gepubliceerd op 18 november 2014
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 2013, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der porseleinaarde- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Waals-Brabant, Henegouwen, Luik, Luxemburg en Namen, betreffende de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters
4 SEPTEMBER 2014. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 2013, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der porseleinaarde- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Waals-Brabant, Henegouwen, Luik, Luxemburg en Namen, betreffende de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het bedrijf der porseleinaarde- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Waals-Brabant, Henegouwen, Luik, Luxemburg en Namen;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 2013, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der porseleinaarde- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Waals-Brabant, Henegouwen, Luik, Luxemburg en Namen, betreffende de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters.
Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 september 2014.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Vertaling Bijlage Paritair Subcomité voor het bedrijf der porseleinaarde- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Waals-Brabant, Henegouwen, Luik, Luxemburg en Namen Collectieve arbeidsovereenkomst van 1 juli 2013 Arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters (Overeenkomst geregistreerd op 9 augustus 2013 onder het nummer 116508/CO/102.05) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het bedrijf der porseleinaarde- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Waals-Brabant, Henegouwen, Luik, Luxemburg en Namen.
Onder "werklieden" wordt verstaan : de werklieden en werksters. HOOFDSTUK II. - Arbeidsduur
Art. 2.De wekelijkse arbeidsduur werd verkort tot 36 uren op 1 januari 1984, een verkorting die gepaard ging met een loonaanpassing.
De wekelijkse arbeidsprestaties kunnen evenwel worden gehandhaafd op 38 uren per week. In dat geval worden de gewerkte uren boven 36 uren per week opgenomen in de vorm van tegen het normale loon betaalde compenserende verlofdagen. De uren worden opgenomen per schijf van 8 samengevoegde uren binnen de 4 weken die volgen op de week waarin deze 8 uren worden bereikt. In het raam van de flexibiliteit in de sector kan de termijn van 4 weken worden verlengd tot maximum 6 maanden bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de ondernemingen in overleg met de vakorganisaties. HOOFDSTUK III. - Lonen
Art. 3.De minimum uurlonen van de werklieden worden vastgesteld als volgt op 1 juni 2013, in een arbeidstijdregeling van 38 uren per week, gekoppeld aan het indexcijfer 120,16 spil van de stabilisatieschijf 118,97 tot 121,36.
EUR
EUR
Hulpwerklieden
12,2602
Manoeuvres
12,2602
Geoefenden
12,8458
Spécialisés
12,8458
Geschoolden
13,4306
Qualifiés
13,4306
HOOFDSTUK IV. - Ploegenpremies
Art. 4.Op 1 juni 2013, zijn de bedragen van de ploegenpremies (ingevoerd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 1979 tot vaststelling van een ploegenpremie) de volgende : - 0,5909 EUR voor de namiddagploeg; - 1,660 EUR voor de nachtploeg.
Zij gelden voor al dan niet opeenvolgende ploegen, voor zover er tenminste drie uur verschil is ten opzichte van de normale arbeidstijdregeling voor de dagarbeid, die in het arbeidsreglement is bepaald voor de namiddag. Onder "nachtarbeid" verstaat men : alle arbeid die begint vanaf 20 uur. HOOFDSTUK V. - Koppeling van de lonen en premies aan het indexcijfer van de consumptieprijzen
Art. 5.De in de artikelen 3 en 4 vastgestelde lonen en premies zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen voor het Rijk, dat maandelijks wordt bepaald door het Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O.'s, Middenstand en Energie en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 6.De in de artikelen 3 en 4 bedoelde lonen en premies stemmen op 1 juni 2013 overeen met het referte-indexcijfer 120,16 dat de spil is van de stabilisatieschijf 118,97 tot 121,36.
Art. 7.De in artikel 5 bedoelde lonen en premies blijven onveranderd per reeksen van het referte-indexcijfer, zodat de hogere of lagere grens van elke stabilisatieschijf gelijk is aan het spilindexcijfer, vermenigvuldigd met of gedeeld door de constante coëfficiënt 1,01.
Wanneer de derde decimaal van deze berekening gelijk is aan of hoger dan vijf, wordt de tweede decimaal van de grens afgerond naar de hogere eenheid.
Wanneer zij lager is dan vijf, wordt zij niet geteld.
Art. 8.Wanneer het rekenkundig gemiddelde van het indexcijfer van de consumptieprijzen van de vorige vier maanden de grens van een stabilisatieschijf overschrijdt, wordt deze grens de spil van een nieuwe stabilisatieschijf, waarvan de grenzen worden berekend zoals wordt aangegeven in artikel 7.
Art. 9.De overschrijding van de grens van een stabilisatieschijf geeft aanleiding tot de aanpassing van de premies en van de laatste minimum uurlonen. Deze aanpassing geschiedt naar boven toe door ze te vermenigvuldigen met de coëfficiënt 1,01; zij geschiedt naar onder toe door ze te delen door de coëfficiënt 1,01.
Art. 10.De aanpassingen van de lonen en premies gaan in op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het rekenkundig gemiddelde van het indexcijfer van de consumptieprijzen van de vorige vier maanden de grens van de stabilisatieschijf overschrijdt.
Art. 11.Bij toepassing van de bepalingen van de artikelen 6 tot 8, wordt de volgende tabel opgesteld :
Stabilisatieschijven
Tranches de stabilisation
Ondergrens
Limite inférieure
Pivot
Limite supérieure
Spil
Bovengrens
-
-
-
-
-
-
118,97
118,97
120,16
121,36
120,16
121,36
120,16
120,16
121,36
122,57
121,36
122,57
121,36
121,36
122,57
123,80
122,57
123,80
122,57
122,57
123,80
124,04
123,80
124,04
enz.
etc.
etc.
etc.
enz.
enz.
HOOFDSTUK VI. - Premie voor "Sinte-Barbara"
Art. 12.Ter gelegenheid van het feest van "Sinte-Barbara" wordt aan iedere werkman een premie toegekend; het recht op deze premie en het bedrag ervan worden bepaald overeenkomstig de van kracht zijnde wetgeving op de wettelijke feestdagen. HOOFDSTUK VII. - Bijkomende werkloosheidsvergoeding
Art. 13.Bij wijze van tegemoetkoming in de loonderving die het gevolg kan zijn van gedeeltelijke werkloosheid wordt, ongeacht de reden van de werkloosheid, met uitzondering van de technische werkloosheid, door de werkgevers aan de werklieden van de in artikel 1 bedoelde ondernemingen een dagelijkse vergoeding toegekend.
Deze vergoeding wordt betaald bovenop de door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening toegekende vergoeding en zij wordt gerechtvaardigd door een formulier C3bis dat door de werkgever regelmatig wordt ondertekend.
Vanaf 1 januari 2011 wordt de aanvullende dagvergoeding vastgesteld op : - 8 EUR voor de werklieden uit het oogpunt van de fiscale wetgeving een of meerdere personen ten laste hebben; - 7,25 EUR voor de andere werklieden.
Vanaf 1 juni 2013, wordt de aanvullende dagvergoeding vastgesteld op : - 8,24 EUR voor de werklieden die een of meerdere personen ten laste hebben vanuit het oogpunt van de fiscale wet (ingevolge indexeringen periode 2013-2014); - 7,47 EUR voor de andere werklieden (ingevolge indexeringen periode 2013-2014).
De verhogingen die plaatsvinden op 1 juni 2013 zijn het resultaat van de indexeringen over de periode 2011-2012.
Art. 14.De aanvullende vergoeding is maximaal verschuldigd gedurende honderd dagen per kalenderjaar.
Art. 15.De werkgever betaalt de aanvullende vergoeding op de dag van de loonuitbetaling die betrekking heeft op de arbeidsperiode waarin de werkloosheidsdagen liggen die er recht op geven. HOOFDSTUK VIII. - Eindejaarspremie
Art. 16.Een eindejaarspremie wordt uiterlijk op 20 december toegekend aan de werklieden die op 15 november in dienst van de onderneming waren. Deze premie bedraagt 9 pct. van de brutolonen die werden verdiend in de loop van de twaalf maanden vóór 16 november van het lopende jaar.
De eindejaarspremie is pro rato temporis van de tewerkstellingsperiode verschuldigd, behalve in geval van ontslag om dringende reden : in dat geval wordt de premie niet uitbetaald.
Zij is verschuldigd aan de werkman die pensioengerechtigd of in het stelsel van werkloosheid met bedrijfs-toeslag is geworden in de loop van de voorafgaande twaalf maanden, alsmede aan de rechthebbenden van de werkman die overleden is in dezelfde periode en aan de werkman die werd ontslagen om enige andere dan dringende redenen.
De dagen die wegens arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte, van arbeidsongevallen en van ongevallen op de weg van en naar het werk door het ziekenfonds of de verzekeringsmaatschappij ten belope van maximum 300 dagen voor elke arbeidsongeschiktheid worden vergoed bovenop het gewaarborgd week- loon, worden gelijkgesteld met werkdagen voor de berekening van de eindejaarspremie. HOOFDSTUK IX. - Vakbondspremie
Art. 17.In uitvoering van de bepalingen van artikel 10 van de statuten van het "Fonds voor sociale vrede in de porseleinaarde- en zandgroeven in het zuiden van België", vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 april 2012, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der porseleinaarde- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Brabant, Henegouwen, Luik, Luxemburg en Namen, houdende coördinatie van de beslissingen en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid "Fonds voor sociale vrede in de porseleinaarde- en zandgroeven in het zuiden van België" genoemd, geregistreerd onder het nummer 109678/CO/102.05, wordt vanaf het sociaal dienstjaar 2011 aan de in artikel 9, b en c, van de statuten bedoelde werklieden een premie voor de arbeidsvrede toegekend ten bedrage van 135 EUR of 11,25 EUR per volledige maand tewerkstelling.
De premie wordt op 30 september van ieder jaar door het fonds aan de rechthebbenden betaald door toedoen van de VZW "Sociaal Fonds voor de werklieden van het groefbedrijf" te Brussel, jaarlijks op 30 september.
Zij zal jaarlijks uiterlijk op 31 maart betaald worden. HOOFDSTUK X. - Tegemoetkoming van de werkgevers in de vervoerskosten van de werklieden en werksters
Art. 18.a) Onverminderd de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19sexies, gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 30 maart 2001, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19ter van 5 maart 1991 tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19 van 26 maart 1975, betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het vervoer van de werknemers, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 februari 1993, ontvangen de werklieden, ongeacht het vervoermiddel dat zij gebruiken, een bedrag gelijk aan minstens 100 pct. van de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement voor de afstand afgelegd langs de weg, tussen de woonplaats en de werkplaats, dit overeenkomstig de van toepassing zijnde tabellen die gevoegd zijn bij het koninklijk besluit getroffen in uitvoering van de wet van 27 juli 1962 tot vaststelling van een werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden. b) Voor wat de andere vervoermiddelen betreft : die worden tegen 100 pct.terugbetaald.
Art. 19.De terugbetaling gebeurt minstens maandelijks.
Art. 20.Deze bepalingen mogen geen beletsel vormen voor het behoud van gunstiger toestanden die op ondernemingsvlak bestaan. HOOFDSTUK XI. - Werkzekerheid
Art. 21.a) Teneinde te beantwoorden aan de noden van de sector zal een collectieve arbeidsovereenkomst over flexibiliteit op jaarbasis worden afgesloten. b) Het tewerkstellingsvolume in de sector zal voor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst behouden blijven onder de uitdrukkelijke voorwaarde van het toekennen van de exploitatievergunningen van de groeven en afhankelijk van de algemene economische ontwikkelingen. HOOFDSTUK XII. - Carenzdag en opzeggingstermijn
Art. 22.Afschaffing van 3 carenzdagen per jaar tijdens de duur van deze overeenkomst. Wat de eventuele verlenging van de opzeggingstermijnen en de definitieve afschaffing van de carenzdag betreft, wachten de sociale partners op de beslissing van de regering. HOOFDSTUK XIII. - Opleiding
Art. 23.Uitwerking van een opleidingssysteem. HOOFDSTUK XIV. - Tijdskrediet
Art. 24.Het recht op tijdskrediet wordt toegekend aan de ploegenarbeiders. HOOFDSTUK XV. - Behoud en reclassering van slachtoffers van ongevallen en integratie van gehandicapten
Art. 25.De werkgevers gaan akkoord met het behoud en de reclassering van slachtoffers van ongevallen en de integratie van gehandicapten mits overleg, geval per geval, met de betrokken werkman. HOOFDSTUK XVI. - Collectieve arbeidsovereenkomst nr. 104
Art. 26.De aandacht van de sociale partners wordt gevestigd op de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 104 gesloten op 27 juni 2012 in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de uitvoering van een tewerkstellingsplan voor oudere werknemers in de onderneming, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 24 oktober 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 24/10/2012 pub. 08/11/2012 numac 2012012042 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 104 van 27 juni 2012, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de invoering van een werkgelegenheidsplan oudere werknemers in de onderneming type koninklijk besluit prom. 24/10/2012 pub. 20/11/2012 numac 2012205621 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 september 2011, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende het sectoraal akkoord 2011-2012 in het kader van de wet van 26 juli 1996 en het koninklijk besluit van 28 maart 2011 type koninklijk besluit prom. 24/10/2012 pub. 08/11/2012 numac 2012012043 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9quater van 27 juni 2012, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972 houdende ordening van de in Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden sluiten, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 8 november 2012. HOOFDSTUK XVII. - Geldigheid
Art. 27.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2013 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2014.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 4 september 2014.
De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK