintenis van de patroon om het opleidingsprogramma, opgesteld voor elk van de onder 5° bedoelde beroepen overeenkomstig artikel 23 van de wet, te volgen;12° een verklaring op eer van de patroon dat hijzelf en, desgevallend, de rechtspersoon die hij vertegenwoordigt, voldoen aan de in artikel 43 van de wet en in artikel 3 van dit besluit gestelde voorwaarden;13° elk ander gegeven of stuk dat krachtens het in artikel 47 van de wet bedoeld leerreglement bij de erkenningsaanvraag moet gevoegd worden, overeenkomstig artikel 43, § 4, van de wet. § 3. Wanneer het een aanvraag tot erkenning als opleidingsverantwoordelijke betreft, moet het ingediende dossier de volgende gegevens en stukken bevatten : 1° de volledige gegevens betreffende de verantwoordelijke patroon : naam en adres van de onderneming, naam en adres van de patroon;2° naam en voornamen, hoedanigheid of beroep, geboortedatum en adres van de opleidingsverantwoordelijke;3° het beroep waarvoor de erkenningsaanvraag wordt ingediend;4° het aantal jaren ervaring dat de opleidingsverantwoordelijke heeft in het onder 3° bedoeld beroep;5° naam en voornamen, hoedanigheid of beroep en geboortedatum van de instructeur(s), door de patroon aangeduid in toepassing van de artikelen 22 en 43, § 2, van de wet;6° het aantal jaren ervaring dat elke instructeur heeft in het onder 3° bedoeld beroep;7° een schriftelijke verbintenis van de opleidingsverantwoordelijke om het opleidingsprogramma, overeenkomstig artikel 23 van de wet opgesteld voor het onder 3° bedoeld beroep, te volgen;8° een verklaring op eer van de opleidingsverantwoordelijke dat hij voldoet aan de in artikel 43 van de wet en in artikel 3 van dit besluit gestelde voorwaarden;9° elk ander gegeven of stuk dat krachtens het in artikel 47 van de wet bedoeld leerreglement bij de erkenningsaanvraag moet gevoegd worden, overeenkomstig artikel 43, § 4, van de wet.
Art. 5.§ 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 4, § 2, kan het bevoegd comité, wanneer het dit noodzakelijk acht, de patroon verzoeken alle of een deel van de in artikel 4, § 2, 3°, 7°, 12° en 13°, bedoelde gegevens te staven met officiële bewijsstukken. § 2. Onverminderd de bepalingen van artikel 4, § 3, kan het bevoegd comité, wanneer het dit noodzakelijk acht, de opleidingsverantwoordelijke verzoeken alle of een deel van de in artikel 4, § 3, 2°, 4°, 8° en 9°, bedoelde gegevens te staven met officiële bewijsstukken. § 3. Voor de toepassing van de §§ 1 en 2 komen de volgende bewijsstukken in aanmerking : 1° voor het staven van de identiteit en geboortedatum, zoals bedoeld in artikel 4, § 2, 3°, en § 3, 2° : een uittreksel uit de geboorteakte;2° voor het staven van het adres, zoals bedoeld in artikel 4, § 2, 3°, en § 3, 2° : een bewijs van inschrijving in het bevolkingsregister;3° voor het staven van het aantal jaren praktijkervaring, zoals bedoeld in artikel 4, § 2, 7° : een afschrift van de inschrijving in het handelsregister en/of een attest van een of meer vroegere werkgevers;4° voor het staven van het aantal jaren praktijkervaring, zoals bedoeld in artikel 4, § 3, 4° : een afschrift van de inschrijving in het handelsregister en/of een attest van de huidige werkgever en/of van een of meer vroegere werkgevers;5° voor het staven van de in artikel 3, § 1, 1°, b) bedoelde voorwaarde : een getuigschrift van goed zedelijk gedrag;6° voor het staven van de in artikel 3, § 1, 2°, b) bedoelde voorwaarde : een of meer attesten waaruit blijkt dat de patroon of, desgevallend, de rechtspersoon die hij vertegenwoordigt, de wettelijke, reglementaire en conventionele bepalingen inzake belastingen en sociale zekerheid naleeft; 7° voor het staven van de in artikel 3, § 2, gestelde voorwaarde met betrekking tot de maatschappelijke zetel, wanneer de onderneming van de patroon een rechtspersoon is : een uittreksel van de oprichtingsakte van de rechtspersoon en van de wijzigingen van deze akte.; 8° voor het staven van de in artikel 4, § 2, 13°, en § 3, 9°, bedoelde gegevens : de in het in artikel 47 van de wet bedoeld leerreglement vermelde bewijsstukken die op deze gegevens betrekking hebben, indien het leerreglement niet oplegt ze reeds onmiddellijk bij de erkenningsaanvraag te voegen.
Art. 6.Het secretariaat van het bevoegd comité gaat na of de dossiers, ingediend in het kader van een erkenningsaanvraag, alle nodige, in artikel 4, § 2 en/of § 3, bedoelde gegevens en stukken bevatten.
Van zodra het secretariaat in het bezit is van een volledig dossier, hetzij met betrekking tot een aanvraag tot erkenning als patroon, hetzij met betrekking tot een aanvraag tot erkenning als opleidingsverantwoordelijke, bezorgt het aan de patroon die het dossier heeft ingediend een bewijs van ontvangst.
Het secretariaat bezorgt de volledige dossiers, samen met zijn eventuele opmerkingen, onverwijld aan de voorzitter en de leden van het bevoegd comité.
Art. 7.Het bevoegd comité spreekt zich over elke erkenningsaanvraag uit binnen de veertig kalenderdagen volgend op de dag waarop het in artikel 6, tweede lid, bedoeld bewijs van ontvangst werd verstuurd.
Bij ontstentenis van enige beslissing vanwege het bevoegd comité binnen de in het eerste lid bedoelde termijn, wordt de patroon of de opleidingsverantwoordelijke voor wie de erkenningsaanvraag geldt, indien hij voldoet aan de in artikel 43 van de wet en in artikel 3 van dit besluit gestelde voorwaarden, erkend namens het bevoegd comité door de voorzitter hiervan.
Art. 8.Het bevoegd comité is ertoe gehouden de erkenning van, naargelang het geval, de patroon of de opleidingsverantwoordelijke in te trekken wanneer hij niet meer voldoet aan de bij artikel 3, §§ 1 en 2, gestelde voorwaarden.
Het bevoegd comité kan de erkenning van, naargelang het geval, de patroon of de opleidingsverantwoordelijke intrekken wanneer hij niet meer voldoet aan de bijzondere bijkomende voorwaarden, bepaald in het in artikel 47 van de wet bedoeld leerreglement, of wanneer hij zijn verplichtingen, die hem zijn opgelegd door of krachtens de wet, niet meer nakomt.
De intrekking van de erkenning van de patroon heeft automatisch de intrekking van de erkenning van de door hem aangeduide opleidingsverantwoordelijke(n) tot gevolg.
Art. 9.Het bevoegd comité beslist over de intrekking van de erkenning binnen een termijn van dertig kalenderdagen volgend op de dag waarop het kennis heeft gekregen van de feiten die een intrekking vereisen of kunnen rechtvaardigen.
Bij ontstentenis van enige beslissing vanwege het bevoegd comité met betrekking tot de in artikel 8, eerste lid, bedoelde gevallen binnen de in het eerste lid bedoelde termijn, wordt de erkenning van de betrokken patroon of opleidingsverantwoordelijke ingetrokken namens het bevoegd comité door de voorzitter hiervan.
Art. 10.Het secretariaat van het bevoegd comité brengt de in de artikelen 7 en 9 bedoelde beslissingen schriftelijk ter kennis van de patroon en, desgevallend, de opleidingsverantwoordelijke binnen een termijn van vijf werkdagen volgend op de dag waarop de beslissing werd genomen.
Art. 11.Het koninklijk besluit van 18 juni 1986 houdende bepaling, met betrekking tot het industrieel leerlingwezen, van de algemene voorwaarden en modaliteiten inzake de erkenning als patroon en/of opleidingsverantwoordelijke en inzake de intrekking van die erkenning wordt opgeheven.
Art. 12.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 5 juli 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 19 juli 1983, Belgisch Staatsblad van 31 augustus 1983; Wet van 24 juli 1987, Belgisch Staatsblad van 28 augustus 1987; erratum 11 maart 1989;
Wet van 20 juli 1992, Belgisch Staatsblad van 7 augustus 1992;
Wet van 6 mei 1998, Belgisch Staatsblad van 29 mei 1998;
Koninklijk besluit van 18 juni 1986, Belgisch Staatsblad van 10 juli 1986.