Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 juli 1998
gepubliceerd op 08 september 1998

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers, betreffende de uitvoering van het koninklijk besluit van 27 januari 1997 - hoofdstuk II - Maatregelen ten voordele van de werkgelegenheid en de vorming - houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid met toepassing van artikel 7, § 2 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1998012547
pub.
08/09/1998
prom.
05/07/1998
ELI
eli/besluit/1998/07/05/1998012547/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 JULI 1998. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers, betreffende de uitvoering van het koninklijk besluit van 27 januari 1997 - hoofdstuk II - Maatregelen ten voordele van de werkgelegenheid en de vorming - houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid met toepassing van artikel 7, § 2 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers, betreffende de uitvoering van het koninklijk besluit van 27 januari 1997 - hoofdstuk II - Maatregelen ten voordele van de werkgelegenheid en de vorming - houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid met toepassing van artikel 7, § 2 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen.

Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 5 juli 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1997 Uitvoering van het koninklijk besluit van 27 januari 1997 - hoofdstuk II - Maatregelen ten voordele van de werkgelegenheid en de vorming - houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid met toepassing van artikel 7, § 2 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (Overeenkomst geregistreerd op 26 september 1997 onder het nummer 45387/CO/128.02)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers.

Art. 2.De in artikel 1 bedoelde werkgevers betalen voor de jaren 1997 en 1998 een bijdrage van 0,10 pct., berekend op grond van het volledige loon van de werklieden en werksters, zoals bedoeld bij artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers.

Art. 3.De opbrengst van de inning van de bijdrage van 0,10 pct. is bestemd voor de medefinanciering van opleidingsinitiatieven van personen die behoren tot de risicogroepen.

Deze initiatieven kunnen hetzij collectief, hetzij individueel of hetzij voor een groep van ondernemingen georganiseerd worden.

De modaliteiten van de financiering voor de algemene kosten, de ontwikkelingskosten en de rechtstreekse opleidingskosten zullen in de raad van bestuur van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers" bepaald worden.

De projectontwikkeling, de coördinatie, de kostenverrekening en de verslaggeving wordt toevertrouwd aan de werkgeversfederatie FEBIC.

Art. 4.In het kader van deze collectieve arbeidsovereenkomst moeten, rekening houdend met de bijzondere concurrentiedruk die op de sector uitgeoefend wordt, als risicogroepen beschouwd worden : - de ongeschoolde of laaggeschoolde werknemers en/of werkzoekenden; - de werknemers waarvan de tewerkstelling bedreigd wordt door gebrek aan scholing of herscholing van de vakbekwaamheid; - de werknemers die een activiteit uitoefenen die de nakomende activiteiten in dermate beïnvloeden dat bij gebrek aan bestendige aanpassing de tewerkstelling in cascade bedreigd wordt : voorbeeld CAD-CAM operators.

Art. 5.Deze bijdrage wordt geïnd door de Rijksdienst voor sociale zekerheid en overgemaakt aan het"Fonds voor bestaanszekerheid voor de schoeiselindustrie, de laarzenmakers en de maatwerkers", Oudergemselaan 26, 1040 Brussel, dat zal instaan voor de uitbetaling van de in artikel 3 voorziene gelden en aanwervingspremie.

De totaliteit van de financiering in het kader van de bijdrage van 0,10 pct. mag de totaliteit van de ontvangsten niet overschrijden.

Art. 6.Jaarlijks zal, in de schoot van het paritair subcomité, een evaluatie worden gemaakt van de bestaande opleidingsinitiatieven en bestedingen zoals voorzien in artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 7.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1997 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1998.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 5 juli 1998.

De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

^