gepubliceerd op 20 augustus 2004
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2003, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, betreffende de invoering van nieuwe arbeidsstelsels in de sub-sector voor verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten
4 JULI 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2003, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, betreffende de invoering van nieuwe arbeidsstelsels in de sub-sector voor verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het vervoer;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2003, gesloten in het Paritair Comité voor het vervoer, betreffende de invoering van nieuwe arbeidsstelsels in de sub-sector voor verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 juli 2004.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het vervoer Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2003 Invoering van nieuwe arbeidsstelsels in de sub-sector voor verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten (Overeenkomst geregistreerd op 13 januari 2004 onder het nummer 69291/CO/140.05) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het vervoer en behoren tot de subsector voor de verhuisondernemingen, de meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten alsook op hun werklieden. § 2. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt bedoeld onder : « verhuizing » : elke overbrenging van installaties van de ene plaats naar de andere, onder meer : privé, kantoren, magazijnen, werkplaatsen, beurzen, fabrieken, tentoonstellingen, enz... met inbegrip van alle begeleidende werkzaamheden, zoals inpak, uitpak, monteren, demonteren zonder dat deze opsomming limitatief is; « meubelbewaring » : de opslagplaatsen voor meubelen en andere voorwerpen die dezelfde of gelijkaardige speciale bewaringsinstallaties vergen; « aanverwante activiteiten » : elk goederenvervoer dat het gebruik vereist van voertuigen die speciaal uitgerust zijn zoals voor het vervoer van meubelen en om de beschadiging tijdens het vervoer te voorkomen van diverse goederen zoals nieuwe meubelen, kunstvoorwerpen, elektrische huishoudapparaten, archieven, enz...; « voertuigen speciaal uitgerust voor het vervoer van meubelen » : elk voertuig met vast of beweegbaar koetswerk, niet buigzaam, waterdicht, binnenin voorzien van vastsnoeringsmateriaal, van een stuwinrichting, behoorlijk gebouwd voor het vervoer van verhuizingen en uitgerust met klein stuw- en beschermingsmaterieel, zoals dekens, kisten, elk ander soortgelijk materieel, enz... § 3. Onder « werklieden » wordt bedoeld : de werklieden en werksters. HOOFDSTUK II. - Juridisch kader en motivering
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van het protocol akkoord van 2003-2004.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft tot doel aan de onder artikel 1 bedoelde werkgevers de mogelijkheid te bieden nieuwe arbeidstijdstelsels in te voeren in het kader van de wet van 17 maart 1987 betreffende de invoering van nieuwe arbeidstijdstelsels (Belgisch Staatsblad van 12 juni 1987) en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 42 gesloten in de schoot van de Nationale Arbeidsraad.
De beoogde flexibiliteit moet de in artikel 1 bedoelde ondernemingen toelaten hun werkzaamheden te optimaliseren en beter te beantwoorden aan de behoeften van de markt. Met de aansluitende bedoeling de tewerkstelling op peil te houden, zal de tewerkstelling in de sector jaarlijks door het « Sociaal Fonds Verhuizingen » worden geëvalueerd volgens een procedure die zal worden vastgelegd door de beheerraad van het sociaal fonds.
Wat de bepalingen « arbeidstijd », « diensttijd » en de duur ervan betreft, wordt verwezen naar het koninklijk besluit van 12 april 1988 betreffende de arbeidsduur van het personeel tewerkgesteld bij onder artikel 1 bedoelde werkgevers, evenals naar de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 december 1988 met betrekking tot de arbeidsduur. HOOFDSTUK III. - Toegelaten afwijkingen aan wettelijke en conventionele bepalingen
Art. 3.De gemiddelde wekelijkse arbeidsduur bedraagt 38 uren, zoals voorzien in de normale uurregeling van het bedrijf, die opgenomen is in het arbeidsreglement.
Art. 4.In de onderneming kunnen nieuwe arbeidstijdstelsels ingevoerd worden die gelijktijdig kunnen voorzien in : a) een dagelijkse arbeidstijd van maximum 10 uren;b) een wekelijkse arbeidstijd van maximum 50 uren;c) een dagelijkse diensttijd van maximum 14 uren per dag;d) een wekelijkse diensttijd van maximum 65 uren per week;e) zondagarbeid, zonder de verplichting van de werkgever om toelating van het paritair comité te vragen zoals voorzien in artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 december 1988 betreffende de arbeidsduur in de sector « verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten », algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 14 augustus 1989, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 13 september 1989;f) de termijn binnen dewelke de compenserende, onbezoldigde, rusttijd voor zondagarbeid moet toegekend worden.Deze termijn bedraagt maximum 8 weken; g) arbeid op feestdagen, zonder de verplichting van de werkgever om toelating van het paritair comité te vragen zoals voorzien in artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 december 1988 betreffende de arbeidsduur in de sector « verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten », algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 14 augustus 1989, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 13 september 1989.
Art. 5.De prestaties op zon- en feestdagen kunnen niet worden opgelegd en gebeuren op basis van vrijwilligheid, behoudens in geval van overmacht of dreigend ongeval.
Art. 6.Het gebruik van de flexibele arbeidsregeling kan tot gevolg hebben dat een dag die volgens de normale uurregeling een rustdag is, een werkdag wordt (bij voorbeeld een zaterdag). HOOFDSTUK IV. - Algemene beginselen
Art. 7.De referteperiode waarbinnen de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur gerespecteerd moet worden, neemt een aanvang op 1 april en eindigt op 31 maart van het jaar volgend. Bij instap van het nieuw arbeidstijdstelsel in de loop van de referteperiode, wordt de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur gerespecteerd vanaf de aanvang van de nieuwe arbeidsregeling, pro rata tot 31 maart eerstkomend.
Art. 8.Ten einde te vermijden dat teveel extra uren in de loop van het jaar ontstaan, mag in de loop van het refertejaar een krediet van 65 extra uren nooit worden overschreden.
Art. 9.Het nieuwe arbeidstijdstelsel stelt de werkgever niet vrij de Europese Verordening 3820/85 met betrekking tot de rij- en rusttijden voor chauffeurs na te leven. HOOFDSTUK V. - Wijziging van het arbeidsreglement
Art. 10.Voor zover de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden nageleefd, dient het nieuwe arbeidstijdstelsel te worden opgenomen als bijlage bij het arbeidsreglement van de onderneming.
Deze opname kan ten vroegste uitwerking hebben vanaf de datum waarop deze gesloten collectieve arbeidsovereenkomst door de Griffie van de Dienst van de Collectieve Arbeidsbetrekkingen is geregistreerd.
Art. 11.De wijziging van het arbeidsreglement ingevolge de invoering van het nieuwe arbeidstijdstelsel wordt ter kennis van werklieden en werksters gebracht in overeenstemming met de wettelijk voorgeschreven procedure, zoals voorzien in artikel 15 van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen (Belgisch Staatsblad van 5 mei 1965). HOOFDSTUK VI. - In het kader van het nieuw arbeidstijdstelsel tewerkgestelde werklieden
Art. 12.De in het kader van het nieuw arbeidstijdstelsel tewerkgestelde werklieden moeten voltijds tewerkgesteld zijn.
Art. 13.De werkgever moet aan de in het kader van het nieuw arbeidstijdstelsel tewerkgestelde werklieden afleveren : a) de verhuizerskaart voorzien bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 april 1978, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 19 juli 1978 (Belgisch Staatsblad van 14 september 1978);b) het prestatieblad voorzien bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 december 1988 betreffende de arbeidsduur in de sector « verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten », bekrachtigd bij koninklijk besluit van 14 augustus 1989 (Belgisch Staatsblad van 13 september 1989);c) de loonfiche voorzien bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 december 1988 betreffende de arbeidsduur in de sector « verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten », bekrachtigd bij koninklijk besluit van 14 augustus 1989 (Belgisch Staatsblad van 13 september 1989). De tachograafgegevens gelden eveneens als registratiebasis. HOOFDSTUK VII. - Termijn van voorafgaande mededeling
Art. 14.Indien de werkgever het nieuw arbeidstijdstelsel volgens artikel 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst wil toepassen, zal hij de betrokken werklieden minstens 24 uren op voorhand op de hoogte brengen van het toepasselijk uurrooster, met vermelding van de aanvangsdatum, aanvangsuur en de vermoedelijke duur van de opdracht.
Wijzigingen mogen worden meegedeeld tot 12 uren voor de toepassing.
Art. 15.De werkgever moet deze kennisgeving bewaren gedurende een termijn van drie jaar te rekenen vanaf het einde van het kalenderjaar gedurende hetwelk dit uurrooster werd toegepast. HOOFDSTUK VIII. - Minimale arbeidsvoorwaarden
Art. 16.§ 1. Tijdens de door de collectieve arbeidsovereenkomst houdende invoering van een nieuw arbeidstijdstelsel vastgelegde referteperiode, werkt de werkman maximum 1 976 arbeidsuren, d.w.z. 38 uren x 52 weken = 1 976 arbeidsuren. § 2. Indien de werkman onder arbeidsovereenkomst van bepaalde duur is tewerkgesteld, wordt de maximale duur van zijn arbeidsprestaties bepaald door het aantal weken dat door de overeenkomst is gedekt te vermenigvuldigen met 38. § 3. Betreffende het jaar waarin het nieuw arbeidstijdstelsel wordt ingevoerd, wordt het maximum aantal arbeidsuren dat de werkman mag presteren vastgesteld door het aantal overblijvende weken van de referteperiode (= tot 31/3) te vermenigvuldigen met 38 uren. § 4. Voor de toepassing van deze bepaling, bevat de jaarlijkse arbeidsduur niet enkel de effectief gepresteerde arbeidsuren, maar ook de rustdagen bepaald bij de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen (Belgisch Staatsblad van 31 januari 1974), de door of krachtens een collectieve arbeidsovereenkomst vastgelegde rustdagen, de periodes van schorsing van uitvoering van de arbeidsovereenkomst bepaald in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978) en de bijkomende inhaalrustdagen toegekend in plaats van de uitbetaling van een overloontoeslag, zoals bepaald in artikel 29, § 4, van de arbeidswet van 16 maart 1971 (Belgisch Staatsblad van 30 maart 1971). § 5. Het nieuwe arbeidstijdstelsel moet minstens een prestatie van 4 uren per begonnen werkdag voorzien. § 6. De niet-gepresteerde uren waarvoor wel het loon werd uitbetaald in het kader van de wettelijk gegarandeerde arbeidsduur van 38 u/week, worden in mindering gebracht van de diensttijd boven de 38 u/week, maar met behoud van de regeling ter zake (aanwezigheidspremie, flexibiliteitspremie, overloon).
Art. 17.Bij ontstentenis van de kennisgeving vermeld in artikel 11 en medegedeeld overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk VII van deze collectieve arbeidsovereenkomst, blijft het uurrooster vermeld in het arbeidsreglement van toepassing.
Art. 18.Tijdens de door de collectieve arbeidsovereenkomst houdende invoering van een nieuw arbeidstijdstelsel vastgelegde referteperiode wordt de maximale diensttijd van de werkman bepaald op 2 964 uren, dit wil zeggen 57 uren x 52 weken = 2 964 uren, inclusief de gelijkgestelde dagen (o.a. ziekte, tijdelijke werkloosheid economische oorzaak, jaarlijkse vakantie, verlof om dwingende redenen,...) volgens artikel 16, § 4. Betreffende het jaar gedurende hetwelk het nieuw arbeidstijdstelsel wordt ingevoerd, wordt het maximum aantal diensturen van de werkman vastgesteld het aantal overblijvende weken tot het einde van de referteperiode (= tot 31 maart) te vermenigvuldigen met 57 uren.
Art. 19.Worden als overuren beschouwd die aanleiding geven tot de betaling van het overloon bepaald bij artikel 29, § 1, van de arbeidswet van 16 maart 1971, de uren boven de grenzen zoals bepaald in artikel 4, a), b), c) en d).
Art. 20.De aanvullende vergoeding gelijk aan de vergoeding voor het avondmaal wordt toegekend indien de diensttijd van de dag 12 uren overschrijdt. Deze vergoeding is niet cumuleerbaar met het voordeel voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2002 betreffende de verwijderings- en verblijfsvergoeding.
Art. 21.§ 1. De in het kader van het nieuw arbeidstijdstelsel tewerkgestelde werklieden genieten van een flexibiliteitspremie onder de voorwaarden vastgesteld door deze bepaling. § 2. De flexibiliteitspremie is verschuldigd voor alle diensturen boven de 38 uur/week die geen aanleiding geven tot uitbetaling van een overloon en die geen aanwezigheidstijd zijn. § 3. De flexibiliteitspremie bedraagt 2,44 EUR (waarde 1 november 2002) per uur.De flexibiliteitspremie evolueert op dezelfde wijze en op hetzelfde tijdstip als de verwijderingsvergoeding voorzien in artikel 14 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 december 1998 betreffende de arbeidsduur in de sector van de verhuisondernemingen, meubelbewaring en hun aanverwante activiteiten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 14 augustus 1989 (Belgisch Staatsblad van 13 september 1989). HOOFDSTUK IX. - Uitbetaling van het loon
Art. 22.Alle gepresteerde uren (arbeidstijd, aanwezigheidstijd, diensttijd) worden getotaliseerd op maandbasis. Op het einde van iedere loonperiode, betaalt de werkgever aan de werkman : a) het loon berekend op basis van de normale wekelijkse arbeidsduur of volgens de voorziene arbeidstijd per werkdag;b) het overloon met betrekking op de overuren zoals bepaald in artikel 19 van deze collectieve arbeidsovereenkomst;c) de flexibilitieitspremie verschuldigd krachtens artikel 21 van deze collectieve arbeidsovereenkomst;d) het loon met betrekking tot de uren van effectieve diensttijd, de zgn.aanwezigheidsuren die geen arbeidstijd zijn en die geen aanleiding geven tot overloon bij toepassing van artikel 19 van deze arbeidsovereenkomst.
Art. 23.Tijdens de periode dat een alternatieve uurregeling wordt toegepast, blijft de werknemer betaald op basis van de gewone uurregeling. Alle uitbetaalde, maar niet gepresteerde uren, worden in mindering gebracht van het totaal aantal uren van de volgende maand die boven de gemiddelde maandbasis van 38 uur/week werden gepresteerd, onafgezien de bepalingen van artikel 19 en artikel 21 onder hoofdstuk VIII. HOOFDSTUK X. - Geldigheidsduur
Art. 24.Deze arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2004 en is gesloten voor onbepaalde duur.
Zij kan door elk van de contracterende partijen worden opgezegd.
Deze opzegging moet minstens drie maanden op voorhand geschieden bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité van het vervoer, die zonder verwijl de betrokken partijen in kennis zal stellen.
De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van verzending van bovengenoemde aangetekende brief.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 4 juli 2004.
De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE