Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 mei 2004
gepubliceerd op 06 juli 2004

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende de eindejaarspremie - algemeen regime

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2004201155
pub.
06/07/2004
prom.
04/05/2004
ELI
eli/besluit/2004/05/04/2004201155/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

4 MEI 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende de eindejaarspremie - algemeen regime (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende de eindejaarspremie - algemeen regime.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 mei 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie Collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 2003 Eindejaarspremie - algemeen regime (Overeenkomst geregistreerd op 14 oktober 2003 onder het nummer 68087/CO/149.01) In uitvoering van artikel 5 van het nationaal akkoord 2003-2004 van 13 mei 2003. HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, maar met uitzondering van de ondernemingen die aangesloten zijn bij de Federatie van de Elektriciteit en de Elektronica (FEE) of bij de beroepsvereniging van de Radio- en Televisiedistributie (RTD).

Deze organisaties bezorgen, ieder jaar, en dit tegen uiterlijk 1 maart hun ledenlijsten aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

Art. 2.Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "werklieden" verstaan : de werklieden en de werksters. HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen

Art. 3.Om het innen en het betalen van de eindejaarspremie te verzekeren werd in de schoot van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de sector elektriciens" een afdeling eindejaarspremie opgericht die de verantwoordelijkheid draagt voor de haar toegewezen materies en werd een Coördinatiecel opgericht die onder meer instaat voor het voorbereiden van het betalen van de eindejaarspremie en voor de administratieve afhandeling van de dossiers eindejaarspremie. HOOFDSTUK III. - Financiering

Art. 4.§ 1. Alle werkgevers storten via de diensten van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en dit per kwartaal, 7,80 pct. van de brutolonen aan 108 pct. van hun werklieden, verhoogd met de patronale bijdrage aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. § 2. Enkel wanneer de gecumuleerde reserves van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de sector der elektriciens", voor de eindejaarspremie, 1.250.000,00 EUR overschrijden kan deze basisbijdrage verleend worden, evenwel nooit lager dan 7,70 pct. § 3. Rekening houdend met de verschuldigde patronale bijdrage aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheidsbijdrage bepaalt de raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid per kwartaal de totale bijdrage die door de werkgevers verschuldigd is. HOOFDSTUK IV. - Doel van de raad van bestuur in het fonds voor bestaanszekerheid

Art. 5.Het fonds voor bestaanszekerheid ontvangt de gestorte bijdragen van de werkgevers. De afdeling eindejaarspremie binnen het fonds voor bestaanszekerheid beheert deze bedragen op paritaire wijze.

Art. 6.De Coördinatiecel binnen het fonds voor bestaanszekerheid vervult alle administratieve modaliteiten en doet de noodzakelijke wettelijke inhoudingen betreffende de eindejaarspremie.

Art. 7.De Coördinatiecel draagt zorg voor de uitbetalingsprocedure van de eindejaarspremie.

Art. 8.De afdeling eindejaarspremie binnen het fonds voor bestaanszekerheid houdt de nodige administratiekosten, voor de financiering van zijn taak, op de gestorte bijdragen in, inclusief de werkingskosten voor de Coördinatiecel. HOOFDSTUK V. - Bedrag van de eindejaarspremie

Art. 9.Het fonds voor bestaanszekerheid betaalt aan de werklieden, die voldoen aan de modaliteiten bepaald in hoofdstuk VI - Toekenningsmodaliteiten - een eindejaarspremie uit van 8,33 pct. op hun brutoloon tijdens de referteperiode in de sector. HOOFDSTUK VI. - Toekenningsmodaliteiten Afdeling 1. - Anciënniteitsvoorwaarde

Art. 10.De eindejaarspremie wordt aan de werklieden toegekend die op 30 juni van het beschouwde jaar sedert ten minste 65 werkdagen of gelijkgestelde dagen op hun actief hebben in een onderneming uit de sector.

De dagen van arbeidsonderbreking ingevolge jaarlijkse vakantie, een ongeval, arbeidsongeval (de periode van gewaarborgd loon waarvoor geen Rijksdienst voor Sociale Zekerheid-bijdragen worden geïnd), beroepsziekte, gewone ziekte, tijdelijke werkloosheid en palliatief verlof komen in aanmerking voor de berekening van de anciënniteitsvoorwaarde. Afdeling 2. - Berekening eindejaarspremie

Art. 11.De dagen van arbeidsonderbreking ingevolge een ongeval, arbeidsongeval (na de periode van gewaarborgd loon waarvoor geen Rijksdienst voor Sociale Zekerheid-bijdragen worden geïnd), beroepsziekte, gewone ziekte, gedeeltelijke of tijdelijke werkloosheid en palliatief verlof komen in aanmerking voor de eindejaarspremie.

Het maximum aantal aldus gelijkgestelde dagen dat in aanmerking genomen wordt, wordt bepaald op een derde van het aantal gepresteerde dagen tijdens de referteperiode.

Onder "gepresteerde dagen" wordt verstaan : de dagen die betaald worden ingevolge de wetgeving en in uitvoering van alle toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten.

In geval van schorsing van de overeenkomst voor zwangerschaps- en bevallingsrust worden vijftien weken gelijkgesteld.

Art. 12.Genieten de premie naar rata van de geleverde prestaties gedurende de referteperiode : - de werklieden die tijdens de referteperiode minder dan één jaar dienst hebben, doch meer dan 65 werkdagen of gelijkgestelde dagen in het personeelsregister van een onderneming ingeschreven zijn; - de werklieden die tijdens de referteperiode één of meerdere contracten hebben van bepaalde duur, waarbij de globale duur minstens 65 werkdagen of gelijkgestelde dagen bedraagt. De minimumperiodes van 65 werkdagen of gelijkgestelde dagen worden bij elkaar gevoegd om op die manier tot de uitbetaling van één eindejaarspremie te komen; - de werklieden die de onderneming vrijwillig verlaten; - de werklieden die ontslagen worden, met uitzondering van werklieden die ontslagen worden om dringende reden; - de werklieden waarvan het contract beëindigd wordt wegens redenen van overmacht.

Art. 13.Ontvangen een volledige premie : - de werklieden die ontslagen worden omwille van brugpensioen; - de werklieden die met pensioen gaan; - de rechthebbenden van een overleden werkman. Onder rechthebbende wordt verstaan de fysische persoon die de begrafeniskosten gedragen heeft.

Art. 14.Voor de toepassing van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst dient onder referteperiode te worden verstaan : de periode van twaalf maanden van 1 juli van het vorige kalenderjaar tot en met 30 juni van het lopende kalenderjaar. HOOFDSTUK VII. - Uitbetaling van de eindejaarspremie

Art. 15.De Coördinatiecel berekent individueel de eindejaarspremie.

Om gedeeltelijk de administratiekosten te dekken, zal het fonds voor bestaanszekerheid op de basispremie een administratieve inhouding toepassen ten belope van 8 pct., met een maximum van 61,97 EUR. De basispremie verminderd met de administratieve inhouding wordt beschouwd als de bruto premie. Op de aldus berekende brutopremie past de raad van bestuur vervolgens de geldende reglementering toe inzake afhouding voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en bedrijfsvoorheffing.

Art. 16.De Coördinatiecel stelt een eindejaarsfiche op met vermelding van de berekening van de eindejaarspremie, zoals omschreven in artikel 15.

Art. 17.De raad van bestuur van het fonds voor bestaanszekerheid bepaalt de modaliteiten van betaling, die gebeurt vóór 31 december volgend op het einde van de referteperiode op basis van de op dat moment beschikbare loongegevens.

Art. 18.De bij een representatieve werknemersorganisatie aangesloten werklieden kunnen na overhandiging van een deel van de fiche de administratieve inhouding, waarvan melding in artikel 15, bij hun organisatie recupereren. HOOFDSTUK VIII. - Saldo na uitbetaling van de eindejaarspremie

Art. 19.De modaliteiten van de aanwending van het eventuele saldo, na uitbetaling van de eindejaarspremie, wordt vastgesteld door de raad van bestuur van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de sector van de elektriciens". HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen

Art. 20.Het fonds voor bestaanszekerheid verzekert middels de financiering voorzien in zijn statuten, in ieder geval de bij artikel 9 bedoelde eindejaarspremies aan alle regelmatig in het personeelsregister ingeschreven werklieden van de in artikel 1 bedoelde werkgevers.

Art. 21.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 8 oktober 2002, gesloten in het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie, betreffende de eindejaarspremie algemeen regime, geregistreerd onder het nummer 64920/CO/149.01 op 3 januari 2003. § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2003 en is gesloten voor onbepaalde duur.

Zij kan door één van de partijen, ten vroegste op 1 januari 2005 worden opgezegd met een opzegging van zes maanden bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 4 mei 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

^