Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 05 december 2000
gepubliceerd op 22 december 2000

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
2000016343
pub.
22/12/2000
prom.
05/12/2000
ELI
eli/besluit/2000/12/05/2000016343/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 DECEMBER 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 29 maart 1976 betreffende de gezinsbijslag voor zelfstandigen, inzonderheid op artikel 1, eerste lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 januari 1977, 12 augustus 1980, 27 mei 1982, 29 mei 1982, 19 november 1982, 30 december 1982, 7 maart 1983, 20 april 1983, 2 maart 1984, 22 maart 1984, 25 april 1984, 8 maart 1985, 19 juli 1985, 1 augustus 1985, 19 november 1986, 10 april 1987, 11 april 1987, 5 november 1987, 1 maart 1989, 21 februari 1991, 28 augustus 1991, 28 maart 1994, 7 november 1994, 7 april 1995, 18 november 1996, 18 december 1996, 23 december 1996, 30 september 1997, 11 april 1999 en 16 maart 2000;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 18 juli 2000;

Gelet op de beraadslaging van de Ministerraad van 20 juli 2000 betreffende de adviesaanvraag binnen een termijn van één maand;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de instellingen inzake kinderbijslag tijdig de nodige maatregelen moeten nemen met het oog op het verzekeren van de betaling van de kinderbijslag aan de nieuwe bedragen, die dienen toegepast te worden voor de periode vanaf 1 januari 2001;

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en Middenstand, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 8, § 2, van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 juli 1985 en 21 februari 1991, wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 2. De in dit artikel bedoelde langstlevende echtgenoot verliest zijn hoedanigheid van rechthebbende indien hij hertrouwt of indien hij een feitelijk gezin vormt met een persoon die geen bloed- of aanverwant tot en met de derde graad is.

Hij verkrijgt opnieuw zijn hoedanigheid van rechthebbende indien de in het vorig lid bedoelde oorzaak van uitsluiting niet meer bestaat of indien hij, na hertrouwd te zijn, gescheiden is van tafel en bed of feitelijk gescheiden is en die feitelijke scheiding bekrachtigd werd door een rechterlijke beschikking die de echtgenoten machtigt om afzonderlijk te verblijven.

Voor de toepassing van deze paragraaf bestaat het vermoeden dat er een feitelijk gezin is gevormd wanneer personen, die geen bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad zijn, samenwonen. Dit vermoeden kan door het tegenbewijs worden weerlegd. »

Art. 2.Artikel 9, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 februari 1991, wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 2. De wees verliest zijn hoedanigheid van rechthebbende indien de overlevende vader of moeder hertrouwd is of een feitelijk gezin vormt in de zin van artikel 8, § 2, laatste lid.

Hij verkrijgt opnieuw zijn hoedanigheid van rechthebbende indien de in het vorig lid bedoelde oorzaak van uitsluiting niet meer bestaat of indien de overlevende ouder, na hertrouwd te zijn, gescheiden is van tafel en bed of feitelijk gescheiden is en die feitelijke scheiding bekrachtigd werd door een rechterlijke beschikking die de echtgenoten machtigt om afzonderlijk te verblijven.

Het feit dat de overlevende ouder samenwoont met een persoon die geen bloed- of aanverwant tot en met de derde graad is, doet het bestaan van een feitelijk gezin vermoeden, tot het tegenbewijs is geleverd.

De in het eerste lid bedoelde oorzaak van uitsluiting wordt niet toegepast wanneer de wees verlaten werd door de overlevende ouder. »

Art. 3.Aan artikel 15, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 april 1983, 22 maart 1984, 10 april 1987, 21 februari 1991 en 16 maart 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in 4° worden de woorden « de persoon van het andere geslacht met wie hij een huishouden vormt » vervangen door de woorden « een persoon met wie hij een feitelijk gezin vormt »;b) in 6° worden de woorden « van de persoon van het andere geslacht met wie hij een huishouden vormt » vervangen door de woorden « van een persoon met wie hij een feitelijk gezin vormt »;c) in 7° worden de woorden « van de persoon van het andere geslacht met wie hij een huishouden vormt » vervangen door de woorden « van een persoon met wie hij een feitelijk gezin vormt »;d) in 8° worden de woorden « de persoon van het andere geslacht met wie hij een huishouden vormt » vervangen door de woorden « een persoon met wie hij een feitelijk gezin vormt »;e) tussen het eerste en het tweede lid wordt volgend lid ingevoegd : « Voor de toepassing van deze paragraaf kunnen bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad geen feitelijk gezin vormen.Het samenwonen van personen die verklaren een feitelijk gezin te vormen vloeit voort uit de in artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen bedoelde gegevens, verkregen van dit Rijksregister, of uit andere officiële stukken, overgelegd door de aanvrager, waaruit het samenwonen blijkt, wanneer de hierboven bedoelde gegevens van het Rijksregister ontbreken of door die documenten nietig worden verklaard. De verklaring met betrekking tot de vorming van een feitelijk gezin kan door het tegenbewijs worden nietig verklaard. »

Art. 4.In artikel 16, § 1, derde lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) 1° wordt aangevuld met het volgende zinsdeel : « , behalve wanneer uit andere daartoe overgelegde officiële stukken blijkt dat de bijslagtrekkenden wel degelijk samenwonen, zelfs indien dit niet of niet meer overeenstemt met de gegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen.»; b) 2° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° de bijslagtrekkenden moeten of wel echtgenoten zijn, ofwel bloed- of aanverwanten in de eerste, tweede of derde graad, ofwel personen die verklaren een feitelijk gezin te vormen.Deze verklaring kan door het tegenbewijs worden nietig verklaard.

De door adoptie verworven verwantschap wordt in aanmerking genomen. »

Art. 5.In artikel 17 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 december 1982, 25 april 1984, 19 juli 1985, 11 april 1987, 1 maart 1989 en 21 februari 1991, worden de bedragen « 343 fr. » en « 654 fr. » respectievelijk op « 599 fr. » en « 895 fr. » gebracht.

Art. 6.In artikel 22bis, § 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 7 november 1994, worden de woorden « de persoon met wie hij een gezin vormt » vervangen door de woorden « de persoon met wie hij een feitelijk gezin vormt in de zin van artikel 8, § 2 ».

Art. 7.In hetzelfde besluit wordt een artikel 37bis ingevoegd, luidende : «

Art. 37bis.Behalve wanneer het een rechtgevend kind aan het in artikel 18 bedoelde bedrag betreft, wordt, wanneer het derde van de kinderbijslag voor een kind dat geplaatst is overeenkomstig artikel 33 op zijn naam op een spaarrekening moet gestort worden, het bedrag van de kinderbijslag voor dat kind vastgesteld alsof het deel uitmaakte van het gezin van de rechthebbende, in functie van zijn rang volgens de chronologische orde van de geboorten van de andere kinderen die een groep vormen rond de bijslagtrekkende of de bijslagtrekkenden van dat gezin.

De betaling van de gezinsbijslag die op dergelijke wijze voor dat kind werd vastgesteld, gebeurt bijgevolg als volgt : 1° 2/3 aan de instelling overeenkomstig artikel 33;2° het saldo op de spaarrekening van het kind.»

Art. 8.De artikelen 1, 2, 3, 4 en 6 treden in werking op de eerste dag van de maand die volgt op diegene tijdens dewelke dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Artikel 5 treedt in werking op 1 januari 2001.

Artikel 7 heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 1997. De vroegere bepalingen met betrekking tot het in dit artikel bedoelde kind blijven niettemin van toepassing tot 30 juni 2000, indien deze voor hem gunstiger zijn.

Art. 9.Onze Minister van Landbouw en Middenstand wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 5 december 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en Middenstand, J. GABRIELS

^