gepubliceerd op 30 juni 1999
Koninklijk besluit tot wijziging, wat de studentenarbeid betreft, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders
4 JUNI 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging, wat de studentenarbeid betreft, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 2, § 1, 4°;
Gelet op het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 17bis, vervangen bij het koninklijk besluit van 24 juni 1991, en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 augustus 1997 en 2 juni 1998;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 22 januari 1999;
Gelet op het advies van de Nationale Arbeidsraad, gegeven op 27 april 1999;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat maatregelen onverwijld moeten getroffen worden om een praktijk tegen te gaan die sommige werkgevers hoe langer hoe meer toepassen, die erin bestaat een beroep te doen op uitzendarbeid om onrechtmatig van het voordeel van artikel 17bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 te kunnen genieten, wat aanleiding geeft tot ongelijkheid tussen de werkgevers;
De dringende noodzakelijkheid is bijgevolg gemotiveerd door het feit dat onderhavige bepalingen, die uitwerking geven aan dit voornemen, in werking moeten treden op 1 juli 1999, datum waarop de volgende zomervakantie in de scholen van start gaat, tijdens dewelke zij van toepassing worden en dat het noodzakelijk is dat de Rijksdienst voor sociale zekerheid en de betrokken werkgevers onverwijld alle zekerheid moeten bekomen over de toepassing van deze maatregel, aangezien de Rijksdienst voor sociale zekerheid over de nodige tijd moet beschikken om de werkgevers daarover in te lichten en de uitzendbureau's de nodige maatregelen moeten treffen ten aanzien van de gebruikers;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 18 mei 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 17bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, vervangen bij het koninklijk besluit van 24 juni 1991, en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 augustus 1997 en 2 juni 1998, wordt aangevuld met de volgende lid : « Wordt niet onttrokken aan de toepassing van de wet, de student die tewerkgesteld is door een uitzendbureau en die ter beschikking gesteld is van een werkgever die deze student heeft tewerkgesteld tijdens het aan de zomervakantie voorafgaande school- of academiejaar, waardoor de student onderworpen is geweest aan de wet. Een tewerkstelling gedurende de Kerst-en/ of Paasvakantie in het kader van een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten wordt niet in aanmerking genomen. Wordt evenmin onttrokken aan de toepassing van de wet, de student die aan de werkgever ter beschikking werd gesteld door een uitzendbureau tijdens het aan de zomervakantie voorafgaand school-of academiejaar. Een ter beschikking stelling gedurende de Kerst- en/ of Paasvakantie wordt niet in aanmerking genomen. »
Art. 2.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1999.
Art. 3.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 juni 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN