gepubliceerd op 04 december 2002
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen, betreffende de toekenning van een eindejaarspremie
4 SEPTEMBER 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen, betreffende de toekenning van een eindejaarspremie (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen, betreffende de toekenning van een eindejaarspremie.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 september 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2001 Toekenning van een eindejaarspremie (Overeenkomst geregistreerd op 10 augustus 2001 onder het nummer 58494/CO/303.03)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werknemers die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen, met uitzondering van het onthaalpersoneel met fooien bezoldigd.
Onder "werknemers" verstaat men : het mannelijk en het vrouwelijk werklieden- en bediendepersoneel.
Art. 2.Een eindejaarspremie wordt toegekend aan de werknemers die minstens vijf maanden anciënniteit in de onderneming hebben.
De toekenning van de eindejaarspremie geldt zowel voor de werknemers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde als voor bepaalde duur.
De werknemers die ontslagen worden of zelf hun ontslag geven, en tenminste 5 maanden anciënniteit in de onderneming tellen, hebben recht op de eindejaarspremie naar rata van hun arbeidsprestaties, behoudens de uitsluitingen vermeld in het hierna volgende lid.
Hebben geen recht op een eindejaarspremie : - De werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur, die vroegtijdig hun arbeidsovereenkomst verbreken, met uitzondering van een verbreking omwille van zwaarwichtige redenen waarvan de oorzaak ligt bij de werkgever.
Deze werknemers hebben evenwel recht op een eindejaarspremie wanneer zij, bij de verbreking van hun contract, 6 maanden dienst hebben in de onderneming en daarbij op 15 juni nog in dienst zijn. - De werknemers ontslagen om dringende reden.
Werknemers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur die deze zelf opzeggen, hebben recht op de eindejaarspremie mits een anciënniteit in de onderneming van minstens 6 maanden.
Het bedrag van de eindejaarspremie, uitbetaalbaar in 2001, 2002 en 2003 is vastgesteld op 7,9 pct. van het brutoloon van het dienstjaar.
Het bedrag van de eindejaarspremie, uitbetaalbaar vanaf 2004, is vastgesteld op 8,33 pct. van het brutoloon van het dienstjaar.
Onder "brutoloon" wordt verstaan : - het brutoloon met inbegrip van de contractuele premies die rechtstreeks verbonden zijn aan de door de werknemers verrichte prestaties waarop inhoudingen door de sociale zekerheid worden verricht en waarvan de periodiciteit van betaling geen maand overschrijdt; - vermeerderd met het gewoon vakantiegeld.
Het brutoloon omvat ook de voordelen in natura die aan de inhoudingen voor sociale zekerheid onderworpen zijn.
Daarentegen worden premies of vergoedingen die als tegenwaarde van werkelijke kosten worden verleed, niet in aanmerking genomen.
Onder "dienstjaar" wordt verstaan : de periode van 12 maanden ingaand op 1 december van het vorig kalenderjaar tot 30 november van het lopend kalenderjaar.
Art. 3.De werknemers die geen volledige arbeidsprestaties hebben geleverd gedurende het dienstjaar, hebben recht op een eindejaarspremie naar rata van hun arbeidsprestaties.
Art. 4.In geval van aanwerving voor de 16e dag van de maand, wordt deze maand gelijkgesteld met een volledige maand arbeidsprestaties. De maand tijdens dewelke de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd, wordt gelijkgesteld met een volledige maand arbeidsprestaties, voorzover de overeenkomst eindigt na de 15e van de maand.
Art. 5.De eindejaarspremie moet ten laatste worden betaald tussen 15 en 31 december van elk jaar of bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Art. 6.De wettelijke regeling inzake jaarlijkse vakantie van toepassing op het einde van het dienstjaar is integraal van toepassing voor wat de gelijkgestelde dagen betreft.
Art. 7.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 november 1997, gesloten in het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen, betreffende de toekenning van een eindejaarspremie, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 oktober 1999.
Zij heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001 en is gesloten voor een onbepaalde duur.
Zij kan op verzoek van de meest gerede ondertekenende partij worden opgezegd met een opzegtermijn van drie maanden; deze opzeg moet per aangetekende brief worden gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen en aan de ondertekenende organisaties.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 4 september 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX