gepubliceerd op 26 juni 1999
Koninklijk besluit betreffende de minnelijke schikking bij inbreuken op de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren
4 JUNI 1999. - Koninklijk besluit betreffende de minnelijke schikking bij inbreuken op de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren, inzonderheid op artikel 9bis ingevoegd bij de wet van 11 april 1999;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de wet van 11 april 1999 houdende wijziging van de voornoemde wet van 9 maart 1993 op 1 juli 1999 in werking treedt, en door de noodzaak dat dit besluit, dat een snelle en doeltreffende bestraffing van de verboden handelingen toelaat, zo spoedig mogelijk wordt bekendgemaakt en tegelijk met voornoemde wet in werking treedt, teneinde de volledige doeltreffendheid te waarborgen van de aldus gewijzigde wetgeving op de huwelijksbureaus;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 12 mei 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De processen-verbaal houdende vaststelling van inbreuken bedoeld bij de artikelen 10, 11 en 12 van de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren en opgemaakt door de ambtenaren aangesteld door de Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren, worden overgezonden aan de directeur-generaal van het Bestuur Economische Inspectie van het Ministerie van Economische Zaken.
Art. 2.De bedragen die bij wijze van minnelijke schikking in de zin van artikel 9bis van dezelfde wet ter betaling worden voorgesteld aan de overtreder, mogen niet lager zijn dan 2 500 frank, en niet hoger dan : - vijf miljoen frank voor de inbreuken bedoeld in artikelen 10 en 12 van de wet, - vijfhonderdduizend frank voor de inbreuken bedoeld in artikel 11 van de wet.
Bij samenloop van verscheidene van deze inbreuken worden de sommen samengeteld waarbij het totale bedrag tien miljoen frank niet mag overschrijden.
Art. 3.Vooraleer het voorstel tot betaling toe te zenden aan de overtreder wordt hem een afschrift van het proces-verbaal waarbij de inbreuk wordt vastgesteld, ter kennis gebracht bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs en dit uiterlijk de dertigste dag na de datum van het proces-verbaal.
Art. 4.Elk voorstel tot betaling wordt, vergezeld van een stortings- of overschrijvingsformulier, binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum van het proces-verbaal, aan de overtreder toegezonden bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs.
Het voorstel vermeldt de termijn waarbinnen de betaling moet worden gedaan. Deze termijn is ten minste acht dagen en ten hoogste drie maanden.
Art. 5.Indien geen voorstel tot betaling wordt gedaan binnen de termijn bepaald in artikel 4, eerste lid, wordt het proces-verbaal uiterlijk bij het verstrijken van die termijn overgezonden aan de procureur des Konings.
Art. 6.Bij niet-betaling binnen de termijn vermeld in het voorstel tot betaling, wordt het proces-verbaal overgezonden aan de procureur des Konings.
Art. 7.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1999.
Art. 8.Onze Minister van Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 juni 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, E. DI RUPO