gepubliceerd op 06 november 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juni 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, betreffende de toekenning van een anciënniteitspremie in de subsector voor verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten
4 SEPTEMBER 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juni 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, betreffende de toekenning van een anciënniteitspremie in de subsector voor verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het vervoer;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juni 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, betreffende de toekenning van een anciënniteitspremie in de subsector voor verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 september 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het vervoer Collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juni 2001 Toekenning van een anciënniteitspremie in de subsector voor verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten (Overeenkomst geregistreerd op 28 september 2001 onder het nummer 59041/CO/140.05) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun werklieden. § 2. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder : « verhuizing » : elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere onder meer : privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen, enz. met inbegrip van alle begeleidende werkzaamheden, zoals inpak, uitpak, monteren, demonteren zonder dat deze opsomming limitatief is; « meubelbewaring » : de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen; « aanverwante activiteiten » : elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn zoals voor het vervoer van meubelen en om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven, enz.; « voertuigen speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen » : elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van vastsnoeringsmateriaal, van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, elk ander soortgelijk materieel, enz. § 3. Onder "werklieden" wordt bedoeld : de werklieden en werksters. HOOFDSTUK II. - Juridisch kader
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 december 1999 en wordt gesloten in uitvoering van het protocolakkoord 2001-2002. HOOFDSTUK III. - Toekenning van een anciënniteitspremie
Art. 3.Een brutopremie wordt toegekend aan elke werknemer met een ononderbroken anciënniteit van minstens 5 jaar, bij eenzelfde werkgever volgens de hiernavolgende bepalingen.
Art. 4.De brutopremie toegekend aan werknemers, zoals bepaald in artikel 3, is als volgt vastgesteld : - jaarlijks 24,79 EUR voor werknemers met een anciënniteit van 5, 6, 7, 8 en 9 jaar; - jaarlijks 49,58 EUR voor werknemers met een anciënniteit van 10, 11, 12, 13 en 14 jaar; - jaarlijks 74,37 EUR voor werknemers met een anciënniteit van 15, 16, 17, 18 en 19 jaar; - jaarlijks 99,16 EUR voor werknemers met een anciënniteit van 20 jaar en meer.
Art. 5.Jaarlijks in de loop van de maand januari volgend op het betrokken dienstjaar, zal de werkgever de anciënniteitspremie aan de onder artikel 3 bedoelde werknemers betalen.
Art. 6.Een eerste uitbetaling zal gebeuren in januari 2002.
Art. 7.Werknemers die het bedrijf verlaten hebben in de loop van het jaar, om andere dan zwaarwichtige redenen, en in aanmerking komen voor de anciënniteitspremie, behouden het recht op deze premie, pro rata temporis. HOOFDSTUK IV. - Procedure voor terugbetaling
Art. 8.De werkgever kan, binnen een periode van 6 maanden na betaling van de anciënniteitspremie, de onder artikel 4 bedoelde bedragen terugvorderen bij het sociaal fonds, mits voorlegging van een betalingsbewijs en een kopij van de P-kaart van de betrokken werknemer. HOOFDSTUK V. - Geldigheidsduur
Art. 9.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001 en is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd. Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het vervoer, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief.
Art. 10.Voor de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2001 gelden in de plaats van het bedrag van 24,79 EUR, vermeld in artikel 4, het bedrag van 1 000 BEF, in plaats van het bedrag van 49,58 EUR, vermeld in artikel 4, het bedrag van 2 000 BEF in plaats van het bedrag van 74,37 EUR, vermeld in artikel 4, het bedrag van 3 000 BEF en in plaats van het bedrag van 99,16 EUR, vermeld in artikel 4, het bedrag van 4 000 BEF. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 4 september 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX